Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1990 (1990)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1990
Afbeelding van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1990Toon afbeelding van titelpagina van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1990

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.89 MB)

Scans (14.57 MB)

XML (0.70 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1990

(1990)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 58]
[p. 58]

Drie nieuwe brieven van Jan Frans Willems aan Jacob Grimm (1836-1837)
Een teksteditie
door Ada Deprez en Marcel De Smedt

Handschriften volgen soms wonderbare wegen. In maart 1990 vonden wij in de universiteitsbibliotheek te Basel drie tot dusver onbekende brieven van Jan Frans Willems aan Jacob Grimm, die daar in 1980 nog niet te vinden waren, en sedertdien blijkbaar uit de nalatenschap van Andreas Heusler II geïnventariseerd werden. Navraag naar de wijze en het tijdstip van verwerving of bewerking bleek vergeefs.

Nu zijn er te Basel in de loop van de vorige en van deze eeuw drie gelijknamige Andreas Heuslers geweestGa naar voetnoot(1): grootvader (1802-1868) en vader (1834-1921) waren lokaal bekende juristen en privaatdocenten, verbonden aan de universiteit, maar geenszins bibliofielen of verzamelaars; de zoon (1865-1940) was de veel beroemder en internationaal bekend gebleven oud-germanist en nordist, die tot 1919 te Berlijn heeft gedoceerd en daarna te Basel werkzaam is gebleven. In de nabijheid van deze stad heeft hij zich ook gevestigd in de Villa Thule in Arlesheim om er tot zijn overlijden met studeren, publiceren en corresponderen met de geleerdenwereld bezig te zijn. Wij zouden derhalve geneigd zijn de herkomst van de drie Willems-brieven aan hem toe te schrijven, maar op de kaart in de catalogus staat onwrikbaar: IIGa naar voetnoot(2).

 

Bij nadere inspectie viel meteen op dat de drie brieven geen originelen zijn: dit blijkt zowel uit het geschrift als uit de handtekening. Het zijn kopieën die op 19de-eeuws papier en in een onbetwistbaar 19de-eeuws handschrift geschreven zijn, zeer waarschijnlijk door een Duitser uit de kring van Grimm (immers Jacob Grimm zelf is het niet, zijn geschrift is anders), want er komen enkele opvallende verschrijvingen in voor, die een Nederlandstalige niet zou makenGa naar voetnoot(3). Wij dachten eerst

[pagina 59]
[p. 59]

aan Jacobs broer Wilhelm, maar diens handschrift bleek na controle totaal anders. Misschien zijn zij van de hand van de steeds meer in de schaduw gebleven broer Ferdinand? Er was geen controle op een dichtbij bewaard handschrift te Gent, te Leuven of te Basel mogelijk. Tot nader order blijft dit dus een vraagteken, maar veel belang heeft het al bij al niet.

Intrigerender is de vindplaats te Basel. De Grimm-SchränkeGa naar voetnoot(4) worden immers sedert decennia in de Preussische Staatsbibliothek te Berlijn bewaard, en de brieven - de originelen althans - hoorden daar te zitten, maar dit is niet het geval. Willem de Vreese, die in 1926 in de Mittelalterliche Handschriften. Festgabe Degering de briefwisseling van Jan Frans Willems en Jacob Grimm uitgafGa naar voetnoot(5), heeft ze daar niet gevonden en dus niet kunnen publiceren. Heeft Andreas Heusler III de stukken in een of ander antiquariaat te Berlijn vóór of in 1919 verworven? De inhoud ervan valt alvast geheel samen met de richting van zijn belangstelling voor de germanistiek en de vroege middeleeuwen.

Ondertussen publiceerde C. Soeteman uit Leiden in de Brüder Grimm Gedenken ‘Ein bei de Vreese fehlender Brief von Jacob Grimm an Jan Frans Willems’ van 23 mei 1838Ga naar voetnoot(6), zodat het schema dat wij in 1965 opnamen in de inleiding bij de Brieven van, aan en over Jan Frans Willems 1793-1846Ga naar voetnoot(7) er thans, aangevuld met de vetjes gezette nieuwe vondsten, evenwichtiger gespreid uitziet:

van Willems van Grimm
 
  14.12.1834
  15.4.1835
  3.12.1835
4.2.1836  
  10.5.1836
  2.9.1836
17.11.1836  
  29.12.1836
13.4.1837  

[pagina 60]
[p. 60]

  30.5.1837
  9.11.1837
26.11.1837  
  23.5.1838
29.6.1838  
25.7.1838  
  2.9.1838
17.5.1839  
  10.8.1839
18.5.1840  
  27.7.1840
  10.9.1841
10.3.1842  
  26.4.1844
  25.10.1845
  15.5.1846

Ook nu nog lijkt een en ander aan de zijde van Willems te ontbreken: bestaat er een mogelijkheid dat er - net als met de Baselse vondst het geval is - in een of andere Duitse of Duitstalige bibliotheek nog ergens brieven verborgen zitten? De Baselse ontdekking kan ons alleen maar aansporen om met nog meer ijver dan voorheen in buitenlandse universiteitsbibliotheken de bakjes van de catalogi open te trekken of de terminal te consulteren.

 

Wij geven de tekst van de brieven zo getrouw mogelijk weer. De correcties worden in letternoten onderaan de bladzijden verantwoord in een gelemmatiseerd apparaat. Het gecorrigeerd gedeelte van de tekst wordt er gevolgd door een zgn. ‘Duitse komma’ (/), waarna de foutieve lezing uit de brieftekst volgtGa naar voetnoot(8). Wij volgen daarmee internationaal aanvaarde editorische principes zoals die o.a. terug te vinden zijn in de publikatie Von Umgang mit Editionen (1988)Ga naar voetnoot(9), en ook tot uiting kwamen op het te Basel gehouden colloquium over textologie (19-22 maart 1990). Ook hebben wij rekening gehouden met Winfried Woeslers 126 ‘Vorschläge für eine Normierung von Briefeditionen’Ga naar voetnoot(10).

[pagina 61]
[p. 61]

De verklarende noten bij de brieven worden achteraan opgenomen.

Addendum

Begin augustus 1990 vonden wij in de catalogus van het Deutsches Literaturarchiv te Marbach am Neckar een verwijzing naar een brief van Jacob Grimm aan ‘unbekannt’. Bij opvraging van dit stuk, bewaard onder nr. 87.95.48, dat uit de rijke bibliotheek van de Oostenrijkse germanist en kunsthistoricus Franz Glück (o1899) kwam, waar het los in een niet nader bekend boek had gezeten, bleek het om een soort begeleidingsbriefje bij twee (niet-teruggevonden) aanbevelingsbrieven te gaan. Nazicht in Willem de Vreeses ‘Briefwisseling van Jan Frans Willems en Jacob Grimm’ toonde aan, dat Grimm aan Willems op 26.7.1840 signaleerde dat dr. K. Lanz uit Giessen hem zou komen bezoeken. Hierdoor was de bestemmeling dus bekend. Interessant is dit stuk vooral omdat er een appreciatie van Willems in voorkomt.

Gervinus schreibt mir, dass Ew. Wolgeboren empfehlungen nach Brüssel und Gent wünschen. Ich säume nicht Ihnen hierbei briefe an Reiffenberg und Willems zu übermachen; zumal der letzte ist ein äusserst gefälliger mann. Er wird Ihnen weitere briefe nach dem Haag mitgeben oder verschaffen können, wo ich dermalen keinen bekannten habe, von dem ich mich für Sie nutzen verspräche.
Treten Sie diese reise glücklich an. Hochachtungsvoll und ergebenst
Jac. Grimm
Cassel 27 Juli 1840.
Willems kann Sie leicht mit Serrure und Voisin bekannt machen.

Brief nr. 1

Hooggeachte heer,

 

Sedert langGa naar voetnoot(a) ben ik U eenen brief verschuldigdGa naar eind(1.), en zoudt Gy dien van my gehad hebben, ware het niet geweest dat ik door myne verplaetsing van Eecloo naer GendGa naar eind(2.), en door het overgroote werk daer uit ontstaenGa naar voetnoot(b), my om zoo te zeggen in de onmogelykheid had ge-

[pagina 62]
[p. 62]

zien correspondentie te houden. Het Gouvernement heeftGa naar voetnoot(c) my eindelyk recht laten wedervaren en my uit myne ballingschap van Eecloo getrokkenGa naar eind(3.) Zelfs heeft het my by de Universiteit dezer stad een ordprofessorat voor de Belgische Geschiedenis en de Vlaemsche letterkunde aengeboden; doch daer het hooger onderwysGa naar eind(4.) hier met geene goede vooruitzichten herbegonnen is (prof. WarnkoenigGa naar eind(5.) vertrekt naer Friburg) Zoo heb ik daervoor bedankt, en heeft men den heer Serrure in myne plaets aengesteldGa naar eind(6.). By myne benoeming tot ontvanger der Registratie te Gend heb ik my dan ook meerGa naar voetnoot(d) in staet gezien om myne Bibliotheek van Antwerpen (sedert 5 jaren ingepakt)Ga naar eind(7.) naer hier te doen overvaren hetgeen myne bezigheden nog merkelyk vermeerderd heeft. Intusschen heb ik de Rymkronyk over den slag van Woeringen van Jan van Heelu voor den druk in gereedheid gebracht en met de uitgave van dat werk bezorgd geweestGa naar eind(8.). Hetzelve is nu geheel afgedrukt (ongeveer 700 bl. in 4o waeronder 225 diplomen) en eerstdaegs zal het in den handel komen. Indien het Gouvernement my over eenige exemplaren laet beschikken, wat echter niet zeker is, zal ik niet nalaten er U een te laten geworden. Dezer dagen heb ik U, onder Couvert van den boekhandelaer Mayer te AkenGa naar eind(9.), een exemplaer toegezonden van het kortelings uitgekomen werk van een' myner Vrienden over het oude strafrecht in Vlaenderen: is u dat boek toegekomen?Ga naar eind(10.)

Wat nu het door U gevraegde wegens WonesberthGa naar eind(11.), WodansspanneGa naar eind(12.), den IsengrimusGa naar voetnoot(e)Ga naar eind(13.) en den ReinardusGa naar eind(14.), aenbelangt, ik vreesGa naar voetnoot(f) zeer dat myn antwoord daerop niet zoo voldoende zal zyn als UWelG het verwacht.

Vooreerst, kan ik niet instemmen dat de aengehaelde woorden in Mabillons'acta benedict Sec 5 pag 205 zouden kunnen doen gelooven dat de Wonesberg in pagus Gandavensis te zoeken zy. Ik denk veeleer dat deze berg tusschen Bologen en St OmerGa naar eind(15.) ligt en geen andere zal zyn dan de berg van Ardengem of Ardenghem. Immers, men was van Bologen vertrokken en het volk dier plaets was er nog by toen er te Wonesberth een mirakel gebeurde; dus op den eersten dag van den tocht. Meer dan drie dagen werden er vereischt om in pagus Gandavensis aen te komen. Dit belet echter niet dat ik met U het daervoor houde dat

[pagina 63]
[p. 63]

Wodensberg de ware oude naem zal zyn geweest. Wy vinden dien berg in geene ons bekende oorkonden opgenoemd. Daer ik uwe Mythologie nog niet bezit, noch kenne, zoo kan ik, voor als nog, niet inGa naar voetnoot(g) byzonderheden, treden wegens de andere in uwen brief voorgestelde vraegpunten, waeromtrent ik my dus later zal verklaren, indien zulks my doenlyk is. Alleen zal ik u berichten dat het vlaemsche woord Wodanspanne, schoon niet meer gebruikelyk in Belgie, my reeds meer dan eens is voorgekomen; doch op dit oogenblik weet ik niet waer. Ik bezit een vlaemsch Tractaetjen, over de ChiromantieGa naar voetnoot(h) geschreven in den aenvang der 14o eeuwGa naar eind(16.), vergeefs heb ik het woord daer in gezocht.

Noch Serrure noch ik verstaen de zinspeling van Vs 352 & 353 in isengrimus. Arras behoorde voor heen tot Vlaenderen. Niet zeer waerschynlyk acht ik dat het woord GRANO in Vs 353 aen Aken zou kunnen doen denken. Serrure houdt zich onledig met de uitgaef van een Cartulaire des flandresGa naar eind(17.) waervan reeds een paer honderd bladzyden afgedrukt zyn, bevattende de diplomen der Gendsche abtdy van St Baefs, en daeronder vele stukken van de 8e à 12- eeuw, midsgaders de oude rollen der Serven. Zonderling is het dat de namen van vóór, en sedert de 13e eeuw, zoo geweldig van elkanderen verschillen. Men zou zeggen dat die eerstgemelden tot een geheele andere natie behooren.

Sedert ik u eene opgave zondGa naar eind(18.) van de door my ontdekte oude vlaemsche gedichten heb ik nog vele andere fragmentenGa naar voetnoot(i) gevonden, veelal maer enkele bladen uit den band van gedrukte boeken. Daeronder ook een strook perkament van eenen Roman waervan de held MAD' wordt genoemd. Ik gis dat dit de MADOK is, schoon het verkortings teeken' nog eenigen twyfel overlaetGa naar eind(19.).

Mone, hoor ik, is voornemens een overzicht van de oude nederlandsche poezy, eerstdags, in druk te gevenGa naar eind(20.), in den vorm van Hagen's GrundrissGa naar eind(21.). Ook zal ik in het voorjaer myne liederen van de 12-17e eeuw met een honderdtal genoteerde melodien laten drukkenGa naar eind(22.), waervan ik u een exempl. zal toezenden. Gelief my te melden of den door my gekozenen weg langs Mayer te Aken wel de beste zy.

Ik kan u nog het een en andere alzoo toezenden. Met de meeste hoogachting

Willems

[pagina 64]
[p. 64]

Gend 4 february 1836: receveur de l'Enregistrement des Actes Civils à Gand.

 

P.S. Indien Uwellg. verkiest dat ik u in het fransch schryveGa naar voetnoot(j) het is my om t evenGa naar voetnoot(k)Ga naar eind(23.)

[pagina 67]
[p. 67]

Brief nr. 2

Zeer geachte heer,

 

Toen ik uwen laetsten brief ontving; drukte men de laetste bladen van den Nederlandschen ReinaertGa naar eind(1.), waervan ik u dadelyk, per boekhandelaer Marcus in BonnGa naar eind(2.), een exemplaerGa naar voetnoot(a) heb toegezonden. Ik vertrouw dat U hetzelve reeds lang te hand gekomen zy, en dat de verschyning van den geheelen Reinaert by U, die zooveel voor de dierenfabel gepresteerd hebt, welkom zal zyn geweest. De spoed waermede ik van Gouvernementswege verplicht was de uitgave te bewerken heeft aenleiding gegeven tot eenige drukfeilen en misstellingen, die echter niet van groot gewicht zyn. Toen het boek van de persGa naar voetnoot(b) kwam bemerkte ik eerst, in het onderschrift bladz. 287, dat de naem des afschry-

[pagina 68]
[p. 68]

vers Claes van Aken is (de laetste letters der regels van beneden naer omhoog gelezen zynde) Hetgeen ik, bl XVIII vanGa naar voetnoot(c) het NibelungenliedGa naar voetnoot(d) zegGa naar eind(3.), behoort op de Nederlanden, in derzelver andere grootere uitgestrektheid, toegepast te worden (cfrGa naar voetnoot(e) Du cange Vrs Avalterroe.)Ga naar eind(4.) Over enkele punten heb ik met u moeten verschillen, vooral daer door om dat Gy den Nederlandschen Reinaert later dan de fransche Reinaerts steltGa naar eind(5.). Ik ben zeer benieuwdGa naar voetnoot(f) om uw gevoelen te kennen, over het door my betoogde omtrent den ouderdom des Gedichts, myne verklaring van sommige namen, als CuwaertGa naar eind(6.) enz.

Op uwe goedkeuringGa naar voetnoot(g) stel ik den hoogsten prys. In minder dan veertienGa naar voetnoot(h) dagen, is byna de geheele uitgave vertierd.. de drukker houdt nog slechts 30 exemplaren over.

MenGa naar voetnoot(i) zou zeggen dat de lust voor historische studien en voor onze oude tael thans in Belgie veel meer levendig is dan in Holland. Het leven van Jesus door prof. Meyer te GroningenGa naar eind(7.) in het licht gegeven, kan ik u als een zeer oud en belangryk werk (immers voor de nederl. taelkunde) aenpryzen.

Men zegt dat prof Visscher te Utrecht aen eene editie van den Roman Ferguut en GalieneGa naar voetnoot(j) arbeidtGa naar eind(8.), Ook Hoffmann schryft my dat dezen Winter het 5e en 6e stuk der Horae belgicaeGa naar voetnoot(k) zal verschynenGa naar eind(9.).

Van mynen kant zit ik ook niet ledig. By de Commissie voor de Geschiedenis geef ik de Brabantsche YeestenGa naar eind(10.) ter perseGa naar voetnoot(l), en metGa naar voetnoot(m) nieuwjaer zal het eerste stuk van myn Belgisch MuseumGa naar voetnoot(n) voor de Nederd tael en de Geschiedenis des VaderlandsGa naar eind(11.) uitkomen. Om de drie maenden wordt het met een ander vervolgt, zoo dat het jaerlyks een boekdeel van omtrent 500 bl met 3 à 4 platen zal uitmaken. Vele der stukken onzer oude poezy, waervan ik u een lystjenGa naar voetnoot(o) zond, zullen er

[pagina 69]
[p. 69]

worden in op genomen, en nu vooreerst een allerbelangrykstGa naar voetnoot(p) rechtsformulier der 13e eeuwGa naar eind(12.), dat verdiend hadde in uwe Rechtsalterthümer te figurerenGa naar eind(13.).

Prof Michaelis de TuringenGa naar eind(14.) schryft my dat hy voornemens is onderscheideneGa naar voetnoot(q) opstellen van Rechte, betreffende Vlaenderen in het licht te geven, en daeronder een vlaemschen Sassenspiegel der 13e eeuwGa naar eind(15.). Serrure zal hem het afschrift van een berymdGa naar voetnoot(r) Stadsrecht van Brugge mededeelen.

Intusschen worden in vele steden van Belgie MaetschappyenGa naar eind(16.) voor de volkstael opgericht en is men er ieverig bezig om het zoo zeer verachterde vlaemsch op te beuren Koning Leopold heeft op myne voordracht eene prysvraegGa naar eind(17.) gedecreteerd ter nadere kennis onzer belgische dialecten en ter ontwikkeling van ons taelelementGa naar voetnoot(s).

Men ziet op den duer dat de verslaefdheid aen het fransch de nationaliteit zou onder den voet helpenGa naar eind(18.).

Prof Bormans alhier geeft uit zeer wydloopige Notae in Reinardum vulpem ex editione F.J. MoneGa naar eind(19.); HyGa naar voetnoot(t) zal daerin naer hy my verzekert, ook handelen over de vraegpunten my in uwen brief ten aenzien van HerodiasGa naar voetnoot(u) enz voorgesteld. Waerschynlyk zend hy u zyn werk, waervan reeds een heft verschenen is; Doet hy het niet, en Gy verlangt het te ontvangen, ik zal u het eerste stuk en het tweede (dat binnen weinige dagen van de pers komt) over maken.

Indien ik u in deze gewesten eenigen dienst kan bewyzen spaer my toch niet, en gelief de herhaelde verzekering myner hoogachting en vriendschappelyke gevoelens welwillend aen te nemen

(Signé) J Willems

 

Gent den 17 November 1836

[pagina 72]
[p. 72]

Brief nr. 3

Myn heer en zeer geachte Vriend,

 

Ik heb aen den boekhandelaer Marcus te Bonn een exemplaerGa naar voetnoot(a) voor U afgezonden van het 1ste Nummer van myn Belgisch Museum, en hem ook lastgegeven de twee eerste stukken van des heeren Bormans NotaeGa naar voetnoot(b) in ReinardumGa naar voetnoot(c) vulpem UE over tezenden.

Heb dank voor uwe aenmerkingenGa naar eind(1.) wegens myne uitgave van Reinaert de Vos (dezen titel heb ik behouden omGa naar voetnoot(d) dat dien hiertelande altyd populair geweest is) Ik zie met verlangen uw ArtikelGa naar eind(2.) over dat boek te gemoet, en zal van hetzelve zeer waerschynlyk gebruik maken in een der volgende afleveringen van het B. MuseumGa naar voetnoot(e), waerin ik nog een paer oude ReinaerdienGa naar voetnoot(f) in versen zal mededeelen, door my onlangs gevondenGa naar eind(3.).

Het spyt my zeer uit uwen brief te vernemen dat Gy nog niet overtuigd zyt van het in wezen zyn eens Vlaemschen Reinaerts omtrent het jaer 1170Ga naar eind(4.). Ik vermeende nogtans dat dit nu ten minste zoo goed kan worden aengenomen als men B.V. aennemen kan dat GlichsenaeresGa naar voetnoot(g) Reinhart omtrent dien tyd bestond. Wanneer zooveel waerschynlykheden zich vereenigen, dan mag menGa naar voetnoot(h) de zaek zonder gewichtige redenen niet wel meer betwyfelen. Gaerne wil ik den dichter Willem als maker van het eerste gedeelte aen het hoofd laten figureeren; doch dan moet men ook zyne verklaring, als zoude hy naer fransche gedichten gearbeidGa naar voetnoot(i) hebben, of voor een fictie houden (als meer gebeurd is, en waervan men een voorbeeld in Heinrek van AlkmaerGa naar voetnoot(j) aentreftGa naar eind(5.), wiens zeggen, dat hy naer het fransche rymde, zeer zeker valsch is) of voor een toevoegsel van lateren tyd beschouwen. Ongetwyfeld verschild de tael van het Comburgsche M.S. zeer weinig

[pagina 73]
[p. 73]

van Maerlants schryfwyze; doch ook de tael van Maerlant verschilt weinig of niet van die welke men in oudere charters ontmoet, met name in de keure van Brussel des jaers 1229. Daer men tot laet in de 14e eeuw schier nog dezelfde schryfwyze behield, als welke men in de 13e gebruikte, zoo kan men vermoeden dat ook 80 à 100 jaren vóór Maerlant ons vlaemsch reeds zeer gefixeerd zich voordeed. De franschen weten nog niet wel of Marie de france tot de 12e of tot de 13e eeuw behoore en het is bekend, dat het provencaelsch byna drie eeuwen lang hetzelfde gebleven is. Maerlant spreekt van 5 à 6 dichters die hem vóórgegaen zyn, en ten minste van 10 oudere gedichten. Hoe meer ik de in myn boek herdrukte branche de Renart uit het midden der 13e eeuw met den Reinaert vergelyke, hoe meer ik overtuigd ben dat de laetste ouder en oorspronglyker is (zelfs onaengezienGa naar voetnoot(k) het woord Willecome en de vertaelde versen aengewezen bl XLII der inleiding)

Indien gy my objecteert hoe het toch mogelyk zy dat een zoo fraei, gedicht reeds 100 jaren vóór Maerlant kan hebben geschreven zyn, dan vraeg ik u op myne beurt hoe het toch mogelyk zy, dat de ReinaertGa naar voetnoot(l) naerGa naar voetnoot(m) het fr. vertaeld zy, daer er by al de bekende fransche trouveres geen enkel spoor te vinden is van eenen Renart bevattende hetgeen de Vlaemsche Reinaert bevat? De een of andere branche-schryver zou er toch iets van geweten hebben. Zy kennen slechts Perrot de St Cloud, en niemand weet van een zoo voortreffelyk gedicht! Ik zal ook uwe aendacht verzoeken op hetgene door my bygebracht is omtrent de Stage van Steen (zeer zeker uit Vlaenderen en uit de 12e eeuw) de Sage van den oosterschen koning Nobel lion en van zynen zoon Nobiliter den naem Cortois, inGa naar voetnoot(n) geen der fransche branches bewaerd, myne verklaring van Cuwaert, enz. Kan men, na dit alles, nog denken dat de Reinaert eene vertaling naer het fransch zy? Intusschen wil ik niet loochenen dat de text van 1170 vermoedelyk niet geheel overeenkwam met dien van het Comburgsche afschrift. Maerlant heeft ons geleerd dat men Reinaert dikwyls zeer oneerbiedig behandeldeGa naar voetnoot(o), en in geen land ter wereld verschillen de handschriftenGa naar voetnoot(p) van een zelfde gedicht meer dan in Vlaenderen.

[pagina 74]
[p. 74]

Prof. Bormans heeft den Reinaert sedert zes maenden vers voor vers bestudeerd, vergelekenGa naar voetnoot(q), en op allerlei wyzen getoetst. Hy zal van zyne bevindingen verslag doen in den Messager des artsGa naar eind(6.). Hy zegt my een vasten regel van de versificatie onzer oude dichters gevonden te hebben, en dat hy meer dan 6000 regels by Melis StokeGa naar eind(7.), Maerlant, de door Hoffmann en my gepubliceerde stukken enz, deels door de varianten, deels door de tael- of schryffeilen, hersteld heeft.

Gy ziet dat men hier te lande lust in de poezy onzer voorvaderen begint te krygen. Ook de heer Blommaert heeft op dit oogenblik het oude gedicht van den Trojaenschen oorlogGa naar eind(8.) onder de pers

Ten aenzien van het schryven Weten gaen, Weten vechten (Huyd. op Stoke II.330) kan ik u geen enkel ander voorbeeld opgeven. In ruimGa naar voetnoot(r) 100,000 versen der 13e-15e eeuw welke ik uit MSS. overgeschreven heb, trof ik nimmer dit woord aen, zoo min als inGa naar voetnoot(s) al wat ik elders van die tyden gelezen heb. Indien er Wemten, instede van Weten stond, dan zou ik zeer goed kunnen aennemen dat het eene samentrekking van Wi moeten zy (Dergelyke verkortingen in de uitspraek zyn hier niet vreemd); doch nu weet ik er geene verklaring voor. Aen heeten (oudtyds ook beloven kan toch niet wel gedachtGa naar voetnoot(t) worden, (en dus Wi heten) in welken zin het beteekenen zoude, Nous nous proposons, wy stellen ons voor? N.B dat slechts dit weten in den Walewein alleen voorkomt. Het is toch zonderling dat een zoo menigvuldigmael gebruikte uitdrukking, als die van laet ons of wi moeten in geen ander MS. door Weten vervangen wordt.

Prof. Meyer te groningen heeft eeneGa naar voetnoot(u) evangelieharmonie in Vlaemsch prosa uitgegevenGa naar eind(9.). De text is zeer belangryk om de tael en schryfwyze en zeker 60 à 80 jaren ouder dan Maerlant. Dit boek verdient door U gelezen en beoordeeld te worden. Uit myn Belgisch MuseumGa naar voetnoot(v) zult gy zien wat ik door Nederland Nederduitsch enz versta, en hoeverre zich, volgens my, onze nu belgische, natie zich uitstreckte, weshalve myn gezegde omtrent het Niebel lied minder vreemd luidt danGa naar voetnoot(w) men by het eerste inzien gelooven zoude.

[pagina 75]
[p. 75]

Komt Gy dit jaer niet eens naer Vlaenderen over? Zoo ja, dan logeert gy nergens anders dan by my en verblyft gy eenige dagen te gentGa naar voetnoot(x) hartelyk

Willems

 

Raptim Gent 13 april 1837

voetnoot(1)
Cfr. A. Staehelin (uitg.), Professoren der Universität Basel aus fünf Jahrhunderten, Basel, Friedrich Reinhardt, 1960.
voetnoot(2)
Onder nr. 90g.
voetnoot(3)
Zie de letternoten onderaan de teksten.
voetnoot(4)
Hans Daffis, Inventar der Grimm-Schränke in der Preussischen Staatsbibliothek, Leipzig, 1923.
voetnoot(5)
Nl. op p. 264-295.
voetnoot(6)
Nl. p. 208-210 in: Brüder Grimm Gedenken, Bd. 6. Hrsg. v. Ludwig Denecke (Marburg).
voetnoot(7)
A. Deprez (uitg.), Brieven van, aan en over Jan Frans Willems 1793-1846, Brugge, 1965 e.v., 6 dln.
voetnoot(8)
Dit is de wijze van uitgave die H.T.M. van Vliet toepast in de editie van de Volledige Werken van L. Couperus ([H.T.M. van Vliet], Algemene verantwoording van de Volledige Werken Louis Couperus, Utrecht, Veen, 1987, p. 115).
voetnoot(9)
Cfr. Vom Umgang mit Editionen. Eine Einführung in Verfahrensweisen und Methoden der Textologie. Von Siegfried Scheibe u.A., Berlin, Akademie-Verlag, 1988.
voetnoot(10)
Cfr. Winfried Woesler, ‘Vorschläge für eine Normierung von Briefeditionen’, in: Editio 2 (1988), p. 8-18.

voetnoot(a)
lang/lange
eind(1.)
Volgens de thans bekende gegevens werden er voorheen drie brieven door Grimm aan Willems gestuurd, nl. op 14.12.1834, 15.4.1835 en 3.12.1835. Willems moet hebben geantwoord op 27.12.1834, maar deze brief ging verloren. Hij verbleef toen nog in Eeklo, zodat Grimm hem tijdens zijn korte bezoek aan Gent in de herfst van 1834 niet heeft kunnen ontmoeten.
In de bewaarde brieven behandelt Grimm problemen i.v.m. tekstedities, historisch onderzoek, linguistiek en lexicologie, vermeldt hij de Reinaert, Mone, Maerlant, Willems' Verhandeling, Madok, Bilderdijk, de Nibelungen, de mythologie, Heelu en Isengrimus. Heel wat hiervan komt verder nog ter sprake.
eind(2.)
Willems' overplaatsing naar Gent geschiedde volgens K.B. van 19.3.1835 in april. Hij vestigde kantoor en gezin eerst in de Geldmunt 36 en later op de Zandberg 16.
voetnoot(b)
ontstaen/aenstaen
voetnoot(c)
heeft/heef
eind(3.)
Tot Willems' eerherstel droegen diverse prominenten uit de hogere Brusselse academische wereld bij, o.m. de Gerlache, Gachard en Sylvain van de Weyer. Vooraf echter, in augustus 1834, had Willems het voorzitterschap van de jury van de wedstrijd tot het bezingen van 's lands onafhankelijkheid moeten aanvaarden. Kort daarna volgde zijn aanstelling in de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis en in de Koninklijke Academie te Brussel.
eind(4.)
Op 27.9.1835 werd de nieuwe wet op de reorganisatie van het hoger onderwijs getekend. Willems had volgens Jan Bols, Brieven aan Jan-Frans Willems, Gent, 1909, p. 296, het aanbod van een professoraat aan de R.U.Gent afgeslagen. Zijn allusie slaat vermoedelijk op het ministerieel keurslijf waarin Gent (en Luik) werd gevangen, omdat de vrije universiteiten (Brussel en Leuven) vreesden voor concurrentie: de autonomie werd dus beknot en benoemingen, programma's en beleid strikt gecontroleerd door minister, parlement en politiek.
eind(5.)
L.A. Warnkoenig (1794-1866) was aanvankelijk aangetrokken als hoogleraar in de rechten te Luik (1817), te Leuven (1827), en na de omwenteling eerst ontslagen en later toch benoemd te Gent (1831). Hij was actief lid van de commissie tot voorbereiding van de nieuwe wet op het hoger onderwijs (1835) en was daarbij opgetreden als verdediger van het wetenschappelijk Duits model. Toen hiervan niets in huis was gekomen en Gent en Luik eerder als technische scholen uit de bus kwamen, heeft hij verbitterd ontslag gevraagd en een aanbod van de regering om hem alsnog te Luik te benoemen, afgewezen. Hij vertrok toen naar Freiburg (1836) en vestigde zich vanaf 1844 te Tübingen. Vooral door zijn Flandrische Staats- und Rechtsgeschichte (1835-1842, 3 banden) werd hij beroemd en lag hij aan de basis van de ontwikkeling van de Belgische historiografie. (Cfr. de uitvoerige notitie van H. Pirenne in Université de Gand. Liber memorialis. Notices biographiques, I, 1913, p. 310-320).
eind(6.)
C.P. Serrure (1805-1872) was de bekende bibliofiel en numismaat, van wie de prestigieuze collectie in 1872-1873 door Olivier te Brussel werd geveild. Hij was te Antwerpen bij Willems in de periode 1825-1826 als klerk op kantoor geweest en had er zich geoefend in het transcriberen van Mnl. codices. Van 1826 tot 1832 studeerde hij rechten te Leuven, maar hij had er meer belangstelling voor de organisatie van de universiteitsbibliotheek en het archief. In 1833 was hij te Gent benoemd tot rijksarchivaris. Hij nam er ook actief deel aan de redactie van het wetenschappelijk hoogstaand tijdschrift Messager des sciences historiques. Op 5.12.1835 werd hij benoemd tot hoogleraar voor Belgische geschiedenis en geschiedenis van de middeleeuwen, vermoedelijk niet alleen op aanbeveling van Willems, maar ook met steun van Sylvain van de Weyer, bij wiens ouders hij in zijn studententijd te Leuven gewoond had. Hij zou van 1855 tot 1863 vrijwel alleen het Vaderlandsch Museum, een soort opvolger van het Belgisch Museum (1837-1846) redigeren. (Cfr. o.m. Université de Gand. Liber memorialis, I, p. 81-94 door Adolf de Ceuleneer).
voetnoot(d)
meer/meêr
eind(7.)
Wij weten dat Willems' bibliotheek de tocht naar Eeklo niet meemaakte, maar ondertussen, in manden en kisten verpakt, bij diverse familieleden van mevrouw Willems te Kontich en te Antwerpen (o.m. bij François Peeters, de uitbater van het Café de l'Empereur - later: Grand laboureur - op de Meir op zolder) werd bewaard. Serrure bewaarde zelf de kostbaarste werken en handschriften, en zorgde, samen met Willems' nichtje Netje Bulens, voor occasionele verzending van dringend gewenste boeken naar Eeklo. (Cfr. A. Deprez (uitg.), Brieven. Algemene inleiding, II, 1965, p. 343).
eind(8.)
Rymkronyk van Jan van Heelu betreffende den slag van Woeringen, van het jaer 1288. Uitgegeven met ophelderingen en aenteekeningen van J.F. Willems, lid der Koninglyke Academie van Brussel, verschenen te Brussel bij Hayez in 1836 in de Collection de Chroniques belges inédites, publiée par ordre du Gouvernement. De opdracht voor dit werk werd reeds veel vroeger door de Nederlandse regering gegeven in het kader van de commissie tot uitgave van de "Rerum belgicarum scriptores", door Willem I ingesteld met het oog op het beschrijven van de Nederlandse geschiedenis. Willems was er naast Van de Weyer lid van. In juni 1827 was de kopij van het 1ste boek gezet; in 1830 waren 13 vellen (tot v. 5535) klaar, maar de uitgave werd door de omwenteling gestaakt. In 1835 hoorde Willems de draad dus weer op te nemen en de uitgave af te ronden. (Cfr. W. de Vreese, Briefwisseling, 1926, p. 271).
eind(9.)
J.A. Mayer was boekhandelaar te Aken en te Leipzig, en had in 1833 het plan gekoesterd om samen met H. Somerhausen, die te Brussel was gevestigd maar door de revolutie werkloos was geworden, in de hoofdstad een boek- en muziekhandel te openen. Hij correspondeerde met Willems. (Cfr. A. Deprez (uitg.), Brieven. Algemene inleiding, II, 1965, p. 186).
eind(10.)
J.B. Cannaert (1768-1848) was een Gents rechtsgeleerde, die na de revolutie op non-actief was gesteld. Zijn Bydragen tot de kennis van het oude strafrecht in Vlaanderen, verrykt met vele tot dusverre onuitgegevene stukken, door -, oud-raedsheer by het hoog gerechtshof te Brussel, enz., was in 1835 te Gent bij F. en E. Gyselynck voor de derde maal vermeerderd verschenen. De eerste druk was te Brussel bij W.J. Luneman in 1826 en de tweede bij Brest van Kempen in 1829 verschenen. Willems stond met hem vanuit Eeklo in correspondentie sedert 1834, en ontmoette hem daarna regelmatig te Gent.
eind(11.)
In zijn brief van 3.12.1835 had Grimm een passus uit Mabillons Acta sanctorum ordinis S. Benedicti (...). Saeculum V, Parijs, 1685, p. 208, geciteerd ("Haec autem eo acta sunt loco, ubi mons quem dicunt Vvonesberth, à radicibus aëra petit"), en eraan toegevoegd: "Dieser berg lag im pagus gandavensis".
eind(12.)
In dezelfde brief verwijst Grimm naar zijn pas bij de Dieterichsche Buchhandlung te Göttingen verschenen Deutsche Mythologie, waarin hij het op p. 108 en 710 over Wodanspanne, Wödenspanne, Wödenfinger, Wönlett, Wodanglied heeft, in de betekenis van "intervallum inter pollicem et indicem", en informeert naar de bekendheid van deze termen in Vlaanderen.
voetnoot(e)
Isengrimus/thengrimus (?)
eind(13.)
In Grimms Reinhart Fuchs staat in de Isengrimus, p. 13, v. 352-353 over Arras-Atrecht (de passus wordt behandeld in de inleiding op pp. LXIV-LXV):
Attrebatum France dicere posset abi,
et si de grano scitari nomine novit,
eind(14.)
Deutsche Mythologie, p. 175-176, bevat een betrekkelijk uitvoerig citaat uit de Latijnse Reinardus, vs. 1139-1164, waarna Grimm uitleg verstrekt over de in dit citaat voorkomende namen: Johannes de Doper, Herodes, zijn vrouw Herodias, Salome en een maagd Pharaïldis, en daarna verklaart geen verband te zien met de Gentse h. Pharaildes uit de 12de eeuw.
voetnoot(f)
vrees/vreês
eind(15.)
Is dit Ardres en Boulogne-Boonen? (Cfr. Jozef van Overstraeten, De Nederlanden in Frankrijk, Antwerpen, 1969).
voetnoot(g)
in/en
voetnoot(h)
Chiromantie/Cheromantie
eind(16.)
Wellicht werd dit traktaat over de chiromantie door de erfgenamen van Willems na zijn overlijden samen met een 60-tal andere handschriften rechtstreeks aan de Koninklijke Bibliotheek verkocht en werd het buiten de veiling van de Bibliotheca Willemsiana gehouden? Het werd door F.A. Snellaert uitgegeven in het Belgisch Museum, X, 1846, p. 266-284; in noot op p. 284: "Door den heer Willems afgeschreven uit een handschrift op perkament, (...)".
eind(17.)
Bedoeld zal zijn Cartulaire de Saint Bavon à Gand, door Serrure tussen 1836 en 1840 (280 pp.) in 4o op een beperkt aantal exemplaren uitgegeven en zonder titel gebleven (een ex. UB Gent nr. Acc. 2295), met charters vanaf 655 tot mei 1255.
eind(18.)
Vermoedelijk in de verloren gegane brief van 27.12.1834. Wellicht heeft Willems een aantal kortere stukken opgenomen in zijn Belgisch Museum.
voetnoot(i)
fragmenten/fragmente
eind(19.)
Aanvankelijk dacht men in de Reinaert-filologie dat Madock een stuk van de naam van de dichter was: Willem die Madock. Deze voorstelling werd geïntroduceerd door Jacobus Scheltema in de inleiding tot zijn editie van Reintje de Vos van Hendrik van Alkmaar, naar den Lubekschen druk van 1498. Vertaald en uitgegeven door -, Haarlem, Vincent Loosjes, 1826.
eind(20.)
F.J. Mone (1796-1871) was sedert 1827 hoogleraar voor geschiedenis te Leuven, en keerde in 1831 naar Duitsland terug. In het voorbericht van zijn Übersicht der niederländischen Volks-Literatur älterer Zeit ondertekende hij o.a. als "Ritter des niederländischen Löwenordens". Het boek verscheen te Tübingen bij Ludwig Friedrich Fues in 1838. Hij verhaalt erin over zijn speurtochten naar handschriften en teksten sedert 1828. Het boek bevat een indeling in epische, lyrische en dramatische poëzie en ook een behandeling van de Friese literatuur.
eind(21.)
F.H. von der Hagen (1780-1856) was hoogleraar voor Duitse oudheidkunde te Berlijn, en publiceerde in 1812 bij Duncker en Humblot een Literarischer Grundrisz zur Geschichte der Deutschen Poesie von der aeltesten Zeit bis in das sechzehnte Jahrhundert. Hij schreef het werk in samenwerking met Johann Gustav Büsching. Het was eveneens ingedeeld per genre.
eind(22.)
Willems bezag dit te optimistisch. Zijn Oude Vlaemsche Liederen ten deele met de melodiën, uitgegeven door J.F. Willems, in zyn leven lid van de Koninklyke Brusselsche Akademie, van het Koninklyk Nederlandsch Instituet, van de Maetschappy van Nederlandshe [sic] Tael- en Letterkunde te Leiden, enz., enz. zou slechts in 1848, door de zorgen van F.A. Snellaert bij F. en E. Gyselynck te Gent verschijnen. Wel is het zo dat het werk in afleveringen werd gepubliceerd en dat nr. 1 nog tijdens Willems' leven van de pers kwam. Aflevering 2 had hij bij zijn overlijden in bewerking.
voetnoot(j)
schryve/schryven
voetnoot(k)
even/éven
eind(23.)
Op deze suggestie is Grimm niet ingegaan. Hij had het zelf overigens in zijn brief van 14.12.1834 ook voorgesteld.
eind(1.)
Willems bedoelt zijn Reinaert de Vos. Episch fabeldicht van de twaelfde en dertiende eeuw, met aenmerkingen en ophelderingen, verschenen te Gent bij F. en E. Gyselynck in 1836. Cfr. p. 287 voor de verwijzing naar Claes uan acen (cfr. infra in deze brief). Op p. XVIII van de inleiding zegt hij dat hij het ‘hoogstwaerschynlyk’ acht dat het ‘zoogenaemde lied der Niebelungen, waervan SERRURE een vlaemsch fragment heeft gevonden en laten drukken, oorspronglyk in de Nederlanden te huis hoort, en tot de twaelfde eeuw mag worden teruggebracht’. Willems poogt te bewijzen dat de toen bekende Mnl. teksten vroeger moeten worden gedateerd dan de 13de-14de eeuw en dat ze oorspronkelijker zijn dan gelijkaardige Franse en Duitse. Zoals bekend publiceerde Willems reeds in 1834 bij A.B. van Han en Zoon te Eeklo een eigentijdse berijmde bewerking van de Reinaert de Vos. Het exemplaar van Willem de Vreese, met ex-libris, en aangekocht door De Vreese in 1888, berust in de Seminariebibliotheek voor Middelnederlands te Gent.
eind(2.)
Adolf Marcus (†Bonn 1857) was een bekend boekhandelaar en uitgever die daarbij ook de commissiehandel voor Belgische uitgaven verzorgde. Als dusdanig correspondeerde hij met Willems vanaf 1836.
voetnoot(a)
exemplaer/exemplar
voetnoot(b)
pers/prers (?)
voetnoot(c)
van/vant
voetnoot(d)
Nibelungenlied/Nubelungenlied of Niebelungenlied (?)
eind(3.)
Een eerste fragment van het Nibelungenlied werd door Serrure gepubliceerd in Mones Anzeiger zur Kunde der deutschen Vorzeit, IV, 1835, kol. 191-193. Een tweede zou pas veel later verschijnen, nl. in Vaderlandsch Museum, I, 1855, p. 1-33.
voetnoot(e)
cfr/fr
eind(4.)
Du Cange, Glossarium Mediae et Infimae Latinitatis. I.Bd. Unveränderter Nachdruck der Ausg. 1883-1887, Graz, Akad. Druck- u. Verlagsanstalt, 1954, p. 462.
eind(5.)
Jacob Grimm, Reinhart Fuchs, Berlin, Reimer, 1834. Een exemplaar voor Willems werd door Grimm eind 1834 in zijn hotelkamer te Gent achtergelaten. In de voorrede stond: ‘Zwar geht diese alte dichtung zunächst die Belgier an, doch wer hat bei ihnen seit jahrhunderten anhänglichkeit und theilnahme für ihre muttersprache getroffen? innerste selbstvergessenheit rächt sich allerenden; aus dieser schönen gegend, wo im mittelalter auch die poesie wohnte, ist sie lange schon fortgezogen und entwichen’.
voetnoot(f)
benieuwd/benieuw
eind(6.)
Over Cuwaert schreef Willems o.m. in zijn inleiding tot de Reinaert, p. LXIVLXV: Cuwaert betekende bij Grimm couard, lafaard; bij Willems de koortsige, afgeleid van koude, koude koorts.
voetnoot(g)
goedkeuring/goedkenning
voetnoot(h)
veertien/overtien
voetnoot(i)
Men/Man
eind(7.)
Het leven van Jezus. Een nederlandsch handschrift uit de dertiende eeuw. Met taalkundige aanteekeningen, voor het eerst uitgegeven door G.J. Meijer, Hoogleeraar, te Groningen, Groningen, J. Oomkens, 1835.
voetnoot(j)
Galiene/Galiiene
eind(8.)
Ferguut, Ridderroman uit den fabelkring van de ronde Tafel, uitgegeven door L.G. Visscher, Utrecht, 1838.
voetnoot(k)
Horae belgicae/Morae belgiuoe (?)
eind(9.)
Horae belgicae. Studio atque opera Henrici Hoffmann Fallerslebensis, pars quinta, zou te Breslau bij Georg Philip Aderholz verschijnen in 1837; pars sexta in 1838. Ze bevatten de Lantsloot ende die scone Sandrijn. Renout van Montalbaen en de Abele Spelen ende Sotternien.
eind(10.)
Willems' editie van De Brabantsche Yeesten of Rymkronyk van Braband, door Jan De Klerk, van Antwerpen, verscheen in 1839 (dl. 1) en 1843 (dl. 2) bij Hayez te Brussel.
voetnoot(l)
perse/persse
voetnoot(m)
met/mit
voetnoot(n)
Museum/Musèum
eind(11.)
Over Willems' Belgisch Museum, bedoeld als mediëvistisch en antiquarisch tijdschrift voor tekstedities en taalkunde cfr. Michael Brys, Marc Carlier en Hans Vanacker, Belgisch Museum. Vaderlandsch Museum, Gent, 1985. Grimm staat niet als abonnee vermeld, wel Mayer te Aken en Marcus te Bonn.
voetnoot(o)
lystjen/lystijen
voetnoot(p)
allerbelangrykst/allebelangrykst
eind(12.)
Hij bedoelt: ‘Oud formulier van de Vlaemsche rechtspleging omtrent het jaer 1300’, met inleiding en aantekeningen verschenen in Belgisch Museum, I, 1836, nr. 1, p. 40-77.
eind(13.)
Jacob Grimm, Deutsche Rechtsalterthümer, verschenen te Göttingen in de Dieterichsche Buchhandlung, 1828.
eind(14.)
Adolf Michaelis (1795-1863) was hoogleraar in de rechten te Tübingen en blijkbaar een specialist in het oude leenrecht. Hij correspondeerde met Willems, Warnkoenig en Serrure, maar blijft vooral bekend als de vertaler in het Duits van Nothombs Essai historique et politque sur la révolution belge, 1834/2.
voetnoot(q)
onderscheidene/onderschiedene
eind(15.)
Bekend is de editie van de zgn. Hollandse Sassenspiegel door Mr J.J. Smits, 1872, en de editie door de Duitse geleerde G. Homeyer, die de Sachsenspiegel behandelde in de Duitse rechtswetenschap.
voetnoot(r)
berymd/bewymd (?)
eind(16.)
In december 1835 werd te Antwerpen De Olyftak heropgericht; in februari 1836 De Tael is gansch het Volk te Gent en Met Tyd en Vlyt te Leuven.
eind(17.)
De zgn. spellingcommissie, door de regering aangesteld om een regeling via een prijsvraag te vinden. Cfr. het latere verslag van Bormans uit 1841: Verslag over de verhandelingen ingekomen bij het staetsbestuer van Belgie, ten gevolge der taelkundige prijsvraeg voorgesteld bij koninglijk besluit van den 6 september 1836, en het Taelcongres en Vlaemsch feest, gehouden te Gent den 23 en 24 october 1841, waarvan de teksten verschenen in 1842.
voetnoot(s)
taelelement/taelélement
eind(18.)
Over de taal schreef Willems het openingsartikel in Belgisch Museum: ‘Over den oorsprong, den aert, en de natuerlyke vorming der Nederduitsche tael’, I, 1836, p. 3-20 en later nog op p. 209-223.
eind(19.)
J.H. Bormans (1801-1878) publiceerde in drie stukken de Notae in Reinardum Vulpem ex editione F.J. Mone, te Gent bij Annoot-Braeckman (nog in het Latijn!) in 1836, in totaal 308 pp. In het ex. UB Gent nr. G. 11076 werd achteraan een handschriftelijke nota van Bormans aan Serrure mee ingebonden.
voetnoot(t)
Hy/H
voetnoot(u)
Herodias/Heradias
voetnoot(a)
exemplaer/exemplar
voetnoot(b)
Notae/Notoe
voetnoot(c)
Reinardum/Renardum
eind(1.)
Grimms brief aan Willems van 29.12.1836, bij De Vreese, Briefwisseling, p. 272-273.
voetnoot(d)
om/um
eind(2.)
Grimm besprak in de Göttingische gelehrte Anzeigen, 88. Stück, 3.6.1837, p. 865-869 eerst Jan van Heelu; onmiddellijk daarna op p. 869-874 Reinaert de Vos.
voetnoot(e)
Museum/Musèum
voetnoot(f)
Reinaerdien/Reenaerdien
eind(3.)
In het Belgisch Museum zou Willems pas veel later, in jg. VI, 1842, ‘Reinardiana’ publiceren, en wel op p. 409-429.
eind(4.)
In Willems' inleiding tot de Reinaert (1836) komen een aantal van de problemen die in deze brief behandeld worden voor op p. XLV, XXXIV, XXXV, XXVII, XXXVIII, XLIX, LI, LII, XLV, XXXIX, XL, XLIII, XL, XXXI en LXILXII.
voetnoot(g)
Glichsenaeres/Glichenaeres
voetnoot(h)
men/man
voetnoot(i)
gearbeid/geärbeid
voetnoot(j)
Heinrek van Alkmaer/Heenrek van Alkmen
eind(5.)
Cfr. noot 19 van brief nr. 1, op p. (4).
voetnoot(k)
onaengezien/anangezien
voetnoot(l)
Reinaert/R nairt
voetnoot(m)
naer/---
voetnoot(n)
in/is
voetnoot(o)
behandelde/behandelte
voetnoot(p)
handschriften/handschrifte
voetnoot(q)
vergeleken/vergelekin
eind(6.)
Cfr. voor Bormans noot 19 van brief nr. 2, en zijn bespreking van Willems' Reinaert in: Messager des sciences et des arts de la Belgique, V, 1837, p. 67-106; 377-429 en 500-514.
eind(7.)
Rijmkronijk van Melis Stoke met historie-, oudheid- en taalkundige aanmerkingen door Balthazar Huydecoper, Leyden, Johannes le Mair, 1772, 3 dln.
eind(8.)
Ph. Blommaert, Oudvlaemsche gedichten der XIIe, XIIIe en XIVe eeuwen, Gent, L. Hebbelynck, 1838.
voetnoot(r)
ruim/Fuim(?)
voetnoot(s)
in/en
voetnoot(t)
gedacht/gedachten
voetnoot(u)
eene/uwe
eind(9.)
Cfr. noot 7 van brief nr. 2.
voetnoot(v)
Museum/Musèum
voetnoot(w)
dan/dat
voetnoot(x)
Zoo ja, dan (...) gent/te gent, dan logeert gy nergens anders dan by my Zoo ja en verblyft gy eenige dagen

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Ada Deprez

  • Marcel de Smedt

  • over J.F. Willems

  • over Jacob Grimm


datums

  • 4 februari 1836

  • 17 november 1836

  • 13 april 1837