Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856 (1856)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.28 MB)

XML (3.71 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856

(1856)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Blikken in het Leven der Natuur. No. 5 en 6. Te Leeuwarden, bij G.T.N. Suringar. 1855. In 12mo. bl. 191-284. f :-20 per Nommer.

Ten vervolge van onze vroegere aankondiging der eerste vier Nommers van dit Tijdschrift (zie Vaderl. Letteroefeningen, 1855, bl. 629 en volgg.), willen wij nu ook met een enkel woord van de laatste twee Nommers van het Eerste Deeltje gewag

[pagina 375]
[p. 375]

maken. Deze dragen tot opschrift: Het menschelijk Ligchaam, en Spijsvertering en Voeding.

In het eerste worden de beenderen, peesweefsel, banden en spieren, het hart en de vaten, de watervaten, het bloed en het zenuwstelsel afzonderlijk behandeld. Veel en daaronder veel goeds, is er gewisselijk in deze bladen gezegd. Maar of de onkundige lezer, althans dezulke welke de Uitgever zich in het Prospectus dezer onderneming voorstelt, hierdoor eene juiste kennis van het menschelijk ligchaam zal verkregen hebben, meenen wij te mogen betwijfelen. Het stukje gaat eenigermate aan hetzelfde euvel mank als het vorige, namelijk, dat het in een klein bestek te veel wil geven, meer dan een ongeoefende verdragen kan. Echter moet het overigens niet met No. 4 op dezelfde lijn gesteld worden, want hetgeen van de deelen van het menschelijk ligchaam gezegd wordt, is over het algemeen juist, en slechts eene enkele maal treft men eene onnaauwkeurigheid aan; zoo als, b.v., op bl. 198, alwaar gezegd wordt: dat het vleesch uit fijne roode of geelroode vezels zamengesteld is, terwijl het integendeel bekend is, dat de roode kleur van het vleesch van ingemengd bloed afhankelijk is. - Het is geenszins ons doel het geheele stukje hier te ontleden en uitvoerig te beschouwen; maar wij kunnen toch daarvan niet afstappen zonder de opmerking, dat het over de vasa lymphatica (minder fraai watervaten genoemd) gezegde verre van duidelijk is, en dat men, voor weinig ontwikkelde lezers schrijvende, zonder voorafgaande verklaring niet spreken mag van organische en inorganische (juister: anorganische) bestanddeelen (bl. 194), prismatische gedaante (bl. 198), hefboom van den tweeden rang (bl. 203), okselholte (bl. 217) en dergelijke. Evenzoo gelooven wij niet dat het door iedereen begrepen zal worden, waar de S. de hoogst duistere quaestie van verband tusschen ziel en ligchaam op bl. 226 met de volgende woorden toelicht: ‘Want ofschoon ook in de vruchtbaar gemaakte kiem het beginsel der ziel verborgen ligt, zoo moet deze bezielde kiem toch eerst het gansche werktuig der hersenen doen ontwikkelen, opdat dit beginsel vrij worde en in werking kome.’ Of waar hij aan het einde van het stukje (bl.237) zegt: ‘Men kan zeggen dat de medelijdende zenuw’ (vreemde, misschien ál te letterlijke vertaling voor nervus sympathicus) ‘door de hersenen en het ruggemerg, als de bron van het zenuw-

[pagina 376]
[p. 376]

beginsel, als geladen kan worden, doch dat deze zenuw, eenmaal geladen, hare lading met haar zenuwbeginsel behoudt, en voortgaat met hetzelve volgens hare gewone werkdadigheid te doen uitstroomen, zelfs wanneer de verdere lading een tijd lang werd uitgesteld. Hierdoor verklaart men een gedeelte der verschijnselen van den slaap.’

Eindelijk betreuren wij het zeer, dat bij de overigens goede beschrijving van het hart, en van den omloop des bloeds geene figuren gevoegd zijn, waardoor deze veel beter begrijpelijk zouden geworden zijn.

No. 6, Spijsvertering en Voeding, is in het algemeen een goed geschreven stukje, dat wij met genoegen hebben gelezen. De beschrijving der wegen welke de spijzen in het menschelijk ligchaam doorloopen, en der veranderingen welke zij daarbij ondergaan, is duidelijk en goed, zoodat wij die gerustelijk kunnen aanbevelen. Hetzelfde mag gezegd worden van de Ademhaling, hoewel wij daarbij gaarne eenige cijfers hadden gevonden van de hoeveelheid lucht welke de mensch in een bepaalden tijd behoeft, in vergelijking met de voor andere zoogdieren benoodigde hoeveelheid.

Van meer belang nog rekenen wij het, dat in een volksboek, als het onderwerpelijke, de verkregen kennis zoo veel mogelijk worde toegepast, wanneer daartoe aanleiding bestaat. En waar was die aanleiding gemakkelijker te vinden dan hier, waar onmiddellijk van het gezegde had kunnen gebruik worden gemaakt, om het belang eener goede luchtverversching in onze woonhuizen en vertrekken aan te toonen? - Wij betreuren het daarom, niets van dit alles bij de ademhaling vermeld te zien, en hadden gaarne daarvoor het enkel woord aan het slot gemist, waarin gewezen wordt op de planten, als zuurstof-afscheidende werktuigen in de Natuur. Dit woord toch is te kort, dan dat de min kundige lezer het schoone van deze inrigting der schepping behoorlijk waardeeren zal.

Het overige van No. 6 bevat eene beschouwing der Zintuigen, wederom even goed en helder ontwikkeld als al het overige in dit Nommer. Afzonderlijk staat hier de Schrijver stil bij het werktuig van het gehoor, bij dat van het gezigt, van den reuk, van den smaak, en, eindelijk, bij het gevoel. - Wij hebben op die ontwikkeling geene aanmerkingen, dan alleen deze: dat het hoogst wenschelijk geweest ware, bij de

[pagina 377]
[p. 377]

beschouwing van het gehoor en het gezigt eenige afbeeldingen te geven, zonder welke de meest volkomen beschrijving nog altijd gebrekkig blijft.

Wat, eindelijk, de laatste Afdeeling, die der zoogenaamde inwendige Zintuigen, betreft, deze heeft ons minder bevallen, omdat zij ons voor de ‘Blikken’ minder geschikt toescheen, vooral ook, omdat daarin ‘het gevoel van het ware, schoone en goede’ tot de zintuigen gebragt, en met den lust tot eten, drinken, enz. op ééne lijn gesteld wordt. Dit zullen wij nimmer gedoogen. De mensch mag zich zijne waarde als zedelijk en redelijk wezen niet laten ontnemen, door ze met de dierlijke behoeften te doen gelijk stellen. - De Schrijver heeft het, blijkens zijne volgende ontwikkeling, ook zoo erg niet gemeend; maar toch moeten wij uitdrukkingen, als welke op bl. 279 voorkomen, in een volksboek afkeuren, omdat zij ligt verkeerd begrepen en daardoor gevaarlijk kunnen worden.

De Schrijver houde ons deze aanmerkingen ten goede, waarmede wij geenszins de waarde hebben willen verkleinen van het uitmuntende stukje, dat in de ‘Blikken’ eene waardige plaats bekleedt. Wij mogen, ook na de beschouwing van No. 5 en 6, onze vroegere betuiging herhalen, en de Blikken in het Leven der Natuur onzen lezers gerustelijk aanbevelen.

r.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken