Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1897 (1897)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1897
Afbeelding van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1897Toon afbeelding van titelpagina van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1897

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.14 MB)

Scans (32.24 MB)

XML (1.15 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1897

(1897)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 256]
[p. 256]

Derde prijsvraag.
Men vraagt eene zoo volledig mogelijke lijst van de verwerpelijke neologismen, die heden gebruikt worden in de Nederlandsche taal, met aanwijzing van hunnen oorsprong en hunne onnauwkeurigheid, alsmede van de juiste Nederlandsche woorden, uitdrukkingen of zegswijzen.

Verslag van den heer Th. Coopman, eersten verslaggever.

Éen antwoord. Kenspreuk: Die zijn kind mint, spaart de roede niet.

Over dat werk gelieve de Koninklijke Vlaamsche Academie te herlezen, wat in hare Verslagen en Mededeelingen voor 1895, blz. 306 tot 329, verschenen is, en tevens het den Keurraad overgelegd verzoek van den Steller van het antwoord in aanmerking te nemen.

Het luidt aldus:

‘De Schrijver van het ingezonden handschrift Neologismen, dat onbekroond bleef (1895), heeft zich de wenken van de Jury, in haar verslag over zijn werk, ten nutte gemaakt en het materiaal verzameld om zijn hs. te kunnen aanvullen en wijzigen in den geest van die wenken. Hij is door anderen arbeid, die voor een bepaalden termijn voltooid moest zijn, tot op 't einde van 't vorige jaar zoolang in beslag genomen geweest,

[pagina 257]
[p. 257]

dat hij er niet heeft kunnen aan denken zijn materiaal te verwerken, althans er een' bewerking van te leveren, die de Jury kon bevredigen. Hij heeft zich geen tweede maal willen blootstellen aan 't verwijt, dat hij een met overhaasting voltooiden, daardoor minder degelijken, arbeid inzond. Mocht het gebeuren, dat er op de prijsvraag geen antwoord inkwam en dat de Jury genegen bevonden werd om nog eens de prijsvraag uit te schrijven, dan zou hij zijn arbeid voltooien en zijn best doen om werk te leveren, dat aan de gegronde eischen van de Jury zou voldoen’

Om het vele goede, dat het handschrift bevat, koester ik de hoop, dat de Koninklijke Vlaamsche Academie den wensch van den Schrijver inwilligen en de prijsvraag aanhouden zal voor het jaar 1899.

Brussel, 15 April 1897.



illustratie

Verslag van den den Heer J. Micheels, tweeden verslaggever.

Het spijt mij dat de schrijver dezer verhandeling, die ons ten tweeden male voorgelegd wordt, zich niet genoeg naar onze wenken gevoegd heeft: het inlasschen of weglaten eener letter, waar zijne bekrompene, der kunst vijandige zienswijze hem niet deed in het oog vallen dat het om der welluidendheid wille geschied was, heeft hij met nauwgezetheid nagevorscht, maar aan andere meer

[pagina 258]
[p. 258]

belangrijke aanmerkingen zich niet gestoord. Ik bedoel vooral de menigte verkeerd gebruikte woorden en uitdrukkingen, die onbesproken gebleven zijn en waarbij ik nog een aantal andere had kunnen voegen, als familievader, bestuurlijk, malen, (schilderen) afmalen, referendum, opvoeren (een tooneelstuk), klas (van eene school), betooging, zicht enz.

Aan eenen sierlijken stijl doet S. blijkbaar niet; hij schijnt niet te weten of niet te willen weten dat de zuivere wetenschap er niets bij verliest, wanneer zij zich in een bevallig, bekoorlijk tooisel voordoet, ja, dat zij, dank aan hare sieraden, ook daar binnendringt, waar zij anders buitengesloten blijft. De inleiding is zoo dor, zoo stroef, ja zoo afmattend, dat eene meer dan gewone geestesinspanning gevorderd wordt om er zich doorheen te werken. Ook bestaat voor S. geen verschil meer tusschen de geslachten der zelfstandige naamwoorden en ontneemt hij, met de Fransche woordvoeging te volgen, onzer taal haar Germaansch kenmerk.

Een paar voorbeelden om die meening te staven. Zoo lees ik bl. 1: ‘Omdat een woord niet is een bloote klank, maar de vaste vertegenwoordiger van een denkbeeld.’ In behoorlijk, echt Nederlansch zou dat moeten zijn: ‘Omdat een woord geen bloote klank, maar de vertegenwoordiger van een denkbeeld is.’

Bl. 2. ‘Wanneer de taal voor sommige be-

[pagina 259]
[p. 259]

grippen woorden heeft ontleend aan andere talen.’ Om logisch, geheel Fransch te zijn, zou dat moeten luiden: ‘Wanneer de taal voor sommige begrippen heeft ontleend woorden aan andere talen.’

Mooi, niet waar, veel mooier dan het pruikerige: ‘Wanneer de taal, voor sommige begrippen, aan andere talen woorden ontleend heeft.’

Elders bl. 89 staat: ‘Het groot ongeluk is dat het volk niet kent een vaste, algemeene, beschaafde spreektaal. Waarom niet: ‘Een vast algemeen beschaafd spreektaal?’ Dat zou geheel Engelsch zijn. Ten slotte nog eene nieuwigheid, ten bewijze dat S. de voorschriften der spraakkunst verwerpt. Op bl. 151 lees ik: ‘De Nederlandsche uitdrukking, die hier den hals omgewrongen wordt.’ Tot hiertoe werd bij ons, gelijk in andere talen, met den lijdenden vorm altijd de Nominatief gebruikt; waarom dat veranderen?

Met ons achtbaar medelid Th. Coopman stel ik niettemin voor, dat de Koninklijke Vlaamsche Academie de prijsvraag aanhoude en hoop dat S. dan zijne denkbeelden geheel in zuiver Nederlandsch en niet in Fransch of Engelsch met Nederlandsche woorden kleeden zal.

Brussel, den 28en April 1897.



illustratie

Met mijne geachte medeleden, de heeren J. Micheels en Theo Coopman, ben ik van meening dat het wenschelijk ware deze prijsvraag opnieuw

[pagina 260]
[p. 260]

uit te schrijven. Ik ben overtuigd dat wanneer de Inzender van het eenige antwoord den tijd zal gehad hebben, het aanzienlijke materiaal behoorlijk te verwerken, zijn handschrift in alle opzichten een werk zal zijn, dat tot de zuivering onzer dikwijls - vooral in Zuid-Nederland - zoo jammerlijk verhaspelde moedertaal zeer veel zal bijdragen.

Gent, 15 Mei 1897.

Julius Obrie.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Th. Coopman

  • J.J.M. Micheels

  • Julius Obrie


datums

  • 15 april 1897

  • 28 april 1897

  • 15 mei 1897

  • 28 april 1897

  • 15 mei 1897