Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856 (1856)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.28 MB)

XML (3.71 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856

(1856)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Van Druten en Bleeker's goedkoope Bibliotheek. - Veertig Jaren. Geschiedenis van den laatsten tijd. Vrij bewerkt naar het Hoogduitsch van K. von Rotteck, en anderen, door P. van Os. Tweede Deel. Te Sneek, bij van Druten en Bleeker. 1855. In post form. VIII en bl. 273-544. f 1-20.

Als wij een schip de haven zien uitloopen, is onze eerste vraag: waarheen is zijne bestemming? En terwijl wij het over den breeden waterspiegel, zien heenglijden, houden wij ons overtuigd, dat wetenschap en gezag, arbeid en gehoorzaamheid het te zijner tijd de haven zijner bestemming kunnen doen binnenloopen; wanneer deze krachten in overeenstemming werken, en door wind en weder begunstigd worden.

[pagina 451]
[p. 451]

‘Waarheen?’ is de vraag van onzen tijd, en men is met het antwoord verlegen. Dat springt in 't oog, wanneer men nagaat of Europa in de laatste veertig, of liever zeventig jaren op den goeden weg is geweest; of het gidsen heeft gehad, die ervaring en bekwaamheid met goede trouw paarden. Het zelfbewuste streven der meeste Europesche volken heeft geen ander doel dan om het bezit van vrijheid, regt en magt aan de enkelen, die er bezitters van zijn, te ontnemen, ten behoeve van allen. Men wil de ‘eenheid’ in de ‘alheid’, en wil de eerste door de laatste. Van 't streven om dat denkbeeld te verwezenlijken, is zelfs Engeland niet verschoond gebleven, dat land, met zijne harmonische zamensmelting van monarchale, aristokratische en demokratische bestanddeelen.

De wijze echter waarop men heeft getracht dit denkbeeld uit te voeren, heeft meer dan ééns gefaald. Misschien zal de worsteling die uitkomst verkrijgen, dat het Engelsch idée algemeen wordt, hetwelk de eenheid met de alheid vereenigt.

De geschiedenis, welke wij nu aankondigen, heeft die overtuiging in ons versterkt. De Schrijver vervolgt het tweede Hoofdstuk, dat de wereld- en vooral de Europesche geschiedenis van 1830 tot 1840 beschrijft. Hij beschouwt de politieke worsteling in zijn vaderland. Als hij ons de onlusten van Kassel, de bewegingen in Saksen, den Göttinger opstand, het Hambacher feest, en den onbezonnen aanslag te Frankfort afmaalt, wordt het ons duidelijk, dat de Duitschers niet door nevelen bedwelmd, maar zich nog niet bewust waren; althans nog niet wisten, wat zij wilden, en tevens dat de regerende Magten niets waagden met de besluiten van de Weener Conferentie uit te voeren en toe te passen: evenmin als ernst august, toen hij met eene krachtige hand door de Hanoversche Grondwet van 1833 de pen haalde. Gematigd is het oordeel des Schrijvers over de Keulsche quaestie, die voorlooper van dat met nieuwe krachten in 't leven getreden monster der onverdraagzaamheid en hiërarchie. Vlugtig behandelt hij de bewegingen der wijsbegeerte, ontstaan in de school van hegel, wel eens de grootste van Duitschlands wijsgeeren genoemd, misschien omdat hij stervend getuigde: ‘Van al mijne leerlingen heeft mij slechts één begrepen, en deze eene heeft mij verkeerd begrepen (missverstanden).’

[pagina 452]
[p. 452]

Vervolgens geeft de Schrijver een overzigt over de beweging in Engeland voor en tegen de Parlements-hervorming; de vrijlating der slaven; en de woelingen in Ierland, tot dat Sir robert peel zijn naam in de handelswetgeving met onsterfelijkheid kroont.

