Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1888

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1,48 MB)

Scans (25,20 MB)






Genre
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1888

(1888)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde

Vorige Volgende

Vierde vraag.
Lofrede op H. Conscience.

Verslag van Dr. Aug. Snieders, eersten verslaggever.

Ik heb de eer aan de Koninklijke Vlaamsche Academie verslag in te dienen over het onderzoek der stukken, ingezonden ter beantwoording van de prijsvraag ‘lofrede op Hendrik Conscience’.

Twee stukken werden ons ter hand gesteld: een met de kenspreuk ‘Wees gedankt, o Hendrik Conscience’; een ander met die van ‘Conscience en het Vlaamsche volk’.

Beiden hebben eene geringe letterkundige waarde en dewijl zij in denzelfden toon geschreven zijn, kunnen zij ook in dezelfde bewoording besproken worden.

De schrijvers dezer stukken hebben geen juist

[p. 264]

begrip van 't geen eene lofrede wezen moet. In stede van een doorpeilenden blik te werpen in de schriften, het leven en het hart van dengene, die het voorwerp der vereering zijn moet, en uit die vergaderde stoffen een karaktervol beeld te doen oprijzen, levert men enkel eenige bladzijden gezwollen proza, zonder weerspiegeling van Conscience als mensch en als schrijver.

De goede voorbeelden van 't geen eene lofrede dient te zijn, ontbreken niet in onze letterkunde; doch het blijkt dat de inzenders der stukken met eene gedachtelooze opgewondenheid, niet met studie en literarische kennis, den lauwer willen behalen.

Tot mijne spijt moet ik besluiten tot het niet-toekennen van den prijs in dit vak door de Koninklijke Vlaamsche Academie.

Verslag van den heer Th. Coopman, tweeden verslaggever.

Op de prijsvraag, door de Koninklijke Vlaamsche Academie uitgeschreven ter eere van Hendrik Conscience, meenden wij een keurig antwoord te mogen inwa hten, iets aandoenlijks en treffends, wellicht een goed doorwrocht werk. Immers, bij het heerlijk grafgesticht van hem, die gedurende bijna eene halve eeuw de lieveling zijner taalgenooten was geurt nog de fcissche bloem van s volks dankbaarheid en vereering; de schrijver van De

[p. 265]

Leeuw van Vlaanderen en van De Loteling is nog steeds de gids onzer jeugd: - het hart van vele zijner wapenbroeders in den strijd voor 't Vlaamsche Recht, leeft nog in omgang met den dierbaren ontslapene.

Onze hoop was dus gegrond, maar wij zagen ze te leur gesteld: van de twee ingezondene stukken is geen vatbaar voor letterkundige ontleding of bestand tegen eenige critische beschouwing.

Wij sluiten ons niet alleen aan bij het oordeel, uitgebracht door het achtbaar medelid Dr. A. Snieders, maar nemen tevens de vrijheid eenen wensch te uiten, namelijk: de voor 1889 aangehoudene prijsvraag Lofrede op J.-F. Willems te aanzien als eene laatste proef; en mocht deze nogmaals niet bevredigend zijn, de uitschrijving van ‘Lofredenen’ voorgoed te laten varen.

Stellig, de Academie meende het goed; hare herhaalde poging verdient lof en dank; mogelijk wacht haar eene blijde verrassing met den aanstaanden prijskamp; maar hoe het ook zij, en alles wel overwogen, wij houden ons voor overtuigd dat er, voor het oogenblik, meer doeltreffende vragen te stellen zijn, welker behandeling en oplossing algemeen zullen beschouwd worden als de schoonste lofrede op het leven en streven onzer edele voorgangers.

[p. 266]

Evenals de voorgaande verslaggevers moet ik met spijt besluiten tot het niet-teekennen van den prijs.

P. Génard.


Vorige Volgende

Over dit hoofdstuk/artikel

Th. Coopman

Pieter Marius Nicolaas Jan Génard

August Snieders

over Hendrik Conscience