Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van minne spreken... Nederlandse mystieke teksten uit de 13e eeuw (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van minne spreken... Nederlandse mystieke teksten uit de 13e eeuw
Afbeelding van Van minne spreken... Nederlandse mystieke teksten uit de 13e eeuwToon afbeelding van titelpagina van Van minne spreken... Nederlandse mystieke teksten uit de 13e eeuw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.33 MB)

ebook (3.08 MB)

XML (0.67 MB)

tekstbestand






Editeur

H.W.J. Vekeman



Genre

proza
poëzie

Subgenre

non-fictie/brieven
gedichten / dichtbundel
heiligenleven


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van minne spreken... Nederlandse mystieke teksten uit de 13e eeuw

(1976)–Anoniem Van minne spreken...–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 190]
[p. 190]

Anonieme lyriek

In dit hoofdstuk zijn gedichten bij elkaar gebracht die enerzijds aansluiten bij de thematiek zoals die bij Hadewijch naar voren komt, maar anderzijds vooruit lopen op latere, veertiende-eeuwse mystici als Ruusbroec († 1381) en de Duitser Eckhart († 1327).

De eerste twee gedichten, Ay edele minne en Hoe mochtic dat gelaten, passen helemaal in het extatische klimaat van de Begijnenbeweging in de dertiende eeuw, waar ook Hadewijch toe behoort. In beide komt het motief van de onvoorwaardelijke minnedienst met al zijn vreugde en verdriet sterk naar voren. Wat dat betreft komen deze gedichten overeen met de Strofische Gedichten van Hadewijch. Maar ook het overwegend emotionele, affectieve karakter van deze lyriek, de persoonlijke strijd die er in wordt beschreven en het taalgebruik roepen het werk van Hadewijch in gedachten.

Op deze twee gedichten uit de school van Hadewijch volgt in dit hoofdstuk Mengeldicht 27, Een edel licht. De reden waarom het in dit hoofdstuk is opgenomen en niet bij de Mengeldichten zelf is, dat het niet aan Hadewijch kan worden toegeschreven. Het behoort tot de groep Mengeldichten waarvan de auteur (of auteurs) niet bekend is. Deze groep, die de gedichten 17 t/m 29 omvat, wordt daarom aangeduid als zijnde van pseudo-Hadewijch.

De mystiek die uit deze gedichten spreekt is minder hartstochtelijk dan die van Hadewijch. Het gaat meer om bespiegeling en didactiek dan om expressie van persoonlijke emoties. In Mengeldicht 27 treffen we de leer aan over de vonke van de ziel, die in de latere mystiek van vooral Ruusbroec een grote rol speelt. Die vonke is het licht van de ziel dat, altijd naar God gekeerd, God weerspiegelt en naar enicheit met Hem streeft.

[pagina 191]
[p. 191]

Het is de God-weerspiegelende aanleg van de ziel tot de schouwing van God.

De overige drie gedichten van dit hoofdstuk bevatten eveneens thema's die thuishoren in de latere, meer reflexief getinte mystiek. Zo wordt bv. in Minnen natuere, naast het aan Hadewijch herinnerende motief van de onvoorwaardelijke minnedienst, ook de eis gesteld alle aardse zaken en beslommeringen te ontvluchten. Alleen dan is het mogelijk de drie-ene God in zijn eenheid te aanschouwen.

Deze vlucht van het aardse is ook in de gedichten O over hoghe Triniteit en Een subtile ghedicht van hogher godliker mynnen een belangrijk thema. In O over hoghe Triniteit is daarnaast veel aandacht voor de triniteit als een zuivere, bloote, simpel eenicheit, van allen namen onbevaen. Het genieten van die weselicheit is de hoogste zaligheid voor de ziel. Een subtile ghedicht...bevat motieven als: de ziel in zichzelf gekeerd, het edele licht dat de ziel boven de natuur uit voorlicht, de stille afgrond waarin de Godservaring plaatsvindt.

Ay edele minne
 
Ay edele minne, in minen beginne
 
So gavic di wijsheit minen sinne.Ga naar voetnoot1ev
 
Alsic uwer goetheit wart an inne,Ga naar voetnoot3
 
So volchdic hare dach ende nacht.
5[regelnummer]
Als ic hare diende buten binnen,Ga naar voetnoot5
 
Doe wart verloren mine kracht.
 
 
 
Ay edele minne, laet mi niet dolen,
 
Ic ben geraect ter wreeder scolen.Ga naar voetnoot8
 
Mijn edel sinne sijn verloren,
10[regelnummer]
Ontrouwe draget die roede mijn.Ga naar voetnoot10
[pagina 192]
[p. 192]
 
Si gevet sware clage; dat icse draghe,Ga naar voetnoot1
 
Des moetic uten rade sijn.Ga naar voetnoot2
 
 
 
Ay edel minne, mijns herten quale
 
Sidi meester altemale.
5[regelnummer]
Laet mi genesen, so doedi wale,
 
Want mine pine es alte groet.
 
Ghi kint mijn herte en grote smerte
 
Ende mine bitterlike noet.
 
 
 
Ay minne, die mi ter minnen brachte,
10[regelnummer]
Ghi doet mi leven al tonsachte.Ga naar voetnoot10
 
Al haddic dusent manne crachte,
 
Ic verloerse op enen dach.Ga naar voetnoot12
 
Hebt mijns genade, edel minne,
 
Ghi siet datic nemmeer ne mach.Ga naar voetnoot14
 
 
15[regelnummer]
Ay edele minne, mijns herten wonden
 
Laet di mi draghen ongebonden.Ga naar voetnoot16
 
Geboedijt, sciere haddic vondenGa naar voetnoot17
 
Daer ic bi genase wel.
 
Ghi moget mi salven an alsent hallen
20[regelnummer]
In minnen bat dan iemen el.Ga naar voetnoot15evGa naar voetnoot19-20
Hoe mochtic dat gelaten
 
Hoe mochtic dat gelaten, in souden leeren kinnen
 
Heme dieGa naar voetnoot1ev in den cruce ommi starf van minnen.
 
Kindic hem, so mindic hem, sone constix niet ontberen,Ga naar voetnoot3
[pagina 193]
[p. 193]
 
Ic soude in sire minnen craft ende macht verteren.
 
Onkinne maect onminne; leider, magic wel seggen,
 
Die uuten rechten wege so lange gedoelt hebbe.Ga naar voetnoot3
 
Ic hebbe gedoelt, dat rouwet mi sere, al eist te spade;Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Om die grootheit sire ontfarmhertecheit biddic genade.
 
Genade doet hi elken die alles wille legen,Ga naar voetnoot6
 
Vremde saken achter laten ende al sijns plegen.Ga naar voetnoot7
 
Al sijns plegen ende in hem leven sonder faelieren,
 
Dat doet bekinnen mate der minnen ende die hantieren.
10[regelnummer]
Alles vertien ende minnen hen, dats minne maken;Ga naar voetnoot10
 
Die wilt gedien, moet hem vrien van vremden saken.
 
Vremde saken benemen smake ende troest van binnen;
 
Die die wilt laten, hi mach geraken in na bekinnen.Ga naar voetnoot13
 
Int na bekinnen leert men minnen, ende achter settenGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Alle die dinge sonderlinge die ons letten.
 
Die meeste scade die noyt was ochte herte mochte kinnen,Ga naar voetnoot16
 
Dats dat wi noyt uure waren buten minnen.
 
Die buten minnen leeft, hi woent in die doot;
 
Al warict maer allene, nochtan waert jammer groot.Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Maer ic ne sach nie mester der minnen; wie sal minne leeren?
 
Ic peinse, dat ic mi sal van allen dingen keeren.
 
 
 
Mire herten gaste, eere ende raste, lief ende levenGa naar voetnoot22
 
Willic dore minnen wille ende dore hare eere begeven.
 
Hoe mocht sijt dan gelaten, sine soude mi troest geven,Ga naar voetnoot24
25[regelnummer]
Die in haren dienste wille bliven al mijn leven.
 
Wilt si oec dat ic sterve, ic ben altoes gereit
[pagina 194]
[p. 194]
 
Doer haren wille tontfane, eist swaer, hert of wreit.Ga naar voetnoot1
 
Ic wille dor hare sterven ende anegaen die doot;
 
Al dat hare es bequame, dan es mi niet te groot.Ga naar voetnoot3
 
Gebiedt sijt mi, ic wille ter hellen gerne varenGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Ende hemelrike ontseggic selve sonder hare.Ga naar voetnoot5
 
Dit scijnt ongelove dat ic nu hebbe geleert,Ga naar voetnoot6
 
Maer hen es, op dat ment ter rechter wareit keert.Ga naar voetnoot7
 
Daer minne es, daer ne mach helle noch rouwe wesen;Ga naar voetnoot8
 
Die hadde die doot, quame hi ter minnen, hi ware genesen.
10[regelnummer]
Minne es medicine alrehande quetssuren;
 
Daer omme willic hare dienen, hoe soet mi wert te sure.Ga naar voetnoot11
 
Die met suren avonturen al hare sinneGa naar voetnoot12
 
Ende daer in duren, dat doet beruren den moet der minnen.
 
Als ic den tijt besie die ic hebbe ledenGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Buten minnen, wordic van binnen soe tonvreden,
 
Dat mi en can getroesten hope noch goet geval;
 
Maer eer ix iet weet comt minne ende doets mi vergeten al.Ga naar voetnoot17
 
Dan wert mijn herte boven mi selven op geheven
 
In een bewondren, dan alre ierst beginnic leven.
20[regelnummer]
In dat leven wert mi gegeven een rijc gewout:
 
Dat minne sal gilden - si es so milde - al mine scout.
 
Nu benic over ende hebbe coever van allen goede,Ga naar voetnoot22
 
Want selve die minne van minen sinne es worden hoede.
 
Minne es so faeliant, si wilt mi alles verlaten;
25[regelnummer]
Dat ic hare noyt ontbleef, dat rouwet mi uutermaten.
 
Sine wilt negheen gewach hebben van minen gebreken;Ga naar voetnoot26
[pagina 195]
[p. 195]
 
Van minnen doget en can men te vollen niet gespreken.
 
O minnen macht, van al mire cracht so sijt geloeft,
 
Die mijn herte van alder smert hebt verhoegcht.
 
O minnen nature, die mi in curen hebt genomen,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
In can geduren als ene uure merret u comen.Ga naar voetnoot5
 
Ende alse ghi sijt hier ende ghi dat vier ontstect der minnen,
 
Werdic soe in dole, dat mi al een cole dunct wat ic kinne.
 
Ic hebbe gehaect ende ben geraect in die suetheit der minnen.
 
Ic ben gemaect ende niet volmaect int vaste bekinnen:Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Ic scouwe met rouwen ene nouwe ontrouwe die mi noch let;
 
Ic kinne met sinne, dat minne van binnen mi daer uute wect;
 
Ic late, ic hate donmate der saken die mi dede dolen;Ga naar voetnoot12
 
Ic swige, ic nige, ic crige, ic blive der minnen scolen.Ga naar voetnoot13
 
 
 
Een innerich sien, alst mach gescien, wort mi gegheven,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Dat ic niene gave om al hare have, die nu leven.Ga naar voetnoot15
 
Ute siene comt een raye in mire herten gront
 
Ende doet mi al vergeten dat mi noit was cont.
 
Die raye dore vliegcht mijn herte daer na sute locht;
 
Ay, wies ic dan gevoele, dat latic nu gecnocht.Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Als dlicht der minnen dus heeft dor scenen mine sinne,
 
So benic ierst gereet tontfane die edele minne.
 
 
 
Geloeft sijt minne, die mine sinne hebt gehoegcht
 
Boven al dat es, want mijs getes wat gi vermoeghct.Ga naar voetnoot23
 
Wat minne vermach, dats mijn gelach ende mine vriheit;
25[regelnummer]
Si es al mijn gnouch ende ic haer gnouch in enecheit.
 
Mine moge scaden valsche rade noch vremt bedwanc,Ga naar voetnoot26
 
Ic ben verheven boven alle die leven in minnen lanc.Ga naar voetnoot27
[pagina 196]
[p. 196]
 
Die herten fel, die waren snel op minen persoen
 
Met valschen oerconde, dats mi gesonde ende ewelec loen.Ga naar voetnoot1ev
 
Wat soudic achten van haren ambachten, die quaet seggen,
 
No meer no min wort hare gewin dan quaet hebben.
5[regelnummer]
Van minnen es mi goet gesciet, dat makic cont
 
Den genen dien van fijnre minnen sijn gewont.
 
Ic ben gewont van minnen, dan willic niemen clagen,Ga naar voetnoot7
 
Maer wat mi minne gebiet, dat willic gerne draghen.
 
Der minnen slage willic dragen na mine macht,
10[regelnummer]
Ende haer bedwanc benic te cranc: so geve mi cracht.Ga naar voetnoot10
 
Mine macht ware niet en dade sijt, die edel trouweGa naar voetnoot11
 
Die mi gewect heeft ende getrect uute allen rouwe.
 
Dat minne in mi comt hoe dat si, ine caent geweten;Ga naar voetnoot13
 
Maer dat si daer es benic gewes, daer ne wetic wat af spreken.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Begerte, geloeve ende hop, daer ic met op ben comen,Ga naar voetnoot15
 
Dat wort mi int gebruuc der minnen al benomen.
 
Minne bloyt in mi ende ic in hare verwendelike;
 
Dat ic dan gevoele dunct mi hemelrike.
 
Dan wort mi cont der minnen gront ende hare hoecheit,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Ende in haer widde dolic sonder arbeit.
 
Twonder dat ic verstaen in minnen hoecheit hebbe,
 
Dan mach herte begripen noch ine caent u geseggen.Ga naar voetnoot22
 
Maer een ewelec ceins boven al gepeins wert mi geboden,
 
Dat ic regneren sonder cesseren sal met gode.
25[regelnummer]
In die diepheit es minnen arbeit mi sonder mesquamen,
 
Alsic scouwe minnen trouwe na hare getamenGa naar voetnoot26
 
Ende ic dat kinne: dat trouwe der minnen es sonder gront,
 
Sonder gelike boven al goet rike ende ons wert cont.Ga naar voetnoot28
[pagina 197]
[p. 197]
 
Hoe ict versta, een kinnen na dats also groetGa naar voetnoot1
 
Als al dat god onder sijn gebod noch noyt geboet.Ga naar voetnoot2
 
Dits alle welde, volle joye ende hoghe salicheit
 
- Maer die afkeer geliket der hellen arbeit -
5[regelnummer]
Alsic sie: een in drie ende drie ene enecheit,
 
Even gelike ende even rike ende ene majesteit,
 
Drie persone: den vader, den sone, den heilegen gheest,
 
Een wille, een minne, een wesen, een kinnen, een vrienscap meest.
Een edel Licht
 
Een edel licht lichtet in ons fijn,Ga naar voetnoot1
 
Dat wilt altoes dat wij hem ledich sijn.Ga naar voetnoot2
 
Die puere vonke, dat ghensterkijn,
 
Die levelicheyt der zielen mijn,
5[regelnummer]
Dat enech altoes met gode moet sijn,
 
Daer lichtet god inne sinen eweghen scijn.
 
 
 
Dat es verborghen in ons binnen,Ga naar voetnoot7
 
Het en can redenne noch sin versinnen
 
Niet anders dan met bloeter minnen.
10[regelnummer]
Si sijn overformet diet bekinnenGa naar voetnoot10
 
Overnatuerleke uter vonken van binnen
 
In een godlec eenvoldich kinnen.
 
 
 
De toeval der menichfuldicheitGa naar voetnoot13
 
Benemt ons onse eenvuldicheit,Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Also sente Jan ewangeliste seit:
 
Dat licht lichtet inder demsterheit,Ga naar voetnoot15ev
[pagina 198]
[p. 198]
 
Ende niet en begrijpse dies lichs claerheit
 
In hare die donckere deemsterheit.Ga naar voetnoot1-2
 
 
 
Waren wij comen te desen lichte,
 
So waren wij ledich in sijn ghesichte
5[regelnummer]
Van alre wise, van alre berichte,
 
Van alre storien, van alre ghedichte;
 
In een afgrondich onghestichte
 
Saghen wij dan dat licht inden lichte.
 
 
 
Scamt u, ghi die langhe hebt ghescenen,Ga naar voetnoot3-9
10[regelnummer]
Dat u so langhe moet toeval menen
 
Ende onghewesent altoes cruept henen.Ga naar voetnoot9ev
 
Mochte eenvoldicheit u in hare ghewenen
 
Datse u met haren lichte hadde overscenen,Ga naar voetnoot13
 
So bleefdi van beelden, van formen ongherenen.
 
 
15[regelnummer]
Ghi moecht u selven zere versienGa naar voetnoot15
 
Dat ghi dat licht soeket buten met pertien
 
Ende in u gheel es ende u gheheel wilt vrien.Ga naar voetnoot17
 
Wilde derre philosophien
 
Sijn meester, sone mogdi u selfs niet lien
20[regelnummer]
Noch niets achten, maer alles vertien.
 
 
 
Ay deus, hoe grote edelheyt
 
Es dese vrie ledicheyt,
 
Daer van minnen minne al ontseyt
 
Ende niet en soect buten haers selvesheyt,
25[regelnummer]
Alse si die eweghe salicheyt
 
Hevet besloten in hare enicheit.
[pagina 199]
[p. 199]
Minnen natuere
 
Minnen natuere
 
Gheneest quetsure
 
Ende alle pine.
 
Sijt in ruerenGa naar voetnoot4
5[regelnummer]
Daer in te dueren
 
Ende vroem te sine.
 
 
 
Wilt met suren
 
Aventueren
 
Cracht ende sinne.Ga naar voetnoot7-9
10[regelnummer]
Condijt verdueren,Ga naar voetnoot10
 
U sal beruerenGa naar voetnoot11
 
Godlike minne.
 
 
 
Al uwe cracht
 
Ende al u macht
15[regelnummer]
Bestaet in minnen.
 
Si eest die wacht
 
Dach ende nacht
 
NaGa naar voetnoot16ev u ghewinnen.
 
 
 
Dese vriendinne
20[regelnummer]
Es coninghinne
 
Milde ende rike.
 
Wildise kinnen,
 
Keert u van binnen
 
Te hare ghelike.Ga naar voetnoot23-24
 
 
25[regelnummer]
Onlede vlien,
 
Als mach ghescien,Ga naar voetnoot26
[pagina 200]
[p. 200]
 
Maect hebleecheit
 
God te sien,
 
Een in drien,
 
In eenicheit.
 
 
5[regelnummer]
Wildi kennen
 
Vrucht der minnen
 
Sonder aerbeit,
 
Houdt u binnenGa naar voetnoot8
 
Ende wilt versinnen
10[regelnummer]
Gods minnechleecheit.
 
 
 
Wildi winnen
 
Ende bekinnen
 
Ghewareghe doecht,
 
Gheeft der minnen
15[regelnummer]
U versinnen
 
So ghi best moeght.
 
 
 
Hout uwen vlijt,
 
Dat hi te wijt
 
En sijn noch tingheGa naar voetnoot18-19
20[regelnummer]
..........
 
..........
 
..........
 
 
 
In doechden snel
 
Te hueden wel
25[regelnummer]
Hoverdechede;
 
Op niemant fel,
 
En suect niet el
 
Dan nederhede.
 
 
 
Ghi moet dienen
30[regelnummer]
Ende verdienen,
[pagina 201]
[p. 201]
 
Lopen, rennen,
 
Seldi regnerenGa naar voetnoot2
 
Ende jubileren
 
Metter minnen.
 
 
5[regelnummer]
Zuect niet dan dienen,
 
Ruect niet verdienen,Ga naar voetnoot6
 
Laet u ter minnen.Ga naar voetnoot7
 
Na haer verseren
 
Seldi regneren
10[regelnummer]
Na u versinnen.Ga naar voetnoot8-10
 
 
 
Sidi ledich
 
Ende ghestedich,
 
Houdi vrede,
 
God ghenedich
15[regelnummer]
Es bereedich
 
Te uwen ghebede.Ga naar voetnoot15-16
 
 
 
Dat wij verstaen,
 
Dat si ghedaenGa naar voetnoot18
 
In rechter minnen.
20[regelnummer]
Dat doe God saen
 
Aen ons bestaen,Ga naar voetnoot21
 
Buten ende binnen.
 
Amen.
O over hoghe Triniteit
 
O over hoghe Triniteit,
 
Een oorspronc sonder beghinnen.
[pagina 202]
[p. 202]
 
O bloote, simpel eenicheyt,
 
Daer alle dingen wonen binnen.Ga naar voetnoot2
 
 
 
O eenich één, ghi sijt so bloot,
 
Van allen namen onbevaen.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Waer minen gheest daer in dinen schoot,
 
Soe waer alle mijn trueren ghedaen.
 
 
 
Och eenich één, weest mijn onthout.
 
Ghi hebt u in minen gheest ghebaert.Ga naar voetnoot8
 
Vrijt mi van allen menichfout,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Diep in u ongheaerde aert.Ga naar voetnoot10
 
 
 
O eewich, onghescapen goet,
 
Gheeft my te kennen met u aenscijnGa naar voetnoot12
 
Wat ghi u liefste vrienden doet
 
Die in u hoochste minne sijn.
 
 
15[regelnummer]
Ghi sijt dat rijc der sielen mijn,
 
Gheen hert en cans te volle verstaen;
 
Och, wie dat daer sal rusten in,
 
Sinen arbeyt die is al ghedaen.
 
 
 
So wie Gode vercoren heeft,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Te begeven alle dinc is hem cleyn.Ga naar voetnoot20
 
Die de werelt ghelaten heeft,
 
Van alle beelden blijft hi reyn.
 
 
 
So wie Gode vercoren heeft,
 
Tis recht dat hy in vruechden leeftGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
Ende wacht hem dat hi niet en sneve,
 
Noch Gods minne niet en begeve.
[pagina 203]
[p. 203]
 
De engelen die daer boven sijn,
 
Si barnen inder minnen dijn,
 
Want si aensien u schoon aenscijn
 
Ende daer toe in volle bekennen zijn,
 
 
5[regelnummer]
Die hoghe seraphinnen dijnGa naar voetnoot5
 
Sijn so verclaert in u aenscijn,Ga naar voetnoot6
 
Sij dragen hoghe minne daer in.
 
Och, mocht ic haer gevoecht zijn.Ga naar voetnoot8
 
 
 
Want sij so diep versoncken sijn
10[regelnummer]
Al inder hoochster minnen vliet.
 
Wie daer in verdroncken is,
 
Och, hem is so wel geschiet.
 
 
 
Nu lof en danc u vaderlicheyt,
 
Want u soete volstandicheyt
15[regelnummer]
Int wercken onser menscelicheytGa naar voetnoot15
 
Der sielen hoochste salicheyt.
 
 
 
God is een licht, een wesen bloot,
 
Uut hem so wert die sone ghebaert;
 
Uut hen beyden vliet der minnen vloet,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Elc van hen toent daer sinen aert.
 
 
 
Si syn in vaster sekerheyt
 
Al inder hoochster stillen schoot.
 
Och, daer en is gheen veranderheyt,
 
Men pleecht daer lievekens wille groot.Ga naar voetnoot24
 
 
25[regelnummer]
Die minne en liet hem niet ghedueren,
 
Hi en moeste uut sinen vader gaen.Ga naar voetnoot25-26
[pagina 204]
[p. 204]
 
Dat hoochste werc woude hi volvueren,
 
Dat oyt van minnen was gedaen.
 
 
 
God is een oorspronc onser minnen.
 
Sijn stralen sijn so veelderhant,
5[regelnummer]
Hi doerschiet dat herte van binnen,
 
Het wort verwonnen al dat hi raect.
 
 
 
Al schiet hi diep, en ontsiet u niet,
 
Gaet sinen ghescutte te ghemoet,
 
Want het is wel een soete verdriet
10[regelnummer]
Dat hy der sielen ane doet.
 
 
 
Hy maket daer hi coemt al beroert,
 
Hi werct ende der sielen cracht aen doet;Ga naar voetnoot12
 
Si hebben menich toornich woert,
 
Hi steelt hen alle haer ghedachten oeck.
 
 
15[regelnummer]
Hi is die al dat merch verteert,
 
Hi is der sielen medecijn,
 
Hi is al dat die siele begheert,
 
Si wil van hem verslonnen sijn.
 
 
 
Hi maecse arm die waren rijc,
20[regelnummer]
Hi doetse lopen om haer broot.
 
Al om zijn minne sekerlijck,
 
So heeten si sijn van sinnen bloot.Ga naar voetnoot22
 
 
 
Hi maectse sot die waren vroet,
 
Hi drijftse tot allinde groot;
25[regelnummer]
Doer hem liden si menige pijn,
 
Om sijn minne te vinden bloot.Ga naar voetnoot26
 
 
 
O uutvloeyende hoghe Triniteyt,
 
O minnende vloet, o diepe eenicheyt,
[pagina 205]
[p. 205]
 
O salich ghebruycken, een weselicheyt:
 
Der sielen hoochste salicheyt.
Een subtile ghedicht van hogher godliker mynnen
 
't Is tijt dat wi beghinnen
 
Met onsen willen schier
 
Te climmen in der minnen,
 
Die tijt die is nu hier.
5[regelnummer]
Wy hebben versuumt soe menighen dach
 
Mit onser willen cracht;Ga naar voetnoot5-6
 
Mochten wi nu dat legghen af,
 
Soe en hoerden wi gheen gheclach.
 
 
 
Die siel die moet van binnen
10[regelnummer]
Te Gode sijn ghekeert,
 
Sal si uut hogher mynnenGa naar voetnoot11
 
Van der waerheit syn gheleert.
 
Soe moet si voer des meesters voet
 
Myt groter hoeden dalen,
15[regelnummer]
Sal si van haren wederstoet
 
Troest of blijscap halen.
 
 
 
Sin ende sinlicheit
 
Moeten daer te niet gaen,
 
Van lieven ende van lydenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
Moet men ghelike staen.Ga naar voetnoot20
 
Natuer die moet sterven doot,Ga naar voetnoot21
 
Die gheest die leit in qualen,
 
Hoe gaerne soud hi leeren voert
 
Al in der hogher scolen.
[pagina 206]
[p. 206]
 
Die scole die ic meyne,
 
Dat is een stil afgront,
 
Daer leert God alleyne
 
Die zielen sonder mont.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Men mach hem sonder oghen sien
 
Ende sonder zwaerheit draghen.Ga naar voetnoot6
 
Der werelt mach si daer ontvlienGa naar voetnoot7
 
Ende leeren sonder vraghen.
 
 
 
Als ghi der minnen vraghet,
10[regelnummer]
Wat wart u dan bericht?
 
Gaet voert al sonder traghen,
 
U licht een edel licht.
 
U licht die edel waerheit bloot
 
Boven alle naturen;Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
Is anderheit ghesturven doot,
 
Soe moech di daer wel dueren.
 
 
 
Dat suetste van der mynnen,
 
Dat is een vierich doot,
 
Het ontstect dat herte van binnen,
20[regelnummer]
Het maect den gheest al bloot.
 
Is dat niet een wonder groet,
 
Dat barnt an allen siden:
 
Het maect een vier in 't herte soe groot,
 
Het can den gheest verbliden.
 
 
25[regelnummer]
Blijscap in den gheest,
 
Dat is een werscap fijn;
 
Die daer coemt totter feest,
 
Hi mach wel salich sijn.
 
Al en had hijs mer een brockelkijnGa naar voetnoot29
[pagina 207]
[p. 207]
 
Ende dronc hi van den wijn,Ga naar voetnoot1
 
't En waer hem ghene pijn.
 
 
 
Hoedet u van den vrien gheest,Ga naar voetnoot3
 
Dat is die nauste raet.
5[regelnummer]
Si wrecken al haer eyschen,
 
Al waer 't oec noch so quaet.
 
Consiencie houden si spot
 
Ende sonde voer gheen misdaden.Ga naar voetnoot7-8
 
Aldus wanen si vercrighen God,
10[regelnummer]
Och, hoe sijn si verraden.
 
 
 
Wie houdet sijn hertkijn puer,
 
Die en deerf niet wesen blynt.Ga naar voetnoot12
 
In hem is een fyghuer
 
Die alle dinc bekennt.Ga naar voetnoot14
15[regelnummer]
In hem is een edel stat
 
Daer God altoes wil rusten.
 
Als hi dan heeft der enghelen scat,
 
Wat mach hem anders lusten?
 
 
 
Dat dringhet doer die creaturen.Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Leer rusten op een bloot.
 
Al moetstu dat besuren,Ga naar voetnoot21
 
Si is een salich coop.
 
Du sulstu daer na in rusten sijn
 
Al mytten salighen gheesten,Ga naar voetnoot23-24
25[regelnummer]
Ende dringhen doer die seraphinGa naar voetnoot25
 
Al totter hogher feesten.
[pagina 208]
[p. 208]
 
Die vruechde die is onghemeten,
 
Die God ons heeft bereit.
 
Geen tonghe en can volspreken
 
Die grote waerdicheit.
5[regelnummer]
Daer is vruechde sonder verganc
 
Ende rijcheit sonder ontberen.
 
Wat sal ons moghen deeren.
 
 
 
Nu bidden wi al ghemeyne
 
Den Vader mijnnentlijc,
10[regelnummer]
Dat hi onse misdaet cleyneGa naar voetnoot10
 
En maec ons 't herte rijc.
 
Ende hi ons maec des toevals quijtGa naar voetnoot12
 
In desen armen dale,Ga naar voetnoot13
 
Ende hi na deser corter tijtGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
Ons allen tot hem hale. Amen.
voetnoot1ev
in...sinne: ik begon met mijn verstand op de wijsheid te richten.
voetnoot3
wart...inne: gewaar werd.
voetnoot5
buten binnen: uiterlijk en innerlijk.
voetnoot8
geraect...scolen: beland bij kwaadaardig onderricht.
voetnoot10
aan mijn twijg bloeit ontrouw.
voetnoot1
Si: nl. de ontrouw.
voetnoot2
daarom is radeloosheid mijn lot.
voetnoot10
tonsachte: te onaangenaam.
voetnoot12
Ic verloerse: ik zou haar verliezen.
voetnoot14
nemmeer...mach: niet langer kan.
voetnoot16
di: die, nl. de wonden.
voetnoot17
Geboedijt: Zou u het gebieden.
voetnoot15ev
Ay...el: paradox van heil door lijden.
voetnoot19-20
U kunt me, zonder me voortdurend tot de minne te halen, beter zalven dan wie dan ook.
voetnoot1ev
Hoe...die: Hoe zou ik het kunnen nalaten hem te leren kennen die.
voetnoot3
sone...ontberen: dan kon ik er niet buiten (nl. wat in de volgende regel wordt gezegd).
voetnoot3
uuten: buiten de.
voetnoot4
eist: is het.
voetnoot6
die...legen: die alles wil neerleggen.
voetnoot7
Vremde saken: zaken die de minne belemmeren - al...plegen: zich geheel aan zijn (Christus) wil overgeven.
voetnoot10
hen: Christus.
voetnoot13
na bekinnen: getrouw belijden.
voetnoot14
achter setten: terzijde schuiven.
voetnoot16
ochte...kinnen: en die het hart zou kunnen ervaren.
voetnoot19
warict: was ik het.
voetnoot22
Mire...gaste: Mijn beste vrienden.
voetnoot24
Hoe zou zij het dan kunnen nalaten mij troost te geven.
voetnoot1
tontfane: te ondergaan.
voetnoot3
dan...groot: dat is mij niet te zwaar.
voetnoot4
sijt: zij het.
voetnoot5
sonder hare: maar de minne niet.
voetnoot6
Dit...ongelove: Dit lijkt ketterij.
voetnoot7
maar dat is niet zo, op voorwaarde dat men het in de juiste zin opvat.
voetnoot8
ne mach: kan geen.
voetnoot11
hoe...sure: hoezeer het mij daardoor ook duur te staan komt.
voetnoot12
met suren: met bitterheid.
voetnoot14
hebbe leden: heb verzuimd.
voetnoot17
ix: ik daarvan.
voetnoot22
Nu...over: Nu ben ik van zorgen voor het bestaan ontheven.
voetnoot26
Zij wil niets van mijn tekortkomingen horen.
voetnoot4
mi...genomen: zorg voor mij hebt gedragen.
voetnoot5
In can: ik kan niet.
voetnoot9
Ic...volmaect: Ik ben gevormd maar niet volmaakt.
voetnoot12
donmate: de onmatigheid.
voetnoot13
der...scolen: leerling van de school der minne.
voetnoot14
Een...sien: Een innerlijk inzicht.
voetnoot15
die: van hen die.
voetnoot19
wies: waarvan.
voetnoot23
mijs: mij is.
voetnoot26
Mine moge: Mij kunnen niet.
voetnoot27
ik ben in minne ver boven allen die leven verheven.
voetnoot1ev
paradox van heil in een situatie van verdachtmaking.
voetnoot7
dan...niemen: dat wil ik niemand.
voetnoot10
Ende: maar - so: zij.
voetnoot11
en...sijt: indien zij het niet deed (nl. kracht geven).
voetnoot13
Op welke manier minne in mij komt kan ik niet te weten komen.
voetnoot14
daer...spreken: daarover weet ik niets te zeggen.
voetnoot15
daer...comen: die mij deden groeien.
voetnoot19
gront: diepte.
voetnoot22
Dan...herte: dat kan het hart niet - noch...caent: noch kan ik het.
voetnoot26
na...getamen: zoals het haar toekomt.
voetnoot28
Sonder...rike: onvergelijkbaar verheven boven alle kostbare goederen.
voetnoot1
na: door en door.
voetnoot2
noch noyt: tot nu toe ooit.
voetnoot1
edel licht: de naar eenheid met God strevende kern van de ziel.
voetnoot2
hem: voor God.
voetnoot7
Dat: slaat terug op edel licht.
voetnoot10
overformet: omgevormd.
voetnoot13
Onze innerlijke verdeeldheid.
voetnoot14
eenvuldicheit: het ideaal van de naar eenheid strevende mens.
voetnoot15ev
Also...deemsterheit: zie Joh. 1, 5.
voetnoot1-2
de duisternis neemt de klaarheid van het licht niet aan.
voetnoot3-9
Ook bij Ruusbroec vindt men een dergelijke formulering in zijn Van seven trappen: daer sijn sij los ende ledich van alre historiën ende van allen ghedichte.
voetnoot9ev
Scamt...henen: Schaamt u, gij die altijd met uiterlijke schijn vrede neemt, dat toevalligheid u zo lang moet leiden en dat u zonder één te zijn geweest wegkruipt.
voetnoot13
Datse: zodat zij.
voetnoot15
Hoed je ervoor.
voetnoot17
ende: terwijl het toch.
voetnoot4
Doe er alles aan.
voetnoot7-9
Waag kracht en verstand aan de pijn van de minne.
voetnoot10
Condijt: Indien u het kunt.
voetnoot11
U sal: dan zal u.
voetnoot16ev
wacht...na: waakt over.
voetnoot23-24
keer dan in tot haar beeld in uw ziel.
voetnoot26
indien mogelijk.
voetnoot8
blijf dan op uw innerlijk gericht.
voetnoot18-19
opdat hij noch te groot, noch te beperkt is.
voetnoot2
Seldi: wilt u. De regels 29-1 geven de voorwaarde aan.
voetnoot6
bekommer u niet om beloning.
voetnoot7
laet u: geef u over.
voetnoot8-10
Na de loutering zul je de minne beheersen zoals je dat verlangt.
voetnoot15-16
is welwillend t.o.v. uw gebeden.
voetnoot18
dat moet gedaan worden.
voetnoot21
in ons ten uitvoer brengen.
voetnoot2
waarin alles is gevat.
voetnoot4
geen naam kan u uitdrukken.
voetnoot8
openbaring door Gods geboorte in de ziel.
voetnoot9
Bevrijd mij van alle verdeeldheid.
voetnoot10
ongheaerde aert: ongeschapen natuur.
voetnoot12
met u aenscijn: door u te tonen.
voetnoot19
vercoren: uitverkoren.
voetnoot20
is...cleyn: kost hem geen moeite.
voetnoot24
Tis recht: het is terecht.
voetnoot5
seraphinnen: de hoogste engelen.
voetnoot6
staan zo in het licht van uw aanwezigheid.
voetnoot8
mocht...sijn: kon ik in hun gezelschap zijn.
voetnoot15
in het werken aan onze menselijke natuur. Denk na regel 15 het werkwoord is.
voetnoot19
der...vloet: de Geest.
voetnoot24
de Personen zijn één in liefde en wil.
voetnoot25-26
De minne liet Hem (nl. de Zoon) niet in die toestand (17-22), Hij wilde mens worden.
voetnoot12
der...doet: geeft de mensen kracht.
voetnoot22
daarom beloven ze vrij van begeerten te zijn.
voetnoot26
bloot: middelloos.
voetnoot5-6
Wij zijn zo vaak vrijwillig nalatig geweest.
voetnoot11
uut: vanuit (geeft de bron aan).
voetnoot19
Van: ten aanzien van.
voetnoot20
moet men onverschillig staan.
voetnoot21
Natuer: Het lichamelijke.
voetnoot4
sonder mont: zonder te spreken.
voetnoot6
en spontaan met hem omgaan.
voetnoot7
si: de ziel.
voetnoot14
op bovennatuurlijke wijze.
voetnoot29
Al...mer: Al had hij daarvan slechts.
voetnoot1
Ende: maar.
voetnoot3
vrien gheest: dertiende, veertiende eeuwse secte: de broeders van de vrije of nieuwe geest. Zie 5-9.
voetnoot7-8
Zij drijven de spot met het geweten en achten de zonde geen misdaad.
voetnoot12
en...niet: mag niet.
voetnoot14
bekennt: doorschouwt.
voetnoot19
Dit (15-16) manifesteert zich in de schepselen.
voetnoot21
moetstu: moet u.
voetnoot23-24
Je zult daarna delen in de rust van de zalige geesten.
voetnoot25
dringhen...seraphin: door de kring der Serafijnen dringen.
voetnoot10
onse...cleyne: onze zonden vergeeft.
voetnoot12
ons...quijt: ons van het wisselend lot verlost.
voetnoot13
op aarde.
voetnoot14
deser... tijt: het aardse leven.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken