Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1858 (1858)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1858
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1858Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1858

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.57 MB)

Scans (26.04 MB)

XML (3.84 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1858

(1858)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Photographiën van kleine menschen, voor groote menschen nageschetst. Door N.A. van Charante. Te Schoonhoven, bij S.E. van Nooten. 1858. In gr. 8vo. 253 bl., met vignet in staal en 6 gekleurde platen. f 3-25.

't Was niet zonder belangstelling dat wij de verschijning van dit boek in de dagbladen zagen aangekondigd, en toen wij het ter beoordeeling voor dit Tijdschrift ontvingen, achtten wij ons aangenaam verrast. Typen aan het leven, aan het Hollandsche volksleven ontleend, en die geteekend door een Auteur die vooral door zijne geschriften voor de kinderwereld zich een niet ongunstigen naam verwierf, beloofden ons eene aangename en onderhoudende lectuur niet alleen, maar wij rekenden op iets dat ietwat meer ons kon geven, dan het vele dagelijksche en weinig beteekenende dat den critici van een tijdschrift nog al dikwerf onder 't oog, en ieder wie eerlijk zijn recensenten-pligt ter harte neemt, ook onder de aandacht komt.

De titel van het boek belooft veel; de naam van den Auteur deed ons vermoeden dat hij kinderen kennen zou, en wij hoopten dat hem ook de gave toebedeeld zou wezen, om kindertoestanden op eene bevallige, degelijke en aan het waarlijk gelukkig gekozene en rijke thema geëigende wijze te kunnen weêrgeven.

[pagina 537]
[p. 537]

Heeft de Heer van charante aan deze onze verwachting beantwoord? over 't algemeen moet Ref. tot zijn leedwezen verklaren: ‘neen’, en hij is verpligt er als zijne meening bij te voegen, dat de Auteur beneden zijn onderwerp is gebleven.

Wij willen deze onze min gunstige opinie door eene meer gedetailleerde beschouwing van dezen arbeid trachten te staven.

De Schrijver biedt ons, wat hij noemt ‘twaalf photographiën’ aan, onder de volgende titels:

‘De Boodschappenloopers - Het Kindermeisje - De Kweekeling-Ondermeester - De Martelaarsgang - Een Uitstapje naar Utrecht - Rijke Jongeheeren - Verwaarloozing en Redding - Kindergezelschappen - Oud en Jong - Mooi truitje - Een mislukte Kindervriend - en Zieke Kinderen.’

No. I. De Boodschappenloopers. Naar Ref.'s meening mag vooral deze schets, zoo door stijl als door weinig aan het onderwerp geëigend te zijn, onder de minst geslaagde gerekend worden. De boodschappenloopers treden toch op den achtergrond; het dameskransje Flora te veel op den voorgrond. Zonder den titel zou 't eene quaestieuse vraag zijn: of de Auteur bedoeld heeft de eigenaardigheden van de eerste, dan wel den heerschenden geest op eene dergelijke vereeniging als het laatste is, te schetsen. Wij zien den boodschapjongen, den aankomenden huisknecht niet, zoo als hij is; de figuur handelt, leeft te weinig; wij leeren hem grootendeels alleen kennen uit de praatjes van vier babbelachtige dames, die naar ons idée zich al zeer oneigenaardig en erg onnatuurlijk uitdrukken, wanneer eene van haar, over de toekomst van zulk een knaap sprekende, zich derwijze uitlaat als op bl. 24 voorkomt. Bij voorbeeld:

‘Neen’ - hernam zij edelmoedig - ‘wij zullen die (namelijk de opvoeding van den boodschaplooper) met elkander deelen, en telkens wanneer Flora (de naam waaronder het kransje bekend is) ons vereenigt, zal zij de kweekster zijn der teedere bloem, die de stormwind dreigde te knakken, maar nu op een veilig plaatsje is nedergezet, waar zij liefderijk wordt verzorgd om eens in schoonheid ontloken en tot sterkte opgewassen, hare liefelijke bekoorlijkheden rondom zich te verspreiden.’

En dat alles à-propos van een veertienjarigen bengel! Hier wordt zelfs de juistheid der photographie van het dameskransje twijfelachtig.

