Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1906 (1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1906
Afbeelding van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1906Toon afbeelding van titelpagina van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1906

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.20 MB)

Scans (90.73 MB)

XML (1.72 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1906

(1906)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina t.o. 754]
[p. t.o. 754]
Koninklijke Vlaamsche Academie, Verslagen, 1906, blz. 755.


illustratie
Lichtdruk Edm. Sacré, Gent.


[pagina 755]
[p. 755]

Een nieuw fragment van Lodewijk van Velthem's ‘Spiegel Historiael’.

Dit nieuw fragment van Lodewijk van Velthem's Spiegel Historiael, waarvan op de volgende bladzijden een afdruk voorkomt, bestaat uit een dubbel blad perkament, dat onlangs ontdekt werd in een foliant van de bibliotheek der Leuvensche hoogeschool. Het zat daar als achterste schutbladGa naar voetnoot(1) vastgelijmd in een exemplaar der Parijsche uitgave van 1544 van de Opera Omnia van den hl. Epiphanus (310-403)Ga naar voetnoot(2), met welk werk nog een ander van theologischen inhoud werd samengebondenGa naar voetnoot(3). Dit boek heeft vroeger deel uitge-

[pagina 756]
[p. 756]

maakt van de bibliotheek van het Collegium Atrebatense of het ‘Atrechts college’, een der talrijke ‘Colleges’ van de oude universiteitGa naar voetnoot(1); dat blijkt uit den lederen band zelf, waarop het wapen van dit college staat ingeprent, met het opschrift Collegium Atrebatense, alsmede uit eene aanteekening op het titelblad van eerstgenoemd werk: Bibliotheca Collegij Atrebatensis.

Ons blad perkament is eigenlijk een stuk van een in tweeën geplooid vel, dat het binnenste van een katern geweest is; de rechter kant en de bovenste zijde zijn afgesneden, ten gevolge waarvan aan elke kolom bovenaan negen of tien regels ontbreken. Het meet nu nog 325 millim. bij 217 (grootste breedte); op elke zijde staan twee kolommen van elk omtrent 40 verzen.

Blijkens het schrift, dat regelmatig, duidelijk en goed leesbaar is, moet dit hs. uit het midden van de 14de eeuw dagteekenen. Het fragment is te klein van omvang om vele eigenaardigheden te vertoonen; de voorkomende afkortingen zijn de gewone voor m en n, voor er, ar en aer, voor et, con (oste, groot) en quam (q̃m); voorts nog de zeldzamer R's (= ridders) en ged' (= gedaen).

[pagina 757]
[p. 757]

Ieder hoofdstuk begint met een roode of blauwe hoofdletter, over drie versregels verdeeld, maar zonder eenige versiering. De opschriften der hoofdstukken zijn met zwarten inkt door den kopiïst zelf geschreven; het er bij behoorend cijfer is telkens rood doorstreept (met uitzondering van hoofdst. xlv). Rood doorstreept, elk afzonderlijk, zijn ook de hoofdletters waarmede ieder vers aanvangt.

 

De tekst van ons fragment, acht kolommen van omtrent 40 verzen, dat is dus ± 320 verzen, op malkaar volgende met achtmaal een kleine leemte van telkens een tiental regels, behoort tot het vijfde boek van Lodewijk van Velthem's Spiegel historiael; hij loopt van ongeveer het midden van het 44e hoofdstuk tot bijna het einde van het 49e. Men weet, dat op deze plaats het teksths., door Le Long uitgegeven, eene nog al aanzienlijke leemte heeft, nl. van het begin van het 42e tot midden in het 46e hoofdstuk. De Gentsche fragmenten, door M. de Vries en E. Verwijs beschreven en uitgegeven in hunnen Spiegel historiael van Maerlant, 3e deel (Leiden, 1863), blz. 455 en vlg., vullen deze leemte gedeeltelijk aan, terwijl naar hunne berekening, er nog omtrent 120 regels blijven ontbreken. Welnu, van die 120 ontbrekende verzen doet ons fragment er ons de kleine helft van aan de hand, nl. 53 regels; dat is wel eene niet onbelangrijke aanwinst.

Nieuw zijn: 1o) het einde van het 44e hoofdstuk en het eerste vers van het 45e, waardoor - althans voor het grootste gedeelte - het

[pagina 758]
[p. 758]

ontbrekende wordt aangevuld van den tekst voorkomende bij de Vries en Verwijs op blz. 459, eerste kolom; 2o) de tweede helft van het 45e hoofdstuk en gedeeltelijk het begin van het 46e, dat volgt, bij de Vries en Verwijs, op den tekst van dezelfde bladzijde, tweede kolom, na v. 40, en alzoo deze gaping vult.

 

Brengen de vijf zesden van het Leuvensche fragment ons echter geen nieuwen tekst, toch is eene tweede, respect, derde lezing van den bekenden niet onwelkom; immers, al zijn de afwijkingen niet buitengewoon gewichtig, al zijn enkele zelfs minder goed dan de lezing van den uitgegeven tekst, op eenige plaatsen nochtans verdienen zij de voorkeur. Daarom scheen het ons de moeite waard dit stuk bekend te maken, in afwachting dat het worde opgenomen, ten minste voor zoover nuttig zal geoordeeld worden, in Prof. De Vreese's nieuwe uitgave van Velthem's Spiegel.

Wij hebben nog alleen op te merken dat deze uitgave zoo getrouw mogelijk den tekst van het hs. weergeeft, met dien verstande, dat de afkortingen opgelost zijn, i en j, u en v naar hunne hedendaagsche klankwaarde gebruikt, hoofdletters en leesteekens aangebracht. Van elke verandering aan de lezing van het hs. is rekenschap gegeven in de aanteekeningen (die veranderingen zijn in den tekst met cursieve letter gedrukt); toevoegingen staan tusschen rechte haakjes.

 

C. Lecoutere.

 

Leuven, 20 September 1906.

[pagina 759]
[p. 759]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

 
Ga naar margenoot+ Wel met .ccc. man
 
Doe maecten si groot geruchte dan
 
Al offer .M. hadden gewesen.
 
Die viande worden doe in vresen
5[regelnummer]
Ende worden daer of te barenteerd
 
So seere, dat si worden ghesconfierd,
 
Ende vloen alle dattere was,
 
Ende lieten also den pas.
 
Dus wan dien keyser den pas gereet
10[regelnummer]
So datmen daer niet ne street,
 
Want si .ccc. ofte min
 
Die vanden berge togen in,
 
Ende daden se vlien met scanden groot.
 
Nu vloe dus gheent conroot
15[regelnummer]
Te Florensen waert met haesten,
 
Want daer doe ten alre naesten
 
Ghetogen was; daer toghen si in.
 
Daer ontsagen si den keyser min
 
Dan si ten passe daden, godweet.
20[regelnummer]
Hier sulsi seggen ghereet
 
Den keyser te weder stane van al;
 
Al hebben si voren ghehadt mesval,
 
Si sullen[t] wreken hier te stat:
 
‘Want hi es nu in onse gewat
25[regelnummer]
So verre comen, dat verstaet,
 
Dat hi van hier niet ontgaet’.
[pagina 760]
[p. 760]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

Hoe die keyser Florensen belach ende haren wijngaert af dede houwen .xlv.

 
Doe dese dus gevloen waren,
 
So trac die keyser ooc daer naren
 
Ende volgedem upten voet
 
Tote Florensen der stede goet,
5[regelnummer]
Ende in enen cloostre bider stat
 
So nam hi sine herberge na dat.
 
Daer lach hi in wel te ghemake
 
Ende visierde in welker zake
 
Hoe hi die stede mochte winnen.
10[regelnummer]
Te heme ne conste niemen van binnen
 
Ghecomen no niemen uter stat
 
Ne conde ontfaren na dat
 
Ga naar margenoot+ ..............
22[regelnummer]
Men scoot seere ......
 
Ende warp met bliden grote steene.
 
Daer wart .i. assaut ghemeene,
25[regelnummer]
Maer hen ha[i]p niet, weet dat wel.
 
Het was nochtan herde fel
 
In beeden ziden, uptie ure,
 
Maer die vesten entie mure
 
Waren so groot ende so vast,
30[regelnummer]
Dat niet besloot .i. bast
 
Wat dat si daer ane daden.
 
Si moetent anders sins begaden,
 
Sullen sijt winnen, dat weet wel.
 
Dus laghen si daer altenen rebel,
35[regelnummer]
Tote dat al vertert was mede
[pagina 761]
[p. 761]
 
Dat gheleghen was om die stede,
 
So dat menne vant wat verteren
 
Negherande dinc van lijfneren.
 
Als dit die keyser heeft vernomen