over het spreekwoord: het is al geen goud, wat er blinkt, No. 2, bl. 240 volg. Met de redeneringen van den Schrijver kunnen wij ons doorgaans vrij wel vereenigen. Dit laatste zeggen wij echter niet van No. 2, bl. 74, waar meesters met het godsdienstig onderwijs schijnt te willen wachten tot de volwassenheid.
Zoowel het eene als het andere boek verraadt (en dit mogen wij almede niet verzwijgen) eenen toeleg, om grappig te zijn; misschien het beste middel, om ook wezenlijke aardigheden te doen mislukken. Vandaar, dat geen klein gedeelte, inzonderheid van No. 2, geenen zachteren naam verdient, dan dien van laf, waartoe niet weinig medewerken oude, afgesletene anecdotes, als No. 1, bl. 55 volg. No. 2, bl. 30, en woorden als: jullie, hullie, bennen, niks, nouw, wat ben je mel, santeboetiek, enz. Maar daarbij blijft het nog niet. Wanneer men in No. 2, bl. 36, waar verhaald wordt, dat Oom piet met zijne moeder en zuster, water- en vuur-verkoopsters, den schouwburg bezoekt, leest: ‘Doch bij de opvoering van de Bruiloft van Kloris en Roosje liep het zoo glad niet af.’ (Gedurende de vertooning van gijsbrecht hadden zij zitten slapen.) ‘Dit stuk onze dames ongemeen bevallende, zoo werden zij nagenoeg ontembaar. Haar gelach, aan hetwelk zij nog eenigen steun gaven, door de vuisten in de zijden te stellen, deed de zaal weêrgalmen. Men zegt zelfs, dat het onder de loge, in welke zij zaten, lekte.’ (!!) Als dat geen bas comique in den superlativus is, hebben wij er geen verstand van.
Correctie en uitvoering verdienen lof. Phisica, No. 2, bl. 115, en typographische, l. topographische, ald. bl. 116, hopen wij, dat drukfouten zijn.
Ten slotte. Indien de Heer meesters zoo blijft achteruitgaan, als eene vergelijking van deze beide geschriften doet zien, dan bidden wij hem, - wien anders geene losheid in het schrijven kan ontzegd worden - de ontelbare menigte weinigbeduidende boeken niet te helpen vermeerderen; maar wanneer hij de les van horatius volgt en saepe stilum vertit, eer hij zijne opstellen uitgeeft, dan zullen wij de verrigtingen van Oom piet in den oorlog tegen de muitende Belgen, bladz. 258, (als gepensioneerd Kolonel?) zeker met ruimeren lof mogen aankondigen.
Boekbesch. |
No. VI, bl. 246, reg. 2 v.o. leze men: H'v. |
- |
- bl. 249, reg. 4: desumsisse. |
- |
- bl. 263, reg. 12: eckhel. |
Mengelw. |
No. IV, bl. 166, reg. 7: bevaarbaar. |
- |
No. V, bl. 197, reg. 24: hebben. |
- |
- bl. 198, reg. 17: gesproten. |