Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856 (1856)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.28 MB)

XML (3.71 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1856

(1856)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Elizabeth's rozen.
Door A. van Wechel.

 
Ziet gij die weldadigste vrouw van het land,
 
Door armen omringd, en een korf in de hand?
 
Elizabeth is het. Van Wartburgs kasteel
 
Treedt ze uit, en geeft ieder die hongert zijn deel.
 
 
 
De paadjes en hoovlingen zagen met nijd
 
Zoo kwistig haar weldaân den armen gewijd,
 
En 't keukenbestuur zag met gramschap en leed,
 
't Verlies van zoo menigen kostlijken beet.
[pagina 645]
[p. 645]
 
Men blaast het boosaardig den Landgraaf in 't oor,
 
En stelt hem haar mildheid zoo ergerlijk voor;
 
En spreekt van haar goedheid bedenklijk, alsof
 
Het de eer van zijn Huis en het Graafschap betrof.
 
 
 
Graaf loodwijk verbiedt, met hardvochtigen zin,
 
Het weldoen aan de eedle en vrome Gravin;
 
En zegt, haar bestraffend: ‘Mijn Huis wordt onteerd
 
Doordien gij, Vorstinne! met beedlaars verkeert.’
 
 
 
Zij is hem gehoorzaam, hoe zwaar het haar vall';
 
Zoo lang tot de kreet der behoefte in het dal,
 
Herhaald door haar vrouwen, weêrklinkt in het slot:
 
Nu volgt ze 't niet langer, maar schendt het verbod.
 
 
 
Zij doet door haar juffers, op heimlijke wijs,
 
Den noodigen voorraad vergaren van spijs,
 
Vult haastig haar korfje met vleesch en met brood,
 
En sluipt door de tuinpoort, ter hulp van den nood.
 
 
 
Dat wordt uit der hoovlingen loerende schaar
 
Een eerlooze vleijer met blijdschap gewaar;
 
Hij snelt naar den Graaf, en verwringt zijn gelaat
 
Schijnheilig, terwijl hij de geefster verraadt.
 
 
 
En lodewijk, gram, na een kort overleg,
 
Begaf zich naar buiten, en volgde haar weg,
 
En tuurde, met vorschende blikken, door 't dal
 
Tot hij haar ontdekte, en ‘te staan’ haar beval.
 
 
 
Elizabeth kende de strengheid haars mans;
 
Zij leest in zijn oogen, vol toornigen glans,
 
Wat woelt in zijn binnenst', en beeft, en verkleurt,
 
En wankelt, en weet niet wat óm haar gebeurt.
 
 
 
Terwijl de Gravinne, met vreeze vervuld,
 
Den korf, dien zij draagt, met haar sluijer verhult,
 
Bereikt haar de Graaf, met bedreigend gebaar,
 
En stamelt in drift: ‘Wat verbergt ge mij daar?
 
 
 
Beken het, ontrouwel 't is vleesch en is brood
 
Voor bedelaars, die ik te voên u verbood!’ -
 
Zij antwoordt hem blozend, beklemd en bedrukt:
 
‘'t Zijn rozen, die 'k straks in den hof heb geplukt.’
[pagina 646]
[p. 646]
 
‘Laat zien dan, die rozen!’ hervatte hij straf,
 
En rukte van 't korfje de sluijerwrong af;
 
Terwijl de Vorstin, die daar bevende stond,
 
In stilte gebeden naar 't hemelhof zond.
 
 
 
En, wonder! daar staat in het korfje ten toon
 
Een ruiker van rozen, vol geur en vol schoon:
 
De Graaf tast in doornen en kreunt van de smart;
 
Maar zachtheid vervangt nu den wrok in zijn hart.
 
 
 
Hij steekt uit den ruiker een roos op zijn hoed,
 
En roept: ‘O, mijn gade! blijf immer mij goed!
 
Gij zijt zoo meêdoogend en edel daarbij!
 
Geen engel des hemels is vromer dan gij!’
 
 
 
Ontroerd gaat hij heen, op zich-zelven verstoord,
 
En rigt tot zijn hofstoet dit waarschuwend woord:
 
‘Wie ooit de Vorstin weêr bespiedt en belaagt,
 
Diens straf zij een kerker daar 't nimmer in daagt.’
 
 
 
Elizabeth, toen van haar vreeze hersteld
 
En vrij van den last die haar ziel had bekneld,
 
Heeft, dankend den Hemel, naar 't dal zich gewend,
 
Met laafnis voor honger, en troost voor ellend.
 
 
 
Want toen zij, die vrome vol liefde en geduld,
 
In 't korfje weêr zag, pas met rozen gevuld,
 
Was 't weder, o, wonder, te hoog voor 't verstand!
 
Met kostlijke spijzen gevuld tot den rand.

(Naar 't Hoogduitsch, van w. gerhard.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken