Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856 (1856)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.28 MB)

XML (3.71 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856

(1856)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 201]
[p. 201]

Mengelwerk.

Antikritiek.

In de Vaderlandsche Letteroefeningen, voor December 1855, No. XV, komt, op bl. 730, eene beoordeeling voor, van het werk, getiteld: ‘a. van de velde's Wonderen des Allerhoogsten, zigtbaar in Nederlands Geschiedenis. Op nieuw uitgegeven door Jhr. Mr. a.m.c. van asch van wijk’.

Aan het slot dier beoordeeling vindt men over de zoogenaamde dubbele ebbe niet alleen wat van de velde er van zegt, maar ook verschillende beschouwingen van andere Schrijvers over dat onderwerp opgegeven.

Ware de Heer van asch van wijk of de Beoordeelaar bekend geweest met de waarnemingen in de nagemelde wetenschappelijke Instelling in ons Vaderland, dan zou de een die dubbele ebbe niet meer als een wonder hebben voorgesteld, of de ander had hém en 't publiek eenvoudig te regt kunnen wijzen. Om die redenen vestigen wij er thans de aandacht op.

Die Instelling is het Meteorologisch Observatorium te Helder; aan het hoofd waarvan staat de kundige Heer c. van der sterr, Opzigter van den Waterstaat. - Behalve eene menigte andere even bezienswaardige instrumenten, zal de bezoeker ongetwijfeld het meest geboeid worden door zelfregistrerende windkracht-, windrigting- en getij-meters. De laatste geeft kromme lijnen op een papier aan, die de wijze van het rijzen en vallen des zeewaters voorstellen. Den bezoeker wordt, met de heuschheid die den Heer van der sterr eigen is, verder gewoonlijk medegedeeld, dat, op den 26sten Februarij 1853, dit werktuig eene ebbe heeft aangeteekend die 11 uren en 41 minuten heeft geduurd, alsmede, dat op den 21sten Julij 1672 een dergelijk buitengewoon langdurig getij is voorgekomen.

De lezer kan nu, naar verkiezing, de twaalf-urige ebbe van 1672 al of niet als een wonder beschouwen; wij doen dat niet. Wij houden het er voor, dat zulke storingen in den duur der getijen, even als alles in de Natuur, aan wetten onderworpen zijn; en dat dit ons gevoelen door andere meer kundige mannen gedeeld wordt, bewijzen de meteorologische en andere waarnemingen, die men zoo veel mogelijk tracht te vermenigvuldigen. Immers alleen daardoor is het mogelijk, om den

[pagina 202]
[p. 202]

aard van die wetten op te sporen; en heeft men zulk eene wet eenmaal uit tallooze, alle even naauwkeurig, gedane observatiën afgeleid, dan kan men volgens die wetten met grond voorspellen, welke weêrsgesteldheid, welke barometer-standen, welke thermometers-hoogten, welke standen van vloed en eb men op elken dag te wachten heeft.

Het voorgaande moge strekken, eensdeels om de hooge waarde van met juistheid gedane meteorologische of weerkundige waarnemingen te doen uitkomen; anderdeels om het bedoelde Observatorium, hetwelk in sommige opzigten eenig in ons land is, meer algemeen bekend te doen worden, en tot het bezoeken daarvan aan te sporen; en, eindelijk, om geene zaken als wonderen op te disschen, die dien naam niet verdienen.Ga naar voetnoot(*)

 

j.s.

voetnoot(*)
De Redactie dankt den Heer s. voor deze mededeeling; maar het komt ons voor dat zij niet volledig is, en ook het wonderbare in de zaak niet doet vervallen. Als de Heer van der sterr zegt: dat er op den 21sten Julij 1672 eene dubbele ebbe heeft plaats gehad, dan is de vraag: hoe ZEd. dat weet? Als hij 't weet uit berekeningen op wetenschappelijke waarnemingen gegrond, dán alleen heeft zijn zeggen eene bijzondere waarde boven dat van andere berigtgevers. Hij moet dan ook van méér dubbele ebben weten, dan alleen van die van 1672 en 1853, en 't zou dan voor velen belangrijk zijn te vernemen, in welke jaren méér ze zijn voorgekomen. Intusschen twijfelt wel niemand er aan of in 1672 die dubbele obbe heeft plaats gehad. - Maar of die dubbele ebbe tot de wonderen behoort, of tot de ongeregelde verschijnselen (als: aardbevingen, zeeschuddingen, enz.), of tot de geregelde verschijnselen op onzen aardbol moet gerekend worden, doet eigenlijk niet veel ter zake. Als men haar, gelijk de Heer s., onder de laatsten rangschikt, verandert dat nog niets aan het wonderbare. Dat wonderbare ligt in het zamentreffen van twee hoogst zeldzame gebeurtenissen. De dubbele ebbe, al komt zij, zoo 't schijnt, maar om de 180 jaren, houden wij voor zéér natuurlijk. Het besluit der gecombineerde Engelsche en Fransche vloten van 1672, om eene landing op onze kusten te doen, houden wij óók voor zeer natuurlijk. Maar wij houden 't dáárom nog niet voor zéér natuurlijk, dat de dubbele ebbe juist kwam toen die vloot wilde en kon landen; of, omgekeerd: dat de vloot wilde en kon landen juist op den (in 360 jaren) éénigen dag waarop de dubbele ebbe komen moest. Dat zamentreffen is 't wonderbare. Anderen mogen 't, des verkiezende, aan een blind geval toeschrijven - wij doen dat niet. Wij gelooven aan een Voorzienig wereldbestuur. Men moet - dat is volkomen waar - zaken die geene wonderen zijn, niet als wonderen ‘opdisschen’; maar, daarentegen, moet men ook niet verduisteren, wat inderdaad wonderbaar is.
w.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken