Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1895

[Letterkundige wedstrijden voor 1895]

Aan de Academie zijn vijf verhandelingen toegestuurd ten antwoorde op de prijsvragen voor 1895.

Eerste vraag.
Oud-Germaansche Taalkunde.

Eene oud-Nederfrankische grammatica (Klank- en Vormleer), op te stellen naar het voorbeeld

[p. 16]

van Sammlung kurzer Grammatiken Alt-Germanischer Dialecten.

Ingezonden ééne verhandeling, met kenspreuk: Ich hatte keine Lieblungsmeinung enz.

Tweede vraag.
Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde.

Eene opgave van bewijsplaatsen uit taalbronnen, d.i. uit gedrukte of ongedrukte geschriften, alsmede uit gewestspraken, voor elk der woorden, door Kiliaan als vetus Flandricum opgegeven.

Twee antwoorden:

1^o	Kenspreuk: Rust roest.
2^o	Om dat ic niet en wille Dat mijn sin yet ligghe stille.

Derde vraag.
Nieuwere Taal- en Letterkunde.

Eene zoo volledig mogelijke lijst van de verwerpelijke neologismen, die heden gebruikt worden in de Nederlandsche taal, met aanwijzing van hunnen oorsprong en hunne onnauwkeurigheid, alsmede van de juiste Nederlandsche woorden, uitdrukkingen of zegswijzen.

Eén antwoord, met kenspreuk: Die zijn kind mint, spaart de roede niet.

[p. 17]

Vierde vraag.
Geschiedenis.

De geschiedenis van de Nederlandsche drukpers (dag- en weekbladen en tijdschriften) in Vlaamsch-België; dezer invloed op de taal- en letterkunde, alsmede op de zeden en de ontwikkeling van ons volk.

Onbeantwoord.

Vijfde vraag.
Buitengewone prijskamp.
Geschiedenis.

Men vraagt een Volksboek over de geschiedenis van België, van 1792 tot 1814.

Eéne verhandeling, met kenspreuk: Leer het volk de geschiedenis van ons land kennen, en gij weert vreemden invloed.