In Spanje en Portugal worden wij op het bloedig tooneel van den burgerkrijg geroepen, die eindigde: in Portugal met de verjaging van Don miguel: in Spanje, na eenen zevenjarigen met wreedheid gevoerden oorlog, met de uitwijking van Don carlos, en de ontzetting der staatzuchtige maria christina als regentes. De Schrijver verhaalt, maar beoordeelt minder. Hij geeft feiten, die luide spreken en oordeelen tevens over den staat van ontwikkeling op het Pyrenesche schiereiland. Uit de voorstelling der gebeurtenissen en handelingen van het volk in zijne leiders en regenten blijkt genoegzaam, dat Spanje in die dagen althans - en wij gelooven niet dat het nu beter is - nog te ver verwijderd was van de ware vrijheid des geestes, om wezenlijk genot te hebben van politieke vrijheid, regtsbezitting, en magt.

De geschiedenis van Frankrijk, sedert de oprigting van den Julij-troon, die voor barikaden instortte gelijk hij achter barikaden was geïmproviseerd, geeft ons de worsteling te aanschouwen van het streven om vrijheid, regt en magt tot een algemeen goed te maken. Jammer, wanneer wij ons daarbij hebben te beklagen, dat de blinde hartstogt het gezond verstand de banier uit de hand rukt en haar door het slijk sleurt. Wij zijn er getuigen van als te Parijs, Lyon, en elders de oproervaan wordt ontrold, en de politieke dweeperij hare helsche werktuigen tegen het vorstelijk hoofd doet losspringen. En als dan nog bovendien het St. Simonisme en het Communisme, zedelijken onzin tot een grondslag van een nieuw paradijs legt, en het gezond verstand bespot, met de belofte dat het water der Zee in limonade zal herschapen worden, zoo als fourier verzekerde, dan is de vrees niet ongegrond, dat deze dweeperij tot eene krankzinnigheid is overgeslagen, die een despotieken Keizer tot geneesmeester noodig heeft. Wij willen niet tot hen gerekend worden die beweren dat onze maatschappelijke instellingen, voor zoo ver het punt van eigendom en bezit aangaat, niet voor herziening vatbaar zouden

[pagina 453]
[p. 453]

zijn; maar wie de eenheid van het huisgezin aantast en uit elkander rukt, is een hervormer die de menschen tot dieren maakt. Hoe vreemd het schijne, als men zulke dwazen ijveren ziet om hunnen onzin in het leven in te voeren, vindt men in de gruwelen des oorlogs nog meer menschelijkheid dan in den vrede door die apostelen beraamd. Uit dien poel van waanzin voert ons de Schrijver naar de Afrikaansche kust. Wordt daar de triomf der beschaving gevierd? Het zij zoo; maar hoe schitterend de krijgsbedrijven zijn, wij zijn wars van 't strijden, en gruwen van lauweren met bloed bespat.

Met gespannen aandacht zal men het verhaal der Oostersche aangelegenheden, zoo wel in Egypte en Syrië als in Hooger Azië, lezen, waarbij de roerselen der Europesche staatkunde worden opengelegd. Wij zouden te veel ruimte behoeven, om den Schrijver op den voet te volgen. Alleen verklaren wij dat hij, hier gelijk overal, zich door gematigdheid laat besturen. Nergens treedt hij op als partijman. De vrucht daarvan is, dat zijne geschiedenis niet lijdt aan scheeve of eenzijdige voorstellingen.

Zien wij aan den eenen kant den gelukkigen voortgang der Westersche beschaving in Indië, wij hebben niet minder stof om de handelwijze van Engeland op het gebied des koophandels af te keuren, dat China den oorlog aandoet, wijl 't den invoer te keer gaat van een vergif door Britsche baatzucht gekweekt. Zóó is de Brit: hij smokkelt den opium binnen en legt er een Bijbel naast! Men zou 't voor laster houden, als 't niet door feiten gestaafd ware. Als China den opium verbant, om de zedelijkheid zijns volks te redden, grijpt Albion naar het zwaard!

Aan het slot van het tweede Hoofdstuk worden de nederzetting van brooke op Borneo, de lotgevallen van de Kaap-Kolonie, de strijd met de Kaffers, en de uitwijking en vrijverklaring der Hollandsche Boeren verhaald.

Het derde Hoofdstuk bevat de geschiedenis van 1840 tot het beruchte jaar 1848. De eerste drie paragraphen verplaatsen ons in Engelsch Amerika, in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, en op Haïti; dat Eldorado van het Negerbestuur. Wij verlangen naar het vervolg, en bevelen het werk onzen lezers aan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken