Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856 (1856)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.28 MB)

XML (3.71 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856

(1856)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Iets over de Chinchas-eilanden.

De Chinchas, regt tegenover Pisco in Peru gelegen, dat zelfs bij helder weder van daar zigtbaar is, zijn guano-eilanden, ten getale van drie, waarvan er een, en wel het Zuidelijkste, tot nog toe onaangeroerd is. Het Noordelijkste en het middelste worden tegenwoordig geëxploiteerd. De meeste guano wordt op het Noordelijke gewonnen, waar men van twee kanten, ten N. en ten Z., te gelijk ladingen inneemt. Bij elk der eilanden liggen gewoonlijk 90 à 100 schepen te gelijk, en soms nog meer. Allen kunnen niet te gelijk laden, en daarom hebben zij ligdagen. Grootere schepen hebben in den regel 90, de kleinere minder ligdagen. Men laadt op tweeërlei wijzen, òf met booten, die 40 à 50 ton groot zijn, òf met den schoot onder de rots. De schoot, van zeildoek, is eene groote kegelvormige buis, die van boven met sterke ketenen aan de klip gehecht is. Door deze buis stort men van boven af de guano in het daaronder liggende schip, waarbij het verschrikkelijk stuift; de kleinere schepen worden altijd met booten volgeladen. Er zijn verscheidene zulke schooten op de Chinchas-Eilanden. Zoodra er een schip aankomt, werpt het de ballast weg, en neemt, opdat het niet kantele, terstond zoo veel guano in als het ballast had; dit geschiedt met schuiten. Wanneer het een groot schip is, komt het onder de klip, om

[pagina 440]
[p. 440]

zijne volle lading in te nemen. De klip hangt over den bramsteng heen.

De grond van het eiland, onder de guano, is enkel rots; de onaangeroerde guano is gewoonlijk zeer hard, en moeijelijk om te verwerken, soms hard als steen. De arme Chinesche werklieden, die onder eenig voorwendsel naar de Chinchas gevoerd worden, en hier als slaven tot guano-werk gebezigd worden, leven, wanneer zij niet arbeiden, in holen onder de guano-oppervlakte uitgegraven. Zij worden daar des nachts opgesloten; des morgens ten 3 ure moeten zij aan den arbeid, werken tot 10 ure des voormiddags, en des namiddags van 4 ure tot donker, tegen 7 ure. Zij werken met spitse bijlen, spaden, enz.; dragen de guano in zakken naar de schooten; ook vervoeren zij die soms door middel van karren, met ezels bespannen. Hun leven is louter arbeid en ellende. Eenigen zelfs lieten zich, uit vertwijfeling, door den schoot onder de guano in het scheepshol vallen, en werden alzoo medegevoerd; anderen sprongen van de rots af in zee, om een einde aan hunne kwellingen te maken. Niemand toch kan, door het geweldige stuiven, van onderen af zien wat er bij het laden onder de guano naar beneden geworpen wordt. Aldus werden, nog niet lang geleden, in eene lading guano, te Leith aangekomen, drie van die ongelukkigen gevonden, en men wist eerst niet wat dat voor lijken waren, daar men de genoemde bijzonderheid nog niet kende. Om niet van damp en stof te stikken, hebben de zeelieden bij het guano-laden eenen doek voor den mond en den neus, en men kan, zoodra de schoot aan den gang is, van de stof in het geheel niet zien: zoo ver als het oog in den omtrek dezer eilanden reikt, vliegt en dwalmt de guano-stof.

De Chinchas zijn volstrekt woest en kaal: er groeit geen grasje. Zij zijn geheel met guano overdekt. Een half uur heeft men noodig om elk der twee grootste eilanden rond te loopen. Hunne kusten gaan meestal schuin naar de zee af; op sommige plaatsen zijn zij steil als muren. De Chinchas zien er op eenen afstand geel uit; dit is de kleur der guano. Men vindt veel ammoniak, als eene witte massa, onder de guano; de gravers zoeken daar met gretigheid naar. De guano geeft geenen stank van zich; maar verspreidt slechts eene sterk

[pagina 441]
[p. 441]

bijtende lucht. Wanneer zij nat is, wordt zij zeer kleverig. De guano wordt in Engeland met 9 £ per ton betaald; de helft daarvan is voor de vracht te rekenen.

De zeelieden, die op de Chinchas geweest zijn, gelooven er niet aan dat de guano vogelmest zij, maar houden haar voor vergane zelfstandigheden van allerlei zeedieren, vooral zeeleeuwen. Men vindt er dikwijls de volkomen gedaante van, 40 of 50 bijeen, vergane zeeleeuwen, die hier, even als de zeehonden, opgekropen zijn, en als men met den voet daartegen stoot, dan zinken die ligchamen ineen, en alles waaruit zij bestaan, is enkel guano. De zeeleeuwen, die rondom de Chinchas in groote scholen zwemmen, daar zij dikwijls de zoogenaamde paardenmakereelen (horse mackerels) vangen, welke als schelvisschen zoo groot zijn, mag niemand schieten. Het is verboden op eene boete van vijf dollars, vermoedelijk omdat de Peruanen mede gelooven dat de guano van deze en andere waterdieren gevormd wordt; zulke waterdieren bevinden zich rondom de Chinchas in onbeschrijfelijke menigte. In de nabijheid der drie eilanden steekt eene groote klip uit den Oceaan in de hoogte, zoo hoog als de eilanden-zelven. Deze klip zit altijd vol van eene soort groote zeevogels, pellikanen. Als zij naar onder gaan om jagt op visschen te maken, laten zij zich van boven nedervallen. Hoezeer nu ook de klip van vogels wemelt, is er toch daar geene guano te vinden; uit de zee kan de guano ook wel niet opkomen, en het is dus meer dan waarschijnlijk dat het eerste gevoelen, als ware de guano vogelmest, op eene dwaling berust.

Op de Chinchas is ook eene begraafplaats voor de Chinezen en de zeelieden die daar sterven; zij is in de guano, niet in de aarde, omdat de Chinchas geene aarde, maar slechts rots en guano hebben. Die begraafplaats is aan de Noordzijde des eersten eilands, waar dikwijls een erge stank, niet van guano, maar van menschen-lijken heerscht. Daar ziet men verscheidene houten gedenkteekenen en kruisen met opschriften. In den omtrek dezer eilanden is de zee zeer rijk aan visch; de zeelieden vangen ze, gedurende de ligdagen, bij duizenden te gelijk, daar zij ze slechts met manden uit het water behoeven te scheppen. Er zijn ook vele haaijen, en de walvisschen zwemmen rondom de schepen heen; de laatsten komen daar meestal wanneer zij hunne jongen werpen.

[pagina 442]
[p. 442]

Elk schip, dat guano laadt, moet, naar gelang zijner grootte, zeker aantal vaten water aan de eilanden leveren; deze hebben daaraan volkomen gebrek. Een schip van 1400 ton, b.v., levert 10 vaten. - John bull, hoe vroom hij ook te huis moge zijn, viert den zondag nimmer op zijne koopmansreizen. Bij de Chinchas is dit ook het geval niet. Een Zweed lag daar in lading, en luide klonk des zondags van dit schip het gezang der eerdienst, terwijl john bull en jonathan dit onverschillig aanhoorden. Bijbels heeft john bull gewoonlijk bij zich; maar hij leest er niet in, en wie aan boord er in leest, mag wel tot de Orkneysof Shetlandsche eilanden of een nog verder afgelegen punt behooren. - Rondom de eilanden is steeds eene sterke deining, vooral in April en Mei. Het geheele jaar door wordt er bij de Chinchas geladen; alleen in de twee genoemde maanden zijn er weinig schepen, daar omtrent dien tijd de branding zoo hevig is, dat het schip onder den schoot al te zeer slingert, en gedurende vele dagen niet laden kan. Dáár waar de groote schepen laden, bepaald aan de voorzijde des N. eilands, staat 24 voet water; 1 tot 1½ Eng. mijl van het land af lag de ‘Goldfinder’ op 130 vadem ten anker. Des avonds, wanneer het schip gedurende den dag onder den schoot geladen heeft, haalt het eenige vadem verder uit, om meerdere zekerheid. De ‘Goldfinder’ nam op ééne reis 2,000 ton guano in. - Stormen en orkanen kent men er niet; het is er altijd fraai weder; de zee heet hier te regt de Stille Zee (Pacific Ocean). - Al is er volstrekte windstilte, dan toch zetten de walvisschen soms den Oceaan in eene geweldige beweging. De Peruaansche kustvaarder heeft zeilen zonder reeven, een bewijs hoe stil en stormeloos de zee is, die zij bevaren. De gezelligheid onder de kapiteins en het scheepsvolk is er groot; dagelijks worden er bezoeken gebragt. De Chinchas zijn eene goede plaats voor het wegloopen der matrozen; dit geschiedt er bijna dagelijks. Wie deserteren wil, versteekt zich des avonds aan boord van een schip dat den volgenden dag zal afzeilen. Op die wijze nemen vele zeelieden hier de vlugt. Van de Chinchas-Eilanden heeft de kust van Peru bij zonsondergang en bij helder weder een wonderschoon gezigt, zeer schilderachtig door de ontzettend hooge bergen in de verte.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken