Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856 (1856)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.28 MB)

XML (3.71 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856

(1856)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Wenken en Voorschriften omtrent de verpleging van jonge Kinderen, voor moeders en allen, die in hunne goede verzorging naar ligchaam, ziel en geest, belang stellen. Door C.H. Zieller. Naar de derde Hoogduitsche uitgave. Te Amsterdam, bij W.H. Kirberger. 1856. In gr. 12mo. 94 bl. f :-60.

Aan het boekje onder bovenstaanden titel in het licht verschenen, is niet alleen een bekwame, hoewel ongenoemde Vertaler te beurt gevallen, maar ook de Uitgever heeft voor een netten en belangrijken vorm gezorgd; zoodat het hierom welligt reeds vele koopers en lezers gevonden zal hebben. Dat het echter vooral voor lezeressen en moeders bestemd is, en voor allen, aan wie de verpleging en opvoeding van jonge kinderen is aanbevolen, volgt uit den aard der zaak. Of het boeksken evenwel, bij het volbrengen dier gewigtige taak, tot een veiligen gids verstrekken kunne, mag naar ons inzien betwijfeld worden. De voorschriften, die, in het eerste hoofdstuk, aangaande de verpleging der jonge kinderen naar het ligchaam gegeven worden, zijn veel te onvolledig om aan het doel te kunnen beantwoorden. Om zich hiervan te overtuigen, leze men b.v. wat er in § 8 en 11 over het zogen der kinderen, over het vervangen der moedermelk door ander voedsel, en over de voeding der kinderen gedurende en na het spenen, gezegd wordt. Zoo zal men ook veel moeten afdingen op de doelmatigheid van het in § 18 gegeven voorschrift: ‘Van den eersten dag af, moet het kind dagelijks éénmaal een bad hebben. Dit geschiedt in de eerste drie maanden in matig warm water, daarna wekelijks drie of vier maal in laauw, eindelijk in koud water.’ Gelijk dit voorschrift veel te onbepaald is, en op geene toereikende wijze in de bijzonderheden nader om-

[pagina 761]
[p. 761]

schreven wordt, zoo geldt hetzelfde van de meeste andere tot de zorg voor het ligchaam betrekkelijke raadgevingen. Verreweg het grootste deel van het boekje is daarentegen toegewijd aan ‘de verpleging der jonge kinderen naar de ziel,’ en aan hunne ‘verzorging naar den geest,’ hetgeen ons minder eigenaardig voorkomt, dewijl de zorg voor het ligchaam bij jonge kinderen wel steeds hoofdzaak zal moeten blijven. Daarenboven komt het ons voor, uit hetgeen over onderwijs en vermaning, over afschrikking en bestraffing, en over sommige andere onderwerpen gezegd wordt, dat de Schrijver niet altijd slechts jonge kinderen op het oog had. Ook zou de gewone onderscheiding tusschen de verstandelijke en zedelijke vorming der kinderen boven de door den Schrijver gevolgde verdeeling de voorkeur verdiend hebben, dewijl slechts weinige lezeressen de door den Auteur in § 64 gegeven karakteristiek van de ziel en den geest behoorlijk zullen verstaan. Die zaak is evenwel van ondergeschikt belang en zou op zich zelf de waarde van het boekje niet verminderen, zoo slechts het geheele geschrift een minder mystieken geest ademde. Om de gegrondheid dezer aanmerking te doen blijken, zouden wij ons op de keuze der Bijbelteksten, waarmede het geheele boekje als doorweven is, beroepen kunnen, doch willen liever, tot staving van ons oordeel, enkele plaatsen in haar geheel mededeelen. Meenende dat deze geene nadere toelichting behoeven zullen, willen wij daarmede tevens onze aankondiging, die wij wenschten dat gunstiger had kunnen zijn, besluiten. ‘De aantrekkelijkste voorwerpen der opmerkzaamheid zijn de levenden, - menschen en dieren. Die brenge men voor de oogen der kinderen, gelijk dit God zelf bij adam deed in het Paradijs, en leere hen van deze de eerste beginselen der spraak (bl.54).’ - ‘Men make van iedere geschikte gelegenheid gebruik om de kinderen in de nabijheid van en in persoonlijke gemeenschap met een wedergeboren mensch of kind van God te brengen, b.v. dat hij voor hen bidde, hen zegene enz. (bl.76).’ - ‘Een kind kan niet verbeterd worden, aleer God, de Heer, het zijne zonden ontdekt en vergeeft. Daarom is het dwaling en misleiding, als men tot een kind zegt: Beloof mij dat gij u zult verbeteren! Kan een kind, dat in het water is gevallen, zich er zelf uittrekken? (bl. 90).’ - ‘Ook vermaningen hebben de kinderen noodig. Maar - het vermanen leert men slechts door de werking van den goeden Geest Gods. - Ook moet men

[pagina 762]
[p. 762]

wachten, tot dat men rustig en kalm kan spreken; want het is nog steeds zoo als eenmaal op Horeb, waar de Heer niet in het onweer, niet in den storm, niet in het vuur, maar in het zachte en stille ruischen der koelte voorbijging (bl. 102).’ - ‘Zoodra het werk des Heiligen Geestes in het kinderhart begint, zoodra het kind meer en meer in den genadestaat wast, en meer een kweekeling van den Heiligen Geest wordt, des te minder heeft het uitwendige en tijdelijke belooningen noodig enz. (bl. 121).’ - ‘Hoe minder inwendige bestraffing, hoe minder bestraffing door den Heiligen Geest, een kind ondervindt en daarvoor vatbaar is, des te meer behoefte heeft het aan uitwendige bestraffing. Hoe meer een kind door het vleesch wordt beheerscht, des te meer zinnelijke straf heeft het noodig, enz. (bl. 129).’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken