Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1864 (1864)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1864
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1864Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1864

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.53 MB)

XML (3.06 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1864

(1864)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 168]
[p. 168]

Studiën en schetsen over vaderlandsche geschiedenis en letteren, uit vroegere opstellen, bijeenverzameld, herzien en vermeerderd door R.C. Bakhuizen van den Brink, Deel I. Te Amsterdam, bij Frederik Muller, 1863. VIII en 562 blz., gr. 8vo. Prijs ƒ 6.30.

Met groot genoegen ontvingen wij het bovenstaande werk. Hadden wij vroeger op onderscheidene tijden en in verschillende tijdschriften kennis gemaakt met de schetsen en studiën van den heer Bakhuizen van den Brink, - de rijke schat van kennis, die daarin lag opgesloten, had ons reeds voor lang de begeerte doen uiten, om ze, althans velen, in één bundel vereenigd te bezitten. En de kundige schrijver voldoet thans aan die begeerte, en nog wel, nadat hij die stukken had ‘herzien en vermeerderd.’ Voorzeker is niemand beter dan de heer B.v.d.B. in staat om juiste en goede stukken over vaderlandsche geschiedenis en letteren te leveren. Door zijne betrekking als rijksarchivarius kan hij in veel uit oorspronkelijke bronnen putten, en staat hem den toegang tot en het vrije gebruik van handschriften en boekwerken open, wat anderen òf geheel is ontzegd, òf slechts hoogst gebrekkig is toegestaan. Immers valt het niet te ontkennen, dat hij, die buiten 's Hage woonachtig is, niet zoo gemakkelijk die handschriften kan raadplegen, daar dit telkens eene reis naar de residentie zou vorderen, en zelfs als hij zich die moeite getroost, niet altijd kan verkrijgen, wat hij wenscht. Maar te meer mogen wij ons dan ook verhengen, dat de man, die zich met volle teugen aan de moederborst kan laven, van zijne ontdekkingen openlijk mededeeling doet, en daardoor over verschillende, maar zeer duistere zaken, een helder licht doet opgaan. Het is waar, de schrijver betuigt in het voorberigt, dat de meeste dier studiën in den vreemde, in België en Duitschland gemaakt zijn, maar hij voegt er toch eenige regels verder aan toe: ‘het herzien dier opstellen kon niet anders dan hier en daar verbetering en omwerking ten gevolge hebben.’ En bij de ruime gelegenheid, die hij heeft, om zich voortdurend te oefenen, moest zijne wetenschap vermeerderd en vroegere dwalingen afgezworen worden.

De stukken in het voor ons liggende deel, hebben dit verband met elkander, ‘dat zij alle betrekking hebben tot een der roemrijkste tijdperken onzer geschiedenis, de eerste jaren van den opstand der Nederlanders tegen de Spaansche overheer-

[pagina 169]
[p. 169]

sching.’ Onder het opschrift de Adel brengt hij ons in kennis met de voornaamste leden van het verbond der edelen, of diegenen, welke hun goed en leven veil hadden voor het vaderland. De Brederode's, de Mansfelden, de Montmorency's, de Melun's der zestiende eeuw, om van geene anderen te gewagen, worden ons tot in menige bijzonderheid voorgesteld en het doet den lezer goed, als hij het gedrag dier edelen tegen onverdienden smet geregtvaardigd ziet, of menige oppervlakkig ongunstige handeling, bij het licht der geschiedenis, geheel anders vindt beschreven. Dit stuk kwam voor in de Gids voor 1846, doch is thans met vele belangrijke aanteekeningen vermeerderd.

In eene beoordeeling van een werk van Mr. M.C. van Hall: Hendrik Graaf van Brederode, medegrondlegger der Nederlandsche vrijheid, en het daardoor uitgelokt antwoord aan Mr. G. Groen van Prinsterer, gaf de heer B.v.d.B. in den jaargang 1845 van de Gids eene uitgebreide beschouwing van het leven van Hendrik van Brederode en diens betrekking tot Willem van Oranje in 1566 en 1567. Wij vinden die beoordeeling, aangevuld door vele noten in den bundel, die voor ons ligt, terug.

Aan den Leuvenschen student, later hoofdman der artillerie, Nicolaas de Hammes is het derde stuk gewijd. Ook hier is het, even als in de beide vorigen, de juistheid en naauwkeurigheid van vele mededeelingen en bewijzen die ons trof.

Jacob van Wesenbeke, de publicist van den Nederlandschen opstand, is het opschrift der vierde studie, en hierin vinden wij niet alleen eene bijdrage van den verzamelaar, maar ook van den hoogleeraar Fruin, die over hetzelfde onderwerp, naar aanleiding van hetzelfde werk, op denzelfden tijd, bijna dezelfde gedachten uitte als de heer B.v.d.B., waarom deze aan de redactie der konst- en letterbode verzocht, nevens het zijne ook het stuk van den heer Fruin op te nemen, en waaraan deze in N. 44 van 1859 voldeed.

Aan het nu volgende opstel: Andries Bourlette (een hoofdstuk uit de geheime geschiedenis van den vrijheidsoorlog) 1568, is voor den schrijver eene aangename en tevens eene treurige herinnering verbonden. Het was zijn eerste opstel naar de orde van tijd, en te Luik zelf, te midden van Luiksche geschiedschrijvers, uit Luiksche archieven vervaardigd. Terwijl hij zich dus, bij de herziening, weder in dat Zwitserland van het Noorden verplaatst dacht, was er tevens de herinnering

[pagina 170]
[p. 170]

aan verbonden aan de jong gestorven echtvriendin, die hij daar leerde beminnen en wier nagedachtenis hem heilig blijft. Dit is dan ook geenszins het minst gewigtige stuk (indien wij eene vergelijking wagen) uit den bundel, terwijl de zes bijlagen de waarde niet weinig vermeerderen. Het vond het eerst eene plaats in de Gids van 1844.

De zesde studie handelt over den tienden penning en wel naar aanleiding van een vlugschrift, of liever kreupeldicht, dat vroeger in de archieven van den Raad van State te Brussel gevonden werd, en nu onder die van Weenen bewaard wordt. Het is eene hoogst belangrijke bijdrage tot de geschiedenis van den min of meer lijdelijken tegenstand, dien de heffing van den tienden penning in 1572 te Brussel vond, terwijl de aan- en opmerkingen, die de heer B.v.d.B. hier en daar in eene noot maakt, niet weinig bijdragen, om de bijdrage hoog te schatten. Dit stuk verschijnt thans voor het eerst in onze taal, zijnde het in 1848 en 1849 geplaatst geweest in den Messager des sciences historiques etc., die te Gent verscheen.

Aan de eerste vergadering der staten van Holland, 19 Julij 1572 te Dordrecht gehouden is de volgende schets gewijd. Ook hierin moesten wij den ijver en de naauwkeurigheid bewonderen, waarmede de schrijver in zijne schets is te werk gegaan. Het is een handschrift, door wijlen den historieschrijver en archivaris des lands van Wijn, uit de nalatenschap van den heer Reigersman, raad der domeinen van Z.D.H. prins Willem V aangekocht, dat de grondslag voor deze bijdrage gelegd heeft. Wat ons echter verwonderde, was dat B.v.d.B. niet de plaats vermeld, waar de vergadering gehouden werd. Ofschoon eene bijzonderheid van ondergeschikt belang, kan het welligt niet ondienstig zijn, mede te deelen, dat de staten bijeen kwamen in eene woning achter de Augustijnenkerk, thans bewoond door den kunstschilder L. van der Heijden. Het stuk is overgedrukt uit het Nederlandsche rijks-archief, Dl. I, 1856.

De laatste studie betreft het stuk, dat voor een paar jaren zooveel furore maakte, t.w. de bekentenis van Balhasar Gerard, hier onder het opschrift van ‘de confessie van den moordenaar’ voorkomende. Met bijna onnavolgbare scherpzinnigheid verdedigt de schrijver de echtheid van het stuk, in ons rijks archief voorkomende, tegenover dat, 't welk in het Belgische gevonden

[pagina 171]
[p. 171]

wordt, en dat slechts een namaaksel moet zijn. Zij wordt besloten door een facsimile van den aanhef, het verhaal van den moord, met den laatsten regel en de onderteekening uit de confessie, - de laatste regel van de eerste examinatie met de onderteekeningen van de schepens en van den beschuldigde, - alsmede de nagemaakte handteekening onder eene kopij ten bewijze dat naar die kopij het in het Belgisch archief voorhanden stuk is vervaardigd.

En hiermede leggen wij de pen neder. Wij hebben slechts eene eenvoudige aankondiging van het werk en zijn inhoud gegeven, doch wij hopen, dat deze voldoende zal zijn, om velen aan te sporen tot aanschaffing van het werk. Voor den beoefenaar onzer geschiedenis heeft het werk onschatbare waarde, ja het is voor hem onmisbaar.

Wij verlangen naar het tweede deel, om dan onze aankondiging voort te zetten, en wenschen dat de heer Muller, die voor eene goede uitvoering gezorgd heeft, ons weldra daartoe zal in staat stellen.

H.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Vaderlandsche letteroefeningen


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Studiën en schetsen over vaderlandsche geschiedenis en letteren. Deel 1