Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1848 (1848)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1848
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1848Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1848

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (28.12 MB)

XML (3.53 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1848

(1848)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 279]
[p. 279]

Jubelrede, ter gedachtenis van het vijftigjarig bestaan des Nederlandschen Zendelinggenootschaps; uitgesproken op den 19 December 1847, te Groningen, door C.H. van Herwerden, Chz., Theol. Doct. en Predikant. Uitgegeven ten voordeele van het Vrouwelijk Hulpzendelinggenootschap. Te Groningen, bij C.P. Meijer. 1847. In gr. 8vo. IV en 26 bl. f :-35.

Deze Jubelrede, gelijk men het van eenen van herwerden wachten kon, beantwoordt aan haren titel: want zij is in een' regt feestelijken toon gesteld, die zich echter vrijwaart van alles wat gezwollen en gekunsteld is; terwijl het hoofddoel van elke godsdienstige toespraak, de stichting der gemeente, de bevordering harer evangelische kennis en de ontvlamming van aller gemoed tot al wat edel en groot is, getrouw in het oog wordt gehouden. Gelijk de keus der gezongene dichtregelen uit de Evangelische Gezangen en Psalmen met de daaraan bijgezette meerdere plegtstatigheid, gelukkig is, zoo mag men dit ook van den tot motto bestemden en toch toereikend in zijn verband toegelichten tekst, Lukas X:21, eerste lid, getuigen: Te dier ure verheugde zich Jezus in den geest, toen Hem namelijk de uitgezonden zeventig leerlingen de gunstige gevolgen, ook hunner prediking, hadden medegedeeld.

De Heer van herwerden vestigt ons oog op den aard van het werk des Nederlandschen Zendelinggenootschaps, daarna op deszelfs grondbeginselen, vervolgens op de ontvangene ontwikkeling, eindelijk op de vruchten, die het gedragen heeft; zoodat ongekunsteld tevens zoo veel geschiedkundigs wordt medegedeeld, als tijd en plaats het gedoogden.

Mogelijk, waarschijnlijk zelfs, zijn er hier en daar jubelredenen gehouden van soortgelijke waarde en over hetzelfde onderwerp. Ook heeft de Schrijver zijn opstel niet uitgegeven, om zich roem te verwerven, daar hij te voren reeds gunstig genoeg bekend was; maar, op verzoek in het belang der zaak, heeft hij er in bewilligd, zijne Redevoering aan

[pagina 280]
[p. 280]

het vrouwelijk Hulpzendelinggenootschap af te staan. Wij verheugen ons over deze bewilliging, en verzoeken de aandacht onzer lezers op des Redenaars beantwoording eener tegenwerping, die nog al dikwerf tegen den arbeid der zendelingen gehoord wordt. Hij zegt, bl. 20 en 21: ‘'t Is waar, het werk was nieuw, en langen tijd, gelijk alle menschenwerk, ook wanneer het in hooger kracht ondernomen wordt, nog onvolkomen, en nog heden staat het, niet zonder grond, voor menige berisping bloot. Maar, ik bid u, Mijne Broeders, ware hier te lande ooit het Evangelie gebragt, indien het, ook zelfs naar de toenmalige gesteldheid der tijden, zoo volkomen mogelijk hier gebragt ware? En waren onze vaders niet even zoo wel Heidenen, als zij, tot wie ons Genootschap zijne Evangelieboden zendt? Wat inmiddels is met eene onvolmaakte prediking van dit land en volk geworden? Welk eene omkeering en herschepping? Onkenbaar is nu elk spoor van het oude; ondenkbaar, dat het ooit bestond! Langzaam is die hervorming voorwaarts gegaan; maar van de onvolmaakte prediking van het kruis, die een willebrord, een bonifacius, een ludger hier deden hooren, is toch de veranderde gedaante der zaken allereerst te voorschijn gekomen, waarin wij nu dankbaar juichen. Daarom, wie wachten wil met het Zendelingswerk te begunstigen, tot dat het, in alle deelen, aan zijne gestrenge eischen voldoe, die blijft met die begunstiging altoos [altijd?] achter.’ Enz.

Wegens het onmiskenbaar nuttige van het Zendelingswerk, in weerwil van het gebrekkige, waar het mede vermengd blijft, lazen wij, ofschoon het geen nieuws is, ook hier weder met ontroering, bl. 11: ‘Des te meer hield ons Zendelinggenootschap voortdurend zijne aandacht op de belangen ginds in het Oosten gevestigd. Geen jaar bijna, dat er niet eenige Broeders, tot de Evangeliedienst aldáár, uit Rotterdam vertrokken. Onze Staatsbestuurders [en zie hier wat ons trof] meenden evenwel, tot dus verre hun den toegang tot Java, die goudmijn voor Nederland, waar ook voor Evangelie-arbeid zoo veel zou te woekeren

[pagina 281]
[p. 281]

zijn, niet vrijelijk te mogen vergunnen. De tijd schijnt nog niet dáár te zijn, dat men het voorbeeld van Engeland durft volgen, hetwelk voor alle Evangelieboden zijn onmetelijk Indisch Rijk openstelt.’

Wij weten wel, dat men op Java den Mohammedanen, en vooral hunnen priesteren, geenerlei aanstoot wil geven; maar de oorlog met diepo negoro was toch geenszins het gevolg van de vreedzame Evangelieprediking, doch wel, zoo wij ons niet ten eenenmale vergissen, van de schending der heiligheid van een' harem, gepleegd door eenen ambtenaar of officier. Voor dergelijke inbreuken op de zeden des lands behoort men zich te wachten; maar het is niet te veel gevergd, als men voor de Christen-Zendelingen dezelfde regten vraagt, die ook aan de aanhangers van den Islam niet mogen worden geweigerd: de vrijheid namelijk tot verkondiging van hetgene zij gelooven waar te zijn, en de bescherming daarbij tegen alle aanranding van de zijde hunner tegenpartij. Het is deze vrijheid en die bescherming, welke wij inroepen voor allen; behoudens het regt der Overheid, om te waken, dat ook allen zich houden binnen de perken van gehoorzaamheid aan de Wetten van den Staat, die althans door de Protestantsche Zendelingen niet ligt zullen worden overtreden.

 

a.f. sifflé.

Middelburg,

Februarij 1848.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Vaderlandsche letteroefeningen


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over Claudius Henricus van Herwerden

  • over Alexander François SifflĂ©


datums

  • 19 december 1847

  • februari 1848