[pagina 538]
[p. 538]

Met No. II, Het Kindermeisje, maakt de Auteur het niet veel beter. Dit ‘verhaaltje’ is geen type, veel minder eene photographie. 't Is een beeld uit het leven van één kindermeisje, en dan nog een beeld dat men onzes erachtens in de werkelijkheid zelden terugvindt, een voorval dat even goed met een naaistertje, of eene andere dienstbare kan gebeurd zijn. Onze ornithologische kennis gaat ook niet verre genoeg om eene ‘stedelijke’ (zie bl. 27) van eene plattelandsche huismusch te kunnen onderscheiden. Wij meenden die te goeder trouw tot heden immer vogels van eenerlei veêren.

No. III, De Kweekeling-Ondermeester, is weder evenmin eene photographie; 't is eene vertelling en bovendien eene zeer onwaarschijnlijk en onnatuurlijk geschetste vertelling. Wie op een dorp en vooral op een dorp waar een orthodox-behoudende geest heerscht, eenigzins bekend is, zal een dergelijke invloed als de Auteur op zulk eene plaats zijnen negentienjarigen held als 't gevolg van eenen betrekkelijk kortstondigen arbeid toekent; zal zulk een uitslag als die 't pogen van dezen bekroonde, wel onder de onmogelijkheden rekenen. Arme predikanten, die onder eene tegen uwen geest strijdende, orthodox-Gereformeerde gemeente zucht, die er waarachtig geen middel meer op weet, schrijf aan uwen collega van charante en vraag 't hem waar of die heksenmeester waakt en leeft, kijkt of koopt dezen de kunst af, en... wie weet of uw lot geen keer neemt. Zúlk een als charante ons teekent verdiende een standbeeld!

De greep, waar van Groenianen en de Dageraad sprake is (bl. 67), vonden wij ook minder aardig.

No. IV, De Martelaarsgang, is een beeld uit het volksleven in een onzer groote steden en hier en daar goed geteekend. De Auteur zal deze toch niet onder de photographiën van kleine menschen willen gerangschikt zien? Als zulk eene van groote menschen is zij niet onverdienstelijk. Waar de Schrijver op eene zoo flinke wijze als op bl. 83 en 84 geschiedt, voor een verpligt onderwijs te velde trekt, daar heeft hij onze volkomen adhaesie en reiken wij hem gaarne de hand.

No. V, Een Uitstapje naar Utrecht, hoewel goed verhaald en sommige aankomende jongelieden juist weêrgevende zoo als zij zijn, is onzes erachtens hier minder op zijne plaats; voor groote menschen is het te onbelangrijk; in een kinder-

[pagina 539]
[p. 539]

boekje kon 't zijn nut hebben tot leering en waarschuwing.

No. VI, Rijke Kinderen, verdient eene eervolle vermelding.

No. VII, Verwaarloozing en Redding, zou den naam van goed mogen dragen als de kritiek de spreuk ‘eind goed, al goed’ in hare vlag voeren mogt. Het begin is niet alleen zeer onwaarschijnlijk; 't plaatsen van een valsch kustlicht op onze stranden, in onze dagen bijna eene onmogelijkheid, maar 't is vooral de gezwollen, gekunstelde en onnatuurlijke stijl van dit ‘verhaal’ die onzen weêrzin gewekt heeft. Eenige uit velen! Is ‘zeegolven’ geen leelijk pleonasme? En al wilde men nu de zon eens met den Heer van charante ‘een held des daags’ noemen - dat echter niet voor onzen goeden smaak pleiten zou - zouden wij dan uithoofde van het taalkundig geslacht niet ‘de heldin’ moeten schrijven? Is ‘vederdons’ iets anders dan elk ander mogelijk dons? Wie noemde vóór dezen den regen ooit ‘het gekletter van zoete hemeldroppelen?’ Wie hoorde ooit spreken van een ‘onstuimig’ gezin? Maar genoeg, wij willen van de overige Swanenburghiana afstappen om te verklaren dat, waar de Auteur ons in 't laatst gedeelte van dit verhaal Nederlandsch Mettray en de opvoedings-methode aldaar beschrijft, hij eene lieve en naar de natuur gekopiëerde teekening heeft geleverd.

No. VIII, Kindergezelschappen, is eene photographie, vooral de beide laatste gedeelten. Deze schets is eene der beste uit den bundel.

No. X, Mooi truitje maakt, hoewel in minder mate, toch op denzelfden lof teregt aanspraak, terwijl No. XI, Een mislukte Kindervriend, in ons oog alweder eene mislukte photographie van kleine menschen is; als eene uit de groote menschenwereld heeft zij meerdere verdienste dan No. XII, Zieke Kinderen, waarvan de slepende krankheden ons te onwaarschijnlijk voorkomen, en een kindersterfbed ons te veel aan de figuur van evangeline in beecher stowe's Negerhut herinnerde.

Nog zwegen wij van No. IX, Oud en Jong, en Ref. mag - tot zijne groote blijdschap - deze schets een juweeltje noemen. Als 't ook op letterkundig gebied geldt, dat ‘één goede daad menigte van zonden bedekken zal’, dan zal veelligt dit uitmuntend geteekende tafereeltje sommige critici ontwapenen. 't Is meer dan goed, de lezing en herlezing overwaardig; die 't bepeinzen wil, zal er winste

[pagina 540]
[p. 540]

meê doen voor dit misschien, voor 't leven der toekomst zeker. Wie in zulken vorm de onnavolgbare gelijkenissen van den grooten Stichter onzer godsdienst weet te behandelen, hem is die taak toevertrouwd, en wij zouden 't hem wel eens willen vragen: ‘gun 't kinderen meer tot ouden te spreken over menig ander waar en heerlijk woord, zoo als klaas en guurtje der oude grootmoeder, dat van 't verloren schaap, de verloren penning en den verloren zoon wisten te verklaren!’

Mogten we hier met dit aanprijzend woord eindigen, wij zouden 't zoo gaarne, maar de corrector van den Heer van nooten mag de roede niet ontglippen. Wij achtten hem die ontwassen, omdat we hem nimmer op zulk eene verregaande slordigheid hebben betrapt als hier 't geval is; wij lezen toch: ‘geplijsterd, soetsappig, burenpraatjes, wijfelarij, almoes, vensteren, hartvochtig, horizon, greinzen’ (en dat wel tweemalen), (viermalen) ‘lafenisteug’, (ontelbare malen) ‘taakwerk’, ‘volstandig’ voor bestendig, ‘walchelijke’, ‘zich wegschuilen’, ‘bevat’ voor besloten, ‘belagchen’ voor uitgelagchen, ‘onderkennen’ voor verkennen, ‘schoolier’, ‘wegens’ voor uithoofde, ‘omschansing’ voor verschansing, ‘gespelen’ voor spelen, enz.

't Is noodig dat de Heer van nooten, om zijns goeden naams wille, den man, die ten deze van zoo weinig naauwkeurigheid bewijs gaf, eens duchtig op de vingers tikt. De sierlijke uitvoering, die de Uitgever aan dit boek ten beste gaf, maakt die zorgeloosheid nog te onvergefelijker.

De Heer van charante houde ons 't openhartig woord ten goede, waarmede wij zijn arbeid hebben besproken. Wij deden dit omdat wij hoog liepen met het onderwerp 't welk hij zich ter behandeling koos. Wij zagen ons teleurgesteld, want wij hadden van hem iets goeds gewacht. En dat hij 't kan, bewijst de schets: Oud en Jong. Hij heeft de jeugd gadegeslagen en is een kindervriend, dit blijkt uit alles duidelijk; maar daarom is 't nog niet ieder gegeven, wat men zag, vooral op dit gebied, dat door zoo vele eigenaardigheden zich kenmerkt, juist weêr te geven.

Wat meerdere zorg aan zijn arbeid besteed, wat meer hechten aan eenvoud - vooral waar 't den stijl geldt - als 't kenmerk van 't ware, goede en schoone; wat diepere, minder oppervlakkige blik op zijn onderwerp, dat in lange nog niet uitgeput is, eenige studie van beets' nooit geëvenaarde Camera

[pagina 541]
[p. 541]

Obscura, en veelligt biedt de Auteur eens door den tijd eenige nieuwe photographiën uit het kinderleven aan, die waarachtig photographiën en wèlgelijkende, wèlgeslaagde bovendien zijn.

O. Mei 1858.
L-E.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Vaderlandsche letteroefeningen


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over PhotographiĆ«n van kleine menschen, voor groote menschen nageschetst


datums

  • mei 1858