Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1901 (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1901
Afbeelding van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1901Toon afbeelding van titelpagina van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1901

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.12 MB)

Scans (58.49 MB)

XML (1.64 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1901

(1901)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Bibliographische aanteekeningen

Vanwege den heer Dr Caeymaex, professor in het Groot Seminarie van Mechelen, dioceanen schoolopziener, en bloedverwant van onzen betreurden Génard, heb ik de eer aan de Koninklijke Vlaamsche Academie een exemplaar te schenken van zijn werk: Katholieke kanselredenaars der Nederlanden.

‘Uiterst bescheiden zijn, in zake van kansel-

[pagina 248]
[p. 248]

welsprekendheid, de handboeken over geschiedenis der Nederlandsche letterkunde; van katholieke kanselredenaars wordt bijna geene melding gemaakt.’ Aldus begint Dr Caeymaex zijn boek, dat het onbillijke van die verregaande bescheidenheid of, erger, van dat volstrekte stilzwijgen, ongetwijfeld zal doen ophouden, en in de geschiedenis onzer letteren voortaan door onze kanselredenaars de plaats laten innemen die hun toekomt.

De lezing inderdaad van dit boek is eene ware verrassing, zoodanig bewonderen wij, geleid door onzen schrijver, den rijkdom- en vruchtenverscheidenheid van dit tot hiertoe schier onbezochte veld!

Niet alleen doet hij ons de meer gekende predikers als Geert Groote, Brugman, Coster, Hazart, Backx, het driemanschap Naming, Fraats en Hellinx, de Vloo, Tourbe, Smet, Schrant, Broere, enz. beter waardeeren, maar hij trekt ook met reden de aandacht op een overgroot getal anderen, welke, veel minder keurig van vorm dikwijls, toch blijken gaven van echt talent voor de volkspredikatie, en wier werken daarenboven een onbetwistbaar belang opleveren voor de zedengeschiedenis van 't Nederlandsche volk en ook voor de lotgevallen onzer taal in vroeger eeuwen.

Ruim tweehonderd kanselredenaars worden aangehaald, en schier bij allen komen, met eene beoordeeling in een paar woorden opgegeven, bio- en bibliographische bijzonderheden voor, welke men voor het meestendeel nergens elders aantreft.

[pagina 249]
[p. 249]

Daarop volgen een twintigtal bladzijden - onder den titel Besluit - algemeene gevolgtrekkingen uit de voorgaande biographies en belangrijke beschouwingen over den aard van predikatiën in vroegere tijden, over de weerde der kanselredenaars vin Noord- vergeleken met die van Zuid-Nederland, over hunnen invloed op het worden en het ontwikkelen der gesproken en der geschreven taal, enz.

Voegen wij er bij dat alles, het gansche boek door, in eene kernachtige en toch klare, levendige en boeiende taal wordt voorgedragen.

Eene Bloemlezing, met zorg uit 44 schrijvers samengesteld, laat ons daarna oordeelen over deze taal en stijl of studie van godgeleerdheid en geschiedenis.

Verscheidene inhoudstafels wijzen den weg voor de opzoekingen in dit alleszins merkweerdig gewrocht, dat, volgens hier en daar uitgedrukte wenschen, door andere gewrochten over de kanselwelsprekendheid zou dienen gevolgd te worden, namelijk door eene critische studie over stoffen en trant der predikers (bl. 9), door eene ascetische of ook homiletische (bl. 29), door een onderzoek der sermoonboeken voor het nasporen van de geestesontwikkeling, evenals voor de zedengeschiedenis van het Nederlandsche volk (bl. 159-162)...

Wat die toekomende gewrochten aangaat, Dr Caeymaex blijve niet bij vrome wenschen en hoopvol uitzien dat anderen daarvoor de hand aan 't werk slaan: 't is van hem zelven, van hem, den begaafden, geleerden en onvermoeiden schrijver, dat

[pagina 250]
[p. 250]

wij de verwezenlijking dier wenschen met betrouwen te gemoet zien.

Jan Bols.

 

Ik heb de eer, voor de tweede maal, Weber's Dertienlinden, in Nederlandsche verzen overgezet door Kanunnik de Lepeleer, vanwege den vertaler aan de Koninklijke Vlaamsche Academie ten geschenke te brengen. De eerste maal was het detweede omgewerkte uitgave reeds, thans is het de derde, ook omgewerkte, uitgave. De tweede uitgave verscheen met twee, de derde met drie platen van J. Janssens.

Een derde uitgaaf... Dat zegt ons hoe Kanunnik de Lepeleer niet alleen een veel geprezen, maar een veel gelezen werk heeft bezorgd. En dat zal ongetwijfeld, vooral bij de studeerende jeugd, waar dat eene menigte lezers vindt, veel goeds hebben gesticht, want Dr Weber's Dertienlinden zijn een meesterwerk van edele en zielverheffende poëzie.

Bij meer dan een onzer dichters is de verhalende strophe der Dertienlinden overgenomen, hetgeen mede getuigt dat het Germaansch heldendicht in onze taal, op onzen bodem, niet onopgemerkt zijne intrêe heeft gedaan en dat onze verzenmaat zijn invloed gevoelt. ‘Omgewerkte uitgaaf,’ tot tweemaal toe?... Dat laat zich gemakkelijk schrijven, kan men mistrouwend opmerken. Neen! Wilt gij nagaan tot hoe verre de omwerking strekt? Reeds de eerste strophe van vier kleine regelen laat u van uitgaaf tot uitgaaf telkens drie wijzigingen bespeuren. En zóó

[pagina 251]
[p. 251]

het werk dóór. Waar mag dat aan te wijten zijn? Niet aan onbeslistheid, aan onvastheid van oog en hand, maar aan een altijd dieper indringen in de schoonheden van het oorspronkelijke, dat voor den vertaler een ideaal blijkt te zijn, waar hij met hart en geest aan kleeft bij aanhoudend pogen om het in vertolking naderbij te komen. Bij die vertolking dus kan men een les nemen om te leeren wat in poëzie en kunst nuances zijn. Daarbij dient meêgerekend dat de Schrijver zijne vertaling heeft willen losmaken van dialectische woorden en vormen, waar hij vroeger soms de voorkeur aan gaf. Het zal intusschen door niet éen lezer ontkend worden, dat de Dertienlinden van Kanunnik de Lepeleer door hunne ongewone dubbele omwerking tot hoogeren top van volmaaktheid zijn voortgegroeid.

Wij hebben er ook vroeger op gewezen hoe hoog de platen van Jef Janssens voor Dertienlinden te waardeeren zijn. De derde plaat, voor de derde uitgaaf vervaardigd, is weer van meesterhand, en zij valt in het bijzonder genre van den gevierden en geliefden schrijver, het kenschetsend eigen van het vrouwlijke wezen diepgevoeld en dieptreffend weêr te geven.

Wie de plaat ‘Vaarwel’ voor de oogen krijgt, zal er de oogen op vestigen, en, het bevallig ranke beeld, met houding en gebaar, geteekend op weelderig groeienden grond en omkranst van takken en ranken, zal onuitwischbaar in zijne verbeelding geprint staan.

Dr. H. Claeys.

[pagina 252]
[p. 252]

Met genoegen bied ik, uit naam van den Schrijver, aan de Academie een exemplaar aan van een werk: Nederlandsche Metriek, met een aanhangsel over het middelnederlandsch vers door J. Geurts, leeraar in het St.-Jozefscollege te Hasselt, en een inleidend woord van Dr C. Lecoutere, hoogleeraar te Leuven.

Terwijl eene schaar Limburgsche dichters onze letterkunde met heerlijke liederen verrijkt, geeft Prof. Geurts zich de moeite om in onzen dichtschat de regels te vinden, welke onze meesters hebben gevolgd om hunne dichterlijke gedachten in te kleeden. Die regels, door menigvuldige voorbeelden verduidelijkt en aan onze leerende jeugd in 't middelbaar onderwijs voorgesteld, zullen, mijns inziens, veel nut stichten bij aankomende kunstenaars en de aandacht op zich trekken van allen, die zich met dichtkunst bezighouden.

D. Claes.

 

De heer Bestuurder geeft het thans woord aan den heer Muyldermans, die eene verhandeling leest over Franciscus Costerus (1532-1619). Na voordracht van dit stuk zegt de heer Bestuurder den Spreker dank voor zijne mededeeling, die in de Verslagen en Mededeelingen zal gedrukt worden.

 

Daarna gaat de vergadering over tot de kiezing van den bestuurder en den onderbestuurder der Academie voor het jaar 1902.

[pagina 253]
[p. 253]

Worden gekozen: de heer J. Obrie, tot bestuurder, en de heer J. van Droogenbroeck, tot onderbestuurder.

Na de eerste stemming staat de heer Coopman recht en drukt zich volgenderwijze uit:


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Jan Bols

  • Hendrik Claeys

  • Desideer Claes

  • over Charles Caeymaex

  • over F.W. Weber

  • over Adriaen Lourisz Lepel

  • over Jozef Geurts