Vaderlandsch museum voor Nederduitsche letterkunde, oudheid en geschiedenis. Deel 3
(1859-1860)–C.P. Serrure, [tijdschrift] Vaderlandsch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina 90]
| |||||||||||||||||
Historische oogslag op de rederijkkamers van Diest.Elkeen, die maer hoe weinig het ook zy de geschiedenis onzes lands doorbladerd heeft, weet genoeg hoe ruimschoots de genootschappen, onder den naem van Rederijkkamers gekend, tot de vaderlandsche en godsdienstige plechtigheden hebben bygedragen. Doch daerby alleen bepaelden zich hunne bezigheden niet; zy beoefenden daerenboven nog de vaderlandsche tael en letterkunde, en de stukken, die zy ten tooneele voerden, hadden voor dien tijd, zelfs eenen heilzamen invloed op godsdienst en goede zedenGa naar voetnoot(1). By het vermenigvuldigen dier genootschappen noodigden zy elkanderen op prijskampen uit, die men juweelen noemde, omdat men deze gemeenlyk als belooningsteekenen aen de overwinnaers uitdeeldeGa naar voetnoot(2). Was de prijsvraeg, aen al de genootschappen van geheel het land toegestuerd, en | |||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||
deze laeste algemeen tot zulk een juweel uitgenoodigd, zoo werd dit feest het landjuweel genoemd, gebeurde zulks maer voor eenige naburige kamers, dan noemde men dit feest het haegjuweel, misschien omdat er onder deze gezelschappen zich alsdan sommige bevonden, die tot het platte land behoorden. Dat die prijskampen den nayver by diergelyke inrichtingen moesten opwekken lijdt geen twyfel. De prijskamp van Antwerpen van 1561, waerop al de gezelschappen verzocht werden, en de pracht en luister die zy er aen den dag legden, geven ons hier van een afdoende bewijs. De geschiedenis derhalve dezer inrichtingen is ten hoogste belangrijk, jammer maer dat er zoo weinig nopends deze is geboekt geworden, want ondanks de vlytige en geleerde opsporingen, die in deze laetste tyden betrekkelyk de belgische Rethorica-kamers zijn gedaen geweest, mogen maer weinige steden of gemeenten zich beroemen eene geschiedkundige beschryving der inrichtingen, welke vroeger in hunnen kring bestonden, te bezitten. Zulks is genoegzaem gebleken toen onlangs de koninklyke Akademie van Belgie voor prijsvraeg de geschiedenis dier kamers had voorgesteld, dewijl er slechts eene enkele verhandeling betrekkelyk die vraeg is ingediend geworden. De reden hiervan is lichtelyk te beseffen, aengezien by gebrek aen oorkonden, niemand zonder groote gapingen die geschiedenis kan opmaken. Alvorens men die moeijelyke taek kan op zich nemen, zou het hoogst noodig wezen, dat in elke gemeente, waer zulke genootschappen by vroegeren dag bestonden, in navolging van 'tgene reeds elders heeft plaets gehad, vlytige opzoekingen werden gedaen in het plaetselyk archief, en al wat met deze in verband staet verzameld en in het licht gegeven werd. Wat ons aengaet, wy zullen die taek trachten te vervullen ten opzichte der Rederijkkamers der stad Diest, nopends welke wy zeer belangryke ontdekkingen hebben gedaen, en die eenigs zins tot de | |||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||
geschiedenis dier genootschappen in 't algemeen zullen bydragen. Het staet byna vast dat de Rhetorica-spelen in Frankrijk ontstaen zijn, en ons met de overige fransche zeden en gewoonten zijn overgezet; ook de Rethorykers-kamers bestonden lang by onze zuidelyke naburen eer die by ons werden ingericht. Nu en dan kwam een fransche troep herwaerts af, die uit hoop van gewin, onze vorsten of andere grooten met hunne liefhebbery kwamen vereeren. In byzondere omstandigheden, als kermissen enz., hadden de belgische steden, naby de grenzen gelegen, somtijds wel eens het genoegen de genootschappen der naburige plaetsen hunne stukken in hun midden te zien uitvoerenGa naar voetnoot(1); de gedurige omgang met Frankrijk, waer de lakens en andere nyverheidsprodukten van ons land vry grooten aftrok vondenGa naar voetnoot(2), dit alles doet genoegzaem verstaen, hoe die genootschappen by ons zijn ingevoerd en op zulk eene korte tusschenruimte zoo zeer zijn vermenigvuldigd geworden. Vergeten wy insgelyks niet aen te stippen, dat het hof van Bourgonje, hetgeen onder Philips den Goede zoo vele pracht aen den dag legde, en zulke luisterryke feesten gaf, hier niet weinig aen toebracht. Ook kwamen maer tydens het bestuer van dezen vorst en dit zyner nazaten die gezelschappen by ons algemeen in zwang. De stad Diest bezat insgelyks al vroeg twee dier genootschappen. Gramaye van de diestsche Rederykers gewag makende, spreekt er | |||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||
met den grootsten lof van, en aerzelt niet te zeggen dat zy zich geheel Braband door hadden weten beroemd te maken, en dikwijls in den algemeenen wedstrijd, of gelyk men dit heette, het landjuweel, den opperprijs hadden behaeld, waerom zy ook in zynen tijd onder den naem van Faxenaers of tooneelkundigen waren gekendGa naar voetnoot(1). Het zou moeijelyk, om niet te zeggen onmogelyk zijn, hier met zekerheid op te geven, wanneer de Rederykers spelen te Diest zijn ingevoerd geworden. De eerste mael dat wy ze vermeld vinden is ten jare 1455. Ziet hier ter welker gelegenheid: Er bestond weleer te Diest eene kollegiale kerk aen den heiligen Joannes den Dooper toegewijd, naby het slot van de voormalige heeren dier stad gelegen, en waervan een hunner voorzaten de stichter was. Uit die kerk, die destijds, om zoo te zeggen, de voornaemste der stad was, als zijnde de eenige, die een kanonikael kapittel bezat, trok jaerlyks met het Sint-Jans-feest een luisterryke omgangGa naar voetnoot(2), die door de magistraet, de gilden, de ambachten, de kloostergemeenten enz. werd bygewoond. Dat de stoet er vry aenzienlyk moest van zijn kunnen wy genoegzaem hieruit afleiden, dat er van wegens het magistraet een bediende jaerlyks gelast werd om te paerd den omgang te besturenGa naar voetnoot(3). Na die plechtigheid werden er Spelen van zinne ten tooneele gevoerd, waerin onze diestsche rederykers hunne liefhebbery aen den dag legden. Wy zien dat in het voornoemde jaer het stadsbestuer | |||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||
er de bekostiging hielp van bestrydenGa naar voetnoot(1). Omtrent dit tijdstip hadden zich eenige diestsche rederykers tot een bestendig genootschap vereenigd, die omtrent de Putterstraetpoort hunne byeenkomst hielden of tot die wijk behoorden; uitwyzens de stadsrekeningen, genoten zy in het gemelde jaer van stadswege eene hulpsomme beloopende tot 27 st. 6 deniers brabantsGa naar voetnoot(2). Drie jaren nadien werden er ter gelegenheid van het Sint-Jans-feest diergelyke spelen door zekeren Heyn Koenen en medegezellen op de groote markt uitgevoerd, tot welker bekosting de stad insgelyks bydroegGa naar voetnoot(3). Er had in onze stad nog een andere omgang plaets, die niet min prachtig was dan de voorgaende, wy willen spreken van degene die er gebeurde ter gelegenheid van het feest van O.-L.-Vrouw-Hemelvaert, die insgelyks door de bovengenoemde geestelyke en burgerlyke instellingen werd bygewoond. De spelen, welke er gewoonlyk dien dag werden uitgevoerd, waren de oorsprong van de oudste onzer rederijkkamers, de Lelie geheeten, als hierna blyken zal. Deze laetste omgang, welke tot de Sinte-Sulpitius-kerk behoorde, alsmede die van Sint-Jans-kerk hielden op te bestaen in den jare 1520, wanneer zy beide door een keizerlyk besluit in een werden versmolten, en hersteld op zondag na O.-L.-Vrouwe-Visitatie, welker plechtigheid tot op het einde der voorledene eeuw voortduerde. Insgelyks op dien dag, vierde men de voornaemste, of gelyk men dit noemde, de groote diestsche kermis, welke hieraen haer bestaen was verschuldigd. Onder de verschillende | |||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||
veranderingen die er bepaeld werden nopends dien omgang, wordt er ook gewag gemaekt van onze Rederykers, trouwens wy merken er het volgende in op: ‘Vergadert zijnde sullen t' samen ter processie gaen nae oude costume wel verstaende dat Sint-Jans beeld voir, en Onser-L.-Vrouwe beeldt achter gedragen sullen wesen, en dat alle de spelen ende batementen van den huyskens van Sint-Jans ende Sinte-Plissis beyde de voirsc. collegiën, op dat die den selven nyet beletten precederen sullen’Ga naar voetnoot(1). Het blijkt insgelyks uit de rekeningen dat in de eerste helft der XVIe eeuw jaerlyks in deze kerk de mysteriën van de Opvaert des Heeren en der Zending des Heiligen Geests op Hemelvaertdag en op Pinksterfeest speelgewyze werden vertoond. Die vertooningen werden destijds door het volk zeer gesmaekt, waerop zy eenen diepen indruk maektenGa naar voetnoot(2). Behalve de vertooningen, die er ter gelegenheid der bovengemelde plechtigheden werden gegeven, voerden de Rederykers nu en dan nog stukken ten tooneele by het inhuldigen onzer Heeren; by hunne plechtige intrede in onze stad, ter gelegenheid hunner trouw en geboortefeesten, als in andere buitengewoone omstandighedenGa naar voetnoot(3). Zoo zien wy, dat toen ten jare 1516 Claudia van Chalon, gade van graef Hendrik van Nassau, heer van Diest, hare eerste plech- | |||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||
tige intrede in Diest deed, er in verschillende straten Spelen van zinne werden vertoondGa naar voetnoot(1). Eenige jaren vroeger, namenlyk in 1509, gaven de inwooners der Zoutstrate, ter gelegenheid van het plechtig inkomen van haren gemael, eene vertooning, zijnde eene pantomime of verbeelding met stomme personagiën, iets wat toentijds aen het volk zeer bevielGa naar voetnoot(2). Thands gaen wy handelen over elke onzer rederijkkamers in 't byzonder. | |||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||
De Lelie-kamer.Zooals voorop gezegd is, gaf de jaerlyksche omgang van O.-L.-Vrouw gelegenheid ter oprechting onzer eerste Rhetorica-kamer. - Dit had plaets ten jare 1470, iets wat tot dus verre onbekend was. Hoogst waerschijnlyk had die kamer toen reeds al ettelyke jaren bestaen; doch het was slechts alsdan dat zy wettig werd erkend en hare inrichtingskaert ontving. Die kaert, welke hoogst belangrijk is voor de geschiedenis der rederykers genootschappen, en welke wy hierom in haer geheel zullen mededeelen, geeft ons het doel en het tijdstip harer instelling te kennen. Op 15 september 1503 werden by de bovengemelde statuten eenige nieuwe verordeningen gevoegd, welke door | |||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||
den toenmaligen onderschout, Frederik van Renesse, en de magistraet werden goedgekeurd en op nieuw bekrachtigd. Het verzoekschrift der Leliebroeders nopends de gemelde goedkeuring luidt als volgt: ‘Thoent ende geeft te kennen in alder oetmoet alle uwe getrouwe gewillighe ende onderdanighe, 't geselscap ende gulde van der Rethorycken der Liliën van Dieste, hoe dat de voerscreve Rethoryke der Liliën de oudste ende alderyerste Rethorycke is geërrigeert ende geïnstitueert ter eeren van Onser-Liever-Vrouwen, ende om der processie van Onser-Liever-Vrouwe Assumptionem jaerlycx in der selver stadt Dieste te eerene ende te verschierene. Hetgeen de Leliebroeders had aengezet om eenige wyziging aen hunne statuten te doen toebrengen, was buiten twyfel de inrichting van een nieuw rederykersgezelschap, hetwelk ten jare 1502 in onze stad was ontstaen, en hetgeen insgelyks door onze magistraet was erkend geworden. Wy bedoelen hier het genootschap der Christus-oogen, waerover wy weldra opzettelyk zullen handelen. De artikels 30 en 31 der nieuwe kaert van 1503 geven dit klaer te kennen. 30. Item, om egheen discoort tusschen der Liliën ende onsen medebroeders van der Christus-oogen te maken, meer minne ende vriendscap onder malcanderen te houden, soe begheert de Lilie voirscr. wanneer eenigh van den twee Cameren eenegh spel van zinne of esbatements spelen willen, dat sy de een den anderen dat condighen | |||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||
sullen als dat spel gerolleerd es om spelen ende dat binnen een der maent afspelen sullen, ende wie van den twee Cameren dat spel ierst condicht aen hooftman, prinche oft dekenens, die sal voerspelen. Dese voerscr. poenten zijn den goeden mannen van der Rethoryken der Liliecamer verleent by Joncker Frederick van Renesse, onderschoutet alhier, Borgemeesteren, Scepenenen ende Raet der Stadt Diest. Ende hor oude charte van den date (yeerst hen by den heer en der stadt Diest verleent als die ter selver tijt begon), te weten xxix daghen in Decembri int jaer ons Heere MCCCC end t'seventich, te nyete gedaen en geaboleert. Gedaen ende gesloten als voere, op Dijnsdagh tertia January XVc drie jaer stylo Leodiensi. Sigeri approbans additionem in quarto articulo in margine positam et signatam. 31. Om seker merckelyke redenen den Heer ende de Stadt daer toe moverende, soe hebben sy den lesten artikel van der voerscreven Caerte vercleert ende vercleren mids desen, dat soe waneer eenegh van den Cameren spelen wilt, het sy Spel van sinne af ander, soe sal de factoer van der Cameren die spelen wilt, eer hy sijn rol overgeven sal, sculdich sijn ende moeten comen aen den hooftman van de andere Cameren, ende sal hem segghen onder eedt die materiën ende spel dat sy spelen willen. Ende oft d'ander Camer oeck aldan spelen woude, ende sy 't selve spel meynde te spelen, soe sal, die eerste presentatie doet, voerspelen. Ende d'ander hoetman sal synen facteur segghen onder eedt, dat hy een ander spel ordeneer te spelen ende dit sullen die hoetmannen ende factoers ende elck van hen doen ende houden onder eedt, sonder heure gesellen oft yemande anders te kennen te geven in eeneghe manieren. Aldus verclaert by den Heere ende Stadt, xv Septembris XVc tertio. Wy zegden hooger, dat het genootschap der Lelie tot opluistering van den jaerlykschen omgang van Onze-Lieve-Vrouwe werd ingericht. Ten dien einde ontvingen de Leliebroeders jaerlyks aenzienlyke hulpsommen, welke hun, zoo door de stad als van wege het broederschap van Onze-Lieve-Vrouwe in de Ste Sulpitius-kerk, werden toegestaenGa naar voetnoot(2). Dat zy hunne taek grootelyks ter | |||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||
herte namen kunnen wy hieruit genoegzaem opmaken, aengezien zy nu en dan pryzen uitloofden voor wie iets zou gedaen hebben | |||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||
hetgeen het meest tot versiering of opluistering van den omgang zou hebben toegebrachtGa naar voetnoot(1). Hoogst waerschijnlyk had er in onze stad ten jare 1490 een haegjuweel plaets, waerop de naburige kamers van Rhetorica werden uitgedaegd; want blykends de stadsrekeningen van Leuven werden de leden van het genootschap de Petercelie-wortel in het gemelde jaer by hunne terugkomst van Diest, van wege het magistraet met vier stoopen Rijnwijns beschonkenGa naar voetnoot(2). Zooals wy in de stadsrekeningen van Diest lezen, vertoonden de Leliebroeders er ten jare 1499 een spel aengaende de Passie Ons Heeren. Zy ontvingen ter dezer gelegenheid eene hulpsom tot bestryding hunner kostenGa naar voetnoot(3). In 1532 hing de rederijkkamer het Maria-kransken van Brussel | |||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||
een landjuweel op, waernaer veertien rederykers genootschappen kwamen dingen; onder deze treffen wy insgelyks de Leliebroeders van Diest aen. De kamer der Pioen van Mechelen behaelde den opperprijs. Het genootschap van Diest bekwam den tweeden en dat van Bergen-op-Zoom den derdenGa naar voetnoot(1). De zege door de Mechelaers te Brussel behaeld, gaf aen deze insgelyks recht om op hunne beurt een landjuweel uit te schryven, waerop zy de overige kamers voor den zomer van het jaer 1535 uitdaegden. De gezellen der Lelie van Diest begaven zich mede naer dien wedstrijd, alwaer zy de overwinning behaelden. Het volgende jaer vertoonden zy het bekroonde stuk aen hunne diestsche medeburgers op eenen daertoe opzettelyk opgeslagen schouwburg, waervan de stad de bekostiging hielp dragenGa naar voetnoot(2). Zooals wy hooger gezien hebben, mocht de prijswinnende kamer op hare beurt den wedstrijd openen; zulks ook was het geval hier te Diest. De kamer der Leliebroeders, in 1540, na alvorens de toelating van den graef van Nassau, te hebben bekomenGa naar voetnoot(3), noodigde de overige genootschappen des lands uit tot eenen wedstrijd of landjuweel, hetgeen in hunne stad het volgende jaer zou plaets hebben, en waertoe zich tien vreemde gezelschappen lieten inschryven. Zie hier de namen van die Kamers:
| |||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||
Op den eersten dag van Oogstmaend 1541 kwamen de afgevaerdigden dier kamers, vergezeld van hunne hoofdmannen, dekens, prinsen, om gezamentlyk te beraedslagen nopends het aenstaende landjuweel, alsmede hunne uitspraek te doen betrekkelyk het verzoekschrift door de Leliebroeders van Diest ingediend, ten einde op het gemelde feest dagelyks maer één der bovengenoemde genootschappen gespeeld of zijn stuk ten tooneele zou hebben gevoerd. Het inzicht der Leliebroeders was ongetwyfeld van hierdoor het feest eenigs zins te verlengen en het daer-door meer luister by te zetten. Drie dier genootschappen verzetteden zich er tegen als strydende met het aloude gebruik; doch de overige kamers stemden er in toe. De magistraet deed hier van een opstel maken door den stads-sekretaris Verwuest, en den akt in het Resolutieboek van dit jaer aenteekenen. Wy laten dit stuk om deszelfs belangrijkheid hier letterlyk volgen: ‘Anno duysent vijf hondert ende eenendeveertich, op den yeersten dach Augusti, nadien hooftman, prince, dekenen ende andere gemeen gesellen der Kamere van der Rethoricken, geheeten die Lelie, binnen der stadt van Diest, begheert ende versocht hadden aen myne heeren hooftmannen, princen, dekenen ende andere gedeputeerden der Cameren van de Rethoricken geheeten de Rose, tot Loevenen; het Mariëncransken, van Brussele; die Vyolier, Goutbloeme ende Olijftack van Antwerpen; den Vyerighen Doren van den Bossch; die Pyoen ende Lesbloem van Mechelen; het Lelieken van den Dale van Leeuwe, ende die Gouden Bloeme van Vilvoerde, dat die selve hon gunnen, consenteren ende accorderen souden willen, dat aller daghen mer een Kamer | |||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||
spelen en soude, ende dat mits dien die Camere seer cleyn in getal aldaer als doen waren; ende oyck in egheen feeste van den lantjuweele alsoe luttel Cameren van getaele sijn gecompareert als nu, ende oyck mits dien dat die feeste souden moghen in eere gehouden worden, sonder prejudicie tselve in consequentie te trekken, alleen voer dese reyse mits redene voer geallegeert, gehoert by mijn voersrc. Heeren, hoeftmannen, princen, dekenen ende andere gedeputeerde der Cameren van der Rhetoricke van der Rosen van Loeven, die Violier, Goudbloeme ende Olijftak van Antwerpen, den Virigen Doeren van den Bossch, het Lelicken vuyt den Dale van Leeuw ende die Goudebloem van Vilvoerden, nadien sy op't voersc. verseuck in't langhe gecommuniceert hadden ende met malcanderen deverse redenen, middelen, ende motiven by heurluyde hinc inde gehoirt ende gealligeert hebben ten versoucke ende begherte van der voorsc. cameren van der Rhetoricken van der Leliën om die selve te complaceren voer dese reyse, sonder nochthans prejudice tselve te trecken in eeneghe consequentie oft gewoente, geconsenteert ende veraccordeert, consenteren ende veraccorderen mits desen vuyt sonderlinghe gratiën, dat alle daghe mer een Camere spelen en sal oft een esbattement gespeelt en sal worden. | |||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||
ghene, sal moghen spelen naer den prijs en die andere Cameren van de selve stadt insgelicx. De Diestenaren, die meer dan eens ooggetuigen waren geweest wat buitengewoone pracht en toestel er in andere plaetsen, in diergelyke omstandigheden, werden aen den dag gelegd, wilden in dit geval ook geens zins ten achter blyven, maer voor zoo veel het immers in hunne macht was het feest luister byzetten. Volgends de nog voorhanden zijnde archieven stond de magistraet den Leliebroederen op 21 February 1541 uit dien hoofde het volgende toe. 1o Twee honderd zeventig karolus guldens. 2o Den eerewijn, die den vreemden genootschappen by hunne aenkomst zou aengeboden worden. 3o De vrylating van accijs voor een brouwsel halfstuivers-bier. 4o De vrylating van stadsrechten voor al het overig dat er zou verbruikt worden. 5o Eindelyk nam zy ten haren laste op stadskosten het schouwburg of tooneel, waerop de genootschappen hunne stukken zouden gespeeld hebben, te doen oprechten en afbrekenGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||
De gezellen der Lelie hadden hunne kosten berekend als volgt: 1o Tachtig onsen zilvers tot het vervaerdigen der pryzen. 2o De maeltijd, welke de genootschappen zou aengeboden worden, geschat op 100 karolusgulden. 3o Voor loon der speelluiden 30 karolus gulden. 4o Zes karolus gulden voor den bode, die de uitnoodigingskaert rond droeg, enz. De geheele bekostiging was geschat op 336 karolus guldens, zijnde eene vry aenzienelyke som voor den tijdtGa naar voetnoot(1). In de maend Augusty van het voornoemde jaer 1541 had de rederykersfeest van Diest plaets. Zy duerde, als wy gezien hebben, tien volle dagen, waeraen gansch onze bevolking deel nam, en die men in spelen en vreugdebedryven overbracht. Zulks getuigt ten zeerste den voorspoedigen toestand onzer stad op dit tijdstip, wanneer handel en nyverheid in hunnen grootsten bloei waren. De Violieren of de St.-Lukasgilde, gelyk men deze noemde, en die meestal uit schilders, beeldhouwers en andere kunstenaren bestond, behaelden er den opperprijs, dien zy den 22sten van Oogstmaend in de Scheldestad binnenbrachtenGa naar voetnoot(2). Op hunne beurt be- | |||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||
kwamen de Violieren insgelyks de toelating tot het ophangen van een landjuweel, hetgeen ter oorzaek der tijdsomstandigheden slechts twintig jaren na dien plaets greepGa naar voetnoot(1). Tot dit landjuweel, het voornaemste, dat er ooit te zien geweest was, begaven zich ook onze twee diestsche rederykers-genootschappen, de Lelie en de Christus-oogen. Op den 24sten Mei van het jaer 1561 gingen beide gezelschappen op het stadhuis tot de loting over, wie van hen met de kleine steden tot den prijs van het schoonste inkomen zou gedongen hebben, iets wat de leden der Christus-oogen ten deel vielGa naar voetnoot(2). Krachtens besluit van burgemeester, schepenen en overige raedslieden, gedagteekend van den 23sten July des voornoemden jaers, werd aen elk van beide genootschappen, van stadswege eene hulpsom verleend van 60 guldens; doch die som zou tot 80 guldens worden gebracht voor de kamer, die naer het schoonste inkomen zou mededingenGa naar voetnoot(3). De Spelen van sinne, te Antwerpen in 1562 gedrukt, geven mede eene beschryving van den intocht onzer gezellen in de stad Antwerpen op den 3den van Oogstmaend van het vorige jaer. De gene der Lelie bestonden uit ‘XXV mannen te peerde, met taneyte casacken, groene hoeyen, die sluyers ende wambaisen root, plumagien ende cransen gheel ende wit, coussen zwert met witte leerskens, VIII waghens overdect met taneyt laken, enz. | |||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||
De opperprijs voor de vraeg door de Violieren voorgesteld, Wat den mensch aldermeest tot conste verwect? werd behaeld door de rederijkkamer de Roos van Leuven. Onze Leliebroeders ontvingen den vierden prijs voor het beste esbatement. Dit stuk, met de overigen, welke onze kamer ten tooneele voerden, komen voor in de voorgemelde Spelen van sinne, in welke men ook eene houtsnede aentreft, het blazoen der kamer verbeeldendeGa naar voetnoot(1). Tydens de nederlandsche beroerten, welke ongeveer eene halve eeuw voortduerden, en onze stad in eenen deerniswaerdigen toestand dompelden, vinden wy van de werkzaemheden onzer beide genootschappen weinig gewag meer gemaekt. 'T was slechts in 1602, en zulks ter gelegenheid van de inhuldiging van Philips-Willem Van Oranje als heer van DiestGa naar voetnoot(2), dat de gezellen dier kamers eenige stukken vertoonden. Degene door de Leliebroeders | |||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||
uitgevoerd waren opgesteld door hunnen facteur Lodewijk Vanden Berghe, met welken zy eenige jaren nadien eene overeenkomst troffen. Wy laten dit voor de geschiedenis der Rederijkkamers zoo belangrijk stuk, hier in zijn geheel volgen. ‘Anno XVIc. XIIIJ, den XIIIJ Decembris soo syn vergadert geweest, op de Lelie-camer ons Hooftman, Prince, Dekens ende het | |||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||
geselscap, hebben op en nieu liefflyck ende vriendelyck in accoort getreden met Mr Lodewijck Vanden Berghe, onsen facteur, om te aenveerden het factoors ambt ofte officie, alsoo het eene oude costuyme ende manier is dat alle geëede Rethorycke eenen facteur hebben; in welke officie Mr Lodewijck als facteur de componisten ofte liefhebbers der voersc. Leliecamer sal gehouden wesen, hunne reffereynen, ageringhen of eenige andere dichten te oversien, wysen, leeren de beste form ofte styl enz. des versocht sijnde. | |||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||
van Orangie, alles door den selven facteur gecomponeert, in de comme te bregen ende die daer mede te vereeren. Tydens het bestuer der aertshertogen Albert en Isabella verhief zich ons land voor eenigen tijd uit zynen kwynenden toestand; nyverheid en handel begonnen wederom te bloeijen, en er ging een nieuwe dageraed op voor letteren en fraeije kunsten. Ook de rederykers-gezelschappen begonnen hier en daer te herleven, en openden op nieuw kampstryden; zoo zien wy dat ten jare 1615 het genootschap der Lelie van Diest eene uitnoodiging ontving van wege het gezelschap der Catharinisten te 's Hertogenbosch, tot het bywoonen van eenen prijskamp. Of onze kamerbroeders er zich al of niet naer toe begaven, is ons onbekendGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||
Uit een resolutie van Weth en raet der stadt Diest blijkt, dat ten jare 1660 onze beide kamers nog jaerlyks hunne stukken ter gelegenheid der Diestsche kermis vóór het stadhuis ten tooneel voerden. Echter den yver voor dergelyke spelen begon van dan af reeds overal meer en meer te verflauwen, zoodat de genootschappen der Rederykers op vele plaetsen byna van zelf te niet gingen. Te Diest bleven zy even wel nog bestaen tot aen de Fransche omwenteling, wanneer zy met de overige burgerlyke en godsdienstige instellingen werden afgeschaft. Ten jare 1784 werd van keizers wege door de toenmalige gouverneurs onzes lands, Maria Christina en Albert van Saksen-Tesschen, aen onze kamerbroeders een bevel toegestuerd, hen verplichtende van aen deze binnen een bepaelden tijd den oorsprong en het oogwit hunner instelling, hunner statuten enz. te kennen te | |||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||
geven. Het verslag, ofschoon het eenige onnauwkeurigheden bevat, is evenwel hoogst belangrijk voor de geschiedenis onzer kamer, waerom wy het dan ook in zijn geheel opnemen: ‘Om te voldoen aen d'order van hunne Konincklyke Hoogheden, van den 30 Septembris lestleden, gesonden aen de heeren van het magistraet der stadt Diest, hebben de ondergeteekende, Hooftman, Prince en Dekens van de Rethorycke-camer de Lelie, binnen Diest, d'eer van die te beantwoorden, in den naem van al de gesellen der voorsc. Retorycke-camer de Lelie. | |||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||
vier amen bier van 8 groten laten te volghen, sonder accys op den principalen feestdagh. | |||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||
3. Dese Rethorycke-camer heeft eenen Hooftman, denwelcken wordt gecosen door de geheele confrerie voor syn leven geduerende. Item, eenen Prince, den welcken alle twee jaren wordt vernieuwt, by keus uyt de confrerie. Item, twee dekens, waervan alle jare den oudste is afgaende ende door de confrerie eenen anderen wordt gecoesen. Item, eenen heer Proost oock voor syn leven. Item, heeft de confrerie eenen secretaris ende eenen rentmeester, en wordt gecoesen uyt de confrerie, voor hun leven. Nauwelyks hadden de zegevierende legers der Franschen zich van ons land meester gemaekt of het genootschap der Lelie onderging het lot der overige instellingen. Volgends een bevel der toen bestaende Municipaliteit van Diest aen de Leliebroeders toegezonden op den 13en Germinal 4de jaer der Republiek, werden deze gedwongen binnen de zeven naestvolgende dagen, een verslag te doen van alle hunne goederen en bezittingen, alsmede van alle schulden ten laste des genootschaps bestaende. | |||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||
Het voorgemelde stuk met de kopy van het antwoord der Leliebroeders berust in de archieven der kamerGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||
Vergeten wy niet hier aen te stippen dat de leden des genootschaps hunne byeenkomsten hielden in een gebouw op de groote markt gelegen, waervan zy reeds ten jare 1519 in bezit waren, en hetgeen thands nog onder de benoeming van de Leliekamer bekend staet. | |||||||||||||||||
De Christus-Oogen.Deze kamer werd ingesteld ten jare 1502Ga naar voetnoot(1) blykends haer charter van oprechting gedagteekend van den 22en der maend December. Aen het begin van dit merkweerdig stuk, waervan er eene kopy van den jare 1766, in het Resolutieboek des genootschaps voorkomt, leest men de volgende aenteekening: ‘In den jare Ons Heeren duysent vijf hondert en twee, zoo is ons gegeven en verleent van de eerweerdige Heeren deser stadt Diest, in de parochie van Onse-Lieve-Vrouwe, dese Rethorycke te houden | |||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||
ter eere van het H. Cruys, hetwelck wy houden voor onsen patroon. En voor onsen divisen houden wy bloemekens, geheeten Christus-oogenGa naar voetnoot(1), om te dragen op onse mouwenGa naar voetnoot(2), ter eeren Gods en des H. Cruys. Aengesien den Heeren der stadt Diest dit belieft heeft en hun ook belieft heeft ons te geven dese naervolgende chaerte of privilegiën, soe wilt ons geselscap tot haren dienst altijdt berijd sijn, soo verre als het moghelyck is.’ De gezellen der Christus-oogen vierden hunne byzondere feest op den dag van H. Kruis-vinding, wanneer zy eene plechtige mis aen het altaer van het H. Kruis in O.-L.-Vrouwe-kerk lieten zingen, wat insgelyks gebeurde op den feestdag van H. Kruis-verheffing. Onze kamerbroeders woonden, even als diegene van het genootschap de Lelie, de jaerlyksche processie van O.-L.-V.-Hemelvaert by. In 1503 ontvingen zy van stadswege, om dezen omgang te hebben opgeluisterd, een schaep of hamel, die voor prijs op dien dag werd aengebodenGa naar voetnoot(1). Wy laten hier eenige artikels volgen uit het beroepen charter getrokken, zijnde in staet om eenigs zins de gebruiken en bezigheden der kamer leeren te kennen. | |||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||
Art. 26. Als hem een van onse gesellen tot den houwelycken staet stelt, soo sal dien geselle geven syne medebroeders eene schotel spyse en nog tien stuyvers gelde, dan moeten hem die gesellen een esbattement spelen al soo verre als hy het veertien dage te vore Prince, Dekens of Valuatie-meesters te kennen geeft. | |||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||
Facteur en Dekens, die sal verbeuren twee stuyvers, oft hy mach eenen anderen in de plaets van hem stellen in den eedt van de Camer sijnde als soo verre als hy daer bequaem toe es. In 1518, in het begin der maend September, werd te Leuven een landjuweel opgehangen, aen hetwelk de leden der Lelie en der Christus-oogen insgelyks deel namen. Volgends het Chronicon Diestense behaelden deze laetste er den opperprijsGa naar voetnoot(1). Drie jaren nadien, te weten in 1521, richtten zy te Diest uit dien hoofde een soortgelyk feest in, waer verschillende genootschappen naer toe kwamen. De Stadsrekeningen deelen ons nopends dit feest eenige byzonderheden mede, welke wy hier benuttigen. Zoo als wy zien waren de aen den wedstrijd deel nemende Kamers ten getalle van acht. Het waren de volgende:
Het feest had plaets in de maend July. By hunne inkomst werd aen elk dezer genootschappen, als een welkomteug, naer het oude gebruik, 18 kwarten wijns aengeboden. De leuvensche rederykers waren vergezeld van den rentmeester hunner stad, die eene gelyke hoeveelheid wijns ontving. Jasper van Halmale, hoofdman der kamer de Olijftak, en | |||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||
Philips Boeckelere, hoofdman der Violieren, beide schepenen van Antwerpen, ontvingen ieder 12 kwarten ten geschenke. Er werd insgelyks zoo veel aengeboden aen meester Roland, hoofdman van het genootschap van 's HertogenboschGa naar voetnoot(1). Volgends het beroepen Chronicon Diestense, behaelden de Brusselaers alhier den opperprijsGa naar voetnoot(2). De leden der Christus-oogen verschenen insgelyks op het vermaerd Landjuweel van Antwerpen, ten jare 1561 gehouden. Hunne intrede was zeer prachtig, waertoe de Stad mildelyk had by gedragen. Zy wordt ons door de Spelen van sinne beschreven als volgt, zijnde het genootschap: XXXVIII te peerde elck met eene toirtsse inde handt, in rouwaen- | |||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||
sche of goutgheele rocken, hoeyen ende coussen root, wambaysen blauwe, plumagiën ende leerskens wit, groene sluyers, XX wagens overdect niet rouwaensch laken, met guldebroeders ende vierpannen, eenen speelwaghen toegherust nader antiquer maniere met personagiën, enz. De leden onzer kamer bekwamen den vijfden prijs van 't beste esbatement. Het genootschap der Christus-oogen dong insgelyks mede naer den opperprijs van het beste referein op de vraeg: Wat de Landen can houden in rust, door de brusselsche kamer de Corenbloem, in 1562 voorgesteld. De refereinen der verschillende Rhetorica-kamers te dezer gelegenheid voorgelezen of gezongen, werden in eenen bundel verzameld en ter pers bezorgd; onder deze komt ook dat van onze kamer voorGa naar voetnoot(1). De rust, die het twaelfjarig bestand onder Albertus en Isabella aen ons land had terug gegeven, deed de rederykers, als hooger gezegd is, wederom nieuwen moed scheppen, tot zoo verre dat de mechelsche kamer de Pioen, het dorst wagen, met toelating van het Staetsbestuer het Landjuweel op te hangen. Tot dit feest, hetgeen in 1620, in de maend Mei, plaets greep, begaven zich, behalve eenige byzondere dichters, 24 verschillende kamers, waeronder ook de Christus-oogen van Diest. De voorgestelde vraeg was: der Philosophen leer, schriften en belyden. De refereinen en liederen werden byeen verzameld en in 't licht gegeven by den drukker Hendrik Jaye in 1621. Drie refereinen en een lied behooren tot de diestsche kamer. Men ziet er insgelyks drie blazoenen betrekkelyk dit genootschapGa naar voetnoot(2). | |||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||
De wedstrijd van Mechelen was de laetste die eenigs zins aenzienlyk was. Sints dien vinden wy onze beide kamers nergens meer uitgedaegd. Zy bleven echter bestaen tot het einde der vorige eeuw, en luisterden in buitengewoone omstandigheden door hunne tegenwoordigheid de openbare feesten op. Zy werden afgeschaft in 1796Ga naar voetnoot(1); doch langen tijd vóór dien waren zy, van het byzonder | |||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||
doel ver afgeweken, hetgeen voornamelyk in het opluisteren der godsdienstige plechtigheden door het vertoonen van Mysteriespelen bestond.
F.J. Raymaekers, Pr.
| |||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||
(1) De leden der Christus-oogen hielden hunne byeenkomsten in een gebouw gestaen op het einde der Lange-straet, welke thands nog dien naem draegt. Zoo als wy zien, werden zy er van in bezit gesteld op den laesten Juny 1518. De Scepen-akt te dier gelegenheid afgeleverd luidt als volgt:
‘Wy Jan Reynarts, Hendrik Vanden Assche, Denys van Honsem, Siart Luyten, Pauwel Clerx, Jan Vander Veken ende Jan Goivarts, scepenen van Diest, thuygen alsoo voer heer Aert Meester, Thomas ende Rudsaerd Stayemans, gebroederen, den schoutaerd van Diest opgedragen hebben thuys metten gronde ende alle syne toebehoorten, staende op die abbalie, tusschen erve Hendriks Missens ende Machiel Bontelen van byde syden, tot behoef den geselscappe van Rhetorycke genaemt de Christus-ooghe, ende dienstelyck daer inne gelooft hebben costeloos ende scadeloos te houden van alle voersom, tot op den dach van heden op seven schellingen seven ouden groet t'oncoste ende eenen halven engelschen s'jaers erfcijns, ende op den Heeren chijs, soo wordt Willem Zweris als priester van den voerscreve geselschappe daer inne gegoyed ende geërft naer kennyse den schoutaerd voerscreve ende naer recht ende gewoonte der stat Diest voerscreven. In orconden hieraf hebben wy desen brief met onsen seghel beseghelt in het jaer Ons Heere dusent vijf hondert ende achtien op den laetsten dach in Junio.
Kaert van het rederykers-genootschap de Lelie te Diest.
Den Eerweerdighen ende wysen, onsen lieven ende seer geminden heer en heeren, Schouth, Borgemeesteren, Scepenen ende gemeynen Raidt der stad van Diest. Etc. Thoont ende gheeft te kennen, (etc. als voor). Desen aengesien (etc. als voor.) 2o Item, in den eersten is gegonnen vuyt consent van onsen genadeghen Heere Hertoghe (etc. als voor). 3o Item, noch begheert dit geselscap eenen Hooftman met twee Dekens, waerin dat dit ghemeyn geselscap consenteert ende overgheeft oft eenighe van de voorsc. geselscap sculdich ware van costen of van broecken by den selven gedaen, altijd met den knape van der Liliën sal moghen pandt halen ten huyse der gesellen voerscr. Ende of den voersc. knape pande geweygert wordde of qualyck gesproken werd, daer aen sal de voersc. gepande verbeuren 3 stuyvers, ende dan sal men hem vuytpanden metter boeten ende metter stadtbode ende noch te gecorrigeert te worden by den hooftman, prince, dekens ende gemeyne geselscap.
| |||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||
4. Item, noch begeren de gemeyn gesellen als dat dit geselschap niet meerder en sal moghen sijn dan van xxx persoonen, mer gebruders sovelen als hen believen sal.
5. Item, begeren de gesellen omdat de Rhetorycke der Liliën te bat onder houden mocht worden, dat men vuyt hunnen gheselscap van den XXX persoonen voersc. geen afteeckinghe doen en sal tot enighen anderen gulde of camere, ten ware alsoe dat deselve gesellen begeerden oft yemand van hen besonder des eedts verdrach te hebben, beheltelyck de heeren der stadt hon aft en toedoen.
6. Item, noch es geordineert by den selven geselscap, dat soe wie men van nu voerdaen in der Liliën totten gebrueder sal ontfangen, hy sy dan priester, clerck, geestelyck oft werelyck persoen, dat die sal gehouden sijn in de speciael costen te gelden gelyck de voersc. xxx gesellen van der Leliën; dats te weten in den cost opten sondach nae Assumptionem Mariae ende op den Versworen Maendach, int generael wuytrysen ende int tracteren van eenighe Rhetorycke, die te state genoedt sijnde te Diest komen sullen ende van der gemeynen gesellen sullen ontfangen worden. Ende noch in een colve soe die gestelt sal worden ende metter camerhuren, ende anders en sullen sy nerghens in gehouden syn. 7. Item, noch is verdragen dat men alle Sondaghen colven sal, welcke colven men altijt houden sal des Sondaechs te twee uren te noen. Ende elck colve sal wesen 4 stuvers, ende so wie dese colve gecondicht worde van den cnape ende hy se dan niet en geeft na dat se hem gecondicht is, die sal verbeuren een dobbel colve, te weten 8 stuvers.
8. Item, so en sal nyemant enighe gesellen geestelyck of weerlyck in der colven moghen brengen, het en waert met orlof van den prinsche oft dekenen of ten minste met den orlof van den....... Ende wie hier teghen dade sal verbeuren twee stuvers.
9. Item, so en sal nyemande in der colven ofte in geender tijt opter camer malcanderen brengen moghen heel bieren ofte halve oft oic dan een vriendelyck droncxken ende dien hueslyck verwachten, opt die verbeurte van eenen oirt stuvers. 10. Item, noch es geordinneert by Hooftman, Prinsche ende Deken ende met den gemeynen gesellen als dat men alle twee jaren sal maken eenen tabbaert van eender verwen ende van eender gelycker devisen op der slinker mouwen of te minsten eenen capruyn; welcken tabbart metter divisen elck geselle al volmaect aen sal moeten hebben, oft den capruyn opt hooft dragen op onsen feestdach, te weten Onzer-Liever-Vrouwen Assumptionem, of ten minste des Sondachs daer naer, op die verbuerte van 6 stuvers. 11. Item, noch es geordineert dat elck geselle op alle Onser-Lieve-Vrouwe daghen comen sal op die camer voer 8 uren des s'morgens met syne tabbart metter divisiën ofte capruyn opt hooft hebbende, ende sullen dan samen eerlyck te kercken | |||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||
gaen ende hoeren daer een misse ter eere van Onzer-Liever-Vrouwe, die de camer sal doen celebreren. Ende wie hierinne gebreckkelyck wordt vonden, sal verbueren 1 st. den selven dach te betalen ofte het sal dobbeleren.
12. Item, so en sal nyemant aengenomen worden in dit geselscap voersc. ten sy by Hooftman, Prinsche oft Deken ende oeck by den gemeynen gesellen op de verbeurte van 4 st.; maer nochtans sal hy moeten volgen drie colve daghen lanck nae der ouder ordinantiën, maer die hooftman, prinsche ende dekenen met den gemeynen gesellen, mogen wel gratie doen by haren wille.
13. Item, als dan enich geselle aengenomen is sal die voersc. geselle tasten aen des Prinsche of Deken hant, dan geloven den geselscap goet ende getrouwe ende heylegebaer te wesen ende gelden ende betalen als een goet geselle sculdich es te doen. Dat gedaen sijnde, sal die voerscr. geselle terstont geven den deken voer sijn incomen .... stuvers ende den knape dat hem belieft, ende nochtans verwachten nae syne colve na sijn steed van den berde. Ende wie hier tegen dade, sal verbeuren een dobbel colve, te weten viii st.
14. Item, oft geviel dat enich geselle sceyden woude vuyten geselscap ende nyet langer en beliefde daer in te blyven, die sal den voersc. geselscap voer sijn vuyt gaen geven v stuvers ende een colve ende allen costen op de camer gedaen, ten sy dat hy binnen eender maent sijn colve gegeven heeft. Ende wie hier af contrarie dade, sal men vuyt panden als voerscreven staet, behoudelyck dat hy in dit geselscap sal moeten blyven ende niet eer vuytsceyden dan op den principalen feestdag.
15. Item, so en sal niemandt bidden voer enighe gesellen, hy en sal erst onder tasten ende vernemen int heymelyck te voeren eer hy voer dien bidden sal of dat getal vol is ende oft allen man daer toe consent geeft, om niemant te bescamen oft enighe ouwe gesellen te verliesen mits der nieuwen incomelinghen; op die verbeurte van twee stuvers.
16. Item, dan sal die geselle met den genen die voer hem bid vuyt der camer gaen ende nyet weder incomen voer dat men hem roept, op die verbuerte van twee stuvers.
17. Item, oft sake waer dat iemant van den geselscap vuyt der stadt van Diest reysde sonder orlof, ende boven drie maenden vuyt bleef, die sal men vuyt der tafelen doen, behoudelyck dat hy sijn vijf stuvers geven sal, ende oft hy oirloff genomen heeft sal den oirloff duren een jaer lanck ende niet langer, dies soe sal hy sijn costen betalen van dien jaer voersc. oft vuyt blyven om sijn vijf stuvers voersc.
18. Item, ocht enighen twist ocht gescil geviel int voerscr. geselscap van eneghen roekeloesen woorden oft cleynen saecken, dat sullen die twisters terstont binnen den selven daghe den Prinsche of Dekenen over geven, om dat te beslichten by den gemeynen geselscape met correctiën nae hunnen goet duncken. Wie hier tegen dade sal verbueren drye stuvers.
19. Item, als men een spel groet of cleyn gerolleert heeft, so sal men die rollen brengen in handen van den Deken ende in nyemans anders sonder consent van hen ende den dekenen ende met hunnen raet die daer toe voecht ende den rollen gheeft, die sal se moeten nemen op de verbuerte van vi st. tot behoef van den gemeynen gesellen. Dies is altijt noetsake vuyt gesceyden, maer getroest hy hem der boete, so mach hy se wel overgeven den voersc. deken ende niemants anders met eenen stuver tot desgeens behoeff, die se weder ontfangen sal, ende dat | |||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||
al so goets tijts dat dat spel daer by niet verachtert en blyve. Ende wie hier tegen dade, sal verbueren ses stuvers ende noch ter correctie staen van der cameren.
20. Item, ocht eenich geselle enige onwerdecheyt dade den gameynen geselscape, 't sy met woerden oft wercken enigherhanden dingen hoe dat die gelegen moegen sijn, soe sal die Hoeftman, Prinsche ende Deken metten gemeynen geselscape dat corrigeren nae haren goetduncken ende met swaerder correctiën, so dat behooren sal.
21. Item, als men enich spel groet oft cleyn proeven sal by ordinantiën van Prinssche ende Deken, so sal elck gesel, die daer in spelen sal, moeten comen ter plaetsen daer men proeven sal, op de verbuerte van 1 st. ende dat op een gestaecte ure, het sy op de camer of elders, mer oft hy wyt der stadt moest sijn oft alsulcken nootsaken bewysen conden dat hy daer nyet sijn en mochte, soe sal hy hier af geexcuseert sijn.
22. Item, als men dan enich groot spel spelen sal, so sal elck gesel moeten comen hulpen die stellinghe maken ende daer en sal nyemant verdrach hebben ofte onscult moghen maken, dan alleen degene die in dat selve spel spelen sullen ende en mach enich van den selven gesellen daer nyet comen, soe sal hy daer eenen gelycken man in sijn stadt seynden ofte en doet hys niet, soo sal men eenen hueren op synen cost, ende nochtans verbueren twee stuvers.
23. Item, oft die Prinssche oft Deken iemant heyt of bevelt, het sy van wat dat sy, daer moet elck gesel gehoorsaem in sijn ende nyet weygeren, op die verbuerte van twee stuvers.
24. Item, oft sake waer dat iemant van den gesellen oft guldebrueders, het sy geestelyck oft werelyck, eneghe heymelycke dinghen reveleerden oft uuytbrochten, dewelcke getracteert oft geordineert sijn binnen den voersc. geselscap, het sy in der colven of op der camer, ende dat onder vreemde luyden vercalden ofte vermaenden, souden verbueren iv stuvers ende noch staen ter correctiën van Hooftman, Prinssche, Deken, met den gemeynen geselscape, nae gelegentheyt der saken.
25. Item, waert dat enech geselle op der camere of onder, daer dat geselscap van der Leliën generalyck vergadert is, speelde met teerlingen, 't sy dobbelen, passen oft mommen, oft enich ander tuyscherye bedreve, sal verbueren x stuvers.
26. Item, als enich van onsen medebruders aflivich wordt, soo sal men tot synen vuytvaert gaen, ende alsdan sal elck gesel moeten comen met synen tabbaert metter divisen oft met synen capruyn opt hooft ende offeren aldaer. Ende wie hier niet en quame, sal verbueren twee stuvers; ende daer voer sal elck geselle laten den gemeynen gesellen xii stuvers, voer sijn huysvrouw vi stuvers, voer sijn kynt ii st.
27. Item, als den cnape van der Leliën geboden wordt ende bevolen van Prinssche, Dekenen ende synen raedt die geselle op de camer of ergens te comen, ende hen die wete niet en dede, soe sal hi verbueren die selve boete daer men t'hem op heyt te bevelen.
28. Item, eenyegelyck geselle van der camer sal gehouden sijn met onsen Prinche in den Mey om te ryden, so dat van ouds gewoenelyck es te gesciedene. Wie hier tegen dade sal verbueren v stuvers.
29. Item, voorts is te weten so dat alle dingen, so wat men daer beginnen sal oft | |||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||
voert brengen, dat sal al metter meeste menichte te werck gaen. Ende als dan daer wat gesloten is daer en sal men niet meer op appeleren, opt verbueren van een ℒ was ende te staen ter correctiën van Hooftman, Prinsche ende Deken.
30. Item, om geen discoert etc. (als voer.) 31. Om sekere merckelycke redenen etc. (als voor.)
Latere verordeningen. Anno vijfthien hondert en vyve den xviii dach January: is geordeneert by Prinche ende Dekenen ende den gemeynen geselscap, dat soo wanneer enighe jonge geselle gehouden, dat alsdan die jonge geselle sal moeten condighen den Dekenen oft Valuwatiemeesters xv daghen te voren, nae der oude costuem eer hy trouwen sal, om hem te spelen een esbatement, daer der cameren eer ende die syne ingelegen sal sijn. Ende believet alsdan den jonge geselle, die gehouwet, soo sal hy met den cnape doen noeden de gemeynen gesellen ende hy hem daer inne betrout, maer den gesellen die hy gegheven heeft met den jongen gesellen moet hy doen noeden met den cnape voersc. wilt hy gebruycken die costuymen van der camere, te weten die geltkanne vol Rensche wijn. Ende dese geltkanne sal elck geselle soo vele in gehouden sijn te gevene als hy gehaven heeft, maer elck jonge geselle in synen goeden wille, maer ten minste in de twee stuyvers, naer der ouder costuymen. Ende dit ghelt te gheven des anderdachs als die bruygom getrout es, om die geltkanne te dragene naer der ouder costuymen. Ende soo wie hier in gebreckelyck wordt vonden sal verbueren eenen stuver. Ende alsdan sal de jonge geselle die gehouwt, in der cameren gehouden sijn in xii stuvers ende een schotel spysen, daer hy syne eere inne bewaren wilt. Ende eest dat die geselle voersc. met haren ghiften nyet toe en comen totten kannen voersc., soo sullen sy moeghen nemen die xii stuvers van den bruygom tot hender hulpen; maer die spysen moeghen die gesellen verteeren int ghemeene naer der ouder costuymen. Item, t'is geordineert soe wanneer tgemeyn geselscap geroepen wert ter bruyloft van enighen bruygom van hennen meghebroeders, dat alsdan gebuerde dat eenen noenmaeltyde waere ende hen spyse van den bruygom gesonden wordt, die spyse sullene gemeyne geselle verteeren. Ende gebeurdet alsdan dat die gemeene gesellen toecomen sijn ten gelde totter geltkanne vol Rhinschwijns, daer sy inne gehouden sijn, soo sullen die gesellen moeghen verdrincken des selfs noenens vi st. van den xvi st., die den bruygom sculdich es. Actum anno XVc XLVI, vi Juny: Item, es geordeneert hy Hooftman, Prince, Dekenen ende gemeyne geselscape dat van nu voertane de speelders met den boeckhoudere, ter eeren van der cameren op bruloften of eenighe andere feesten gespeelt hebbende, sullen moghen int geheele ende alleene verteeren voer den halven ruynick, die den bruygom geven moet, vi st. Anno XVc en thiene, iiii Martii: is geordeneert by Hooftman, Prinsche ende Dekenen ende den ghemeynen geselscape, dat so wanneer dekenen ordineren of ordineren sullen eneghe personnage-spelen stom oft sprekende, te voet oft te perde, hoe dat sal mogen geschien ter eeren van der gemeener geselscape of cameren, dat elck geselle oft guldebroeder dat sculdich sijn te doene op die pene van een pont was ter eere van Onser-Lieven- Vrouwen, ende noch ter correctiën tot behoef van der cameren, vi st. Item, is geordineert ende verdragen by Hooftman, Prinsche, Dekenen ende den gemeyne geselscape, dat men kiesen sal alle officieren van der voersc. cameren een maent voer den principalen feestdach ende sal wie hier vuyten gemeynen gesellen | |||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||
gheeligeert wert tot eenigher officieren, die en sal dat toekomende jaer niet vuyter voersc. eed gaen, mer voldienen alsoe een goet gesel sculdech es te doene. Item, es geordeneert ende verdragen by Hooftman, Prinsche, Dekenen ende gemeynen geselscape so wie wuyte voersc. geselscape geëligeert wordt om Prince van der selver camere te syne, sal sculdich sijn als hem die silvere looversGa naar voetnoot(1), der voersc. cameren behoorede, gelevert worden, die te beteren vier ingelschen silvers, op die pene die daer af gebueren mochte. Ende wanneer die voersc. Prince van sijnder officiën gedestitueerd werdt, sal weder op der voersc. camer die selve loovers leveren in alder maniere alsoe hy se te voren ontfangen heeft, oyck met den vier ingelschen voerscreven. Item, es geordeneert by Hooftman, Prinsche, Dekenen ende gemeynen geselscape, soe wanneer eneghe van der voersc. geselscape gehuwen, ende also vele nyet gegeven hebben ofte heffen ende hebben alst principael ghelt van der geltkanne met haerder toehooren gedragen mach, dat die selve brugom van desgeens, dat hy sal van der voersc. kannen te kort sijn, opleggen en betalen soo verre hy in desen der cameren eere begeert. - Actum anno XXVIII, den xxi Decembris. Item, es geordeneert ende verdragen by Hooftman, Prinsche, Dekenen ende gemeynen geselscape voersc., dat soe wie voertane in den eedt der selven geselscape sullen ontfangen worden, sculdich sullen sijn goede ende suffisante borgen te stellen, inne of vuyter voersc. eedt wesende, voer alle costen, lasten, cueren ende bruecken, die op de voersc. camer soude moeghen gebueren. Actum in Augusto anno xxx. Item, is geordineert by Hooftman, Prinche, Dekenen ende den gemeynen geselscape, dat men van nu voertane op alle Onser-Liever-Vrouwe dagen, na der missen, by den voersc. gesellen gehoirt den factoor oft ymand anders in synen name sal doen lesen onse charte, om als deselve gelesen sijnde elck geselle die gehoert hebbende, hem sal weten ende sculdich sal sijn daer nae te regulerene ende om synen eedt daer inne te bewaerene gelyck een goet geselle behoert ende sculdich is van doene. - Actum anno XVc XLVI, den sesten dach Junij. Item, es geordineert by Hooftman, Prince, Dekenen ende gemeene gesellen om 'tgeselscap te bat in vrede en vrindscap te houdene, dat wanneer yemant van den geselle, soo wie dat ware, eenen opstekere, poinjaert, priem oft eenich geweert trokke in grammen moede oft van der tafele opname in fellen grammen moede, soe sal men denselven deliqueren vuyt den geselscape. - Actum anno LXII, in Meerte xxi daghen Luyx styl.
Formvlier gewoontlyk gebezigd in het afleggen van den eed door degenen die als lid in het genootschap werden aengenomen of tot eenig ambt of waerdigheid werden bevorderd.
Den Hooftman.
| |||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||
Den Prinche.
Dekenen.
Valuwatie-Meesters.
Die ontfangen sal worden.
Wy laten hier nevens de namen volgen van de leden der commissie benoemd, om uitspraek te doen welke der deelnemende genootschappen aen den wedstrijd in 1541 te Diest gegeven, den opperprijs enz. verdiend had, als mede den eed doer elck van hun te dezer gelegenheid afgelegd.
Den eed van den jugen in de voersc. feeste van der Rethoricke gedaen (1541).
Dit jugement van der prysen van deser teghenwoordigen feeste van der Rhetorycken, dat wy hier aenveerden, sullen wy regtveerdelyck determineren, sonder faveur of simulatie, na ons vuyterste beste ende nae de conste van de Rhetorycke ende secreet te houden die heymelyckheyt na der fayten der Rhetorycken ende die en sullen wy laten om maechscap, vrintscap noch viantscap, noch om goet dat men ons geven noch nemen moet, oft om eghenderhande saecken willen. Soe help ons Godt ende alle syn heyleghen! Judices, die desen eedt in forma gedaen hebben, sijn geweest: Heer Borthomeeus Walbode, priester. Peeter Vrancken. Wyllem Ylias, facteur der Lelië-camer. Hendrick Van Belme. Pauwels Vander Straten. Zeger De Rusche. |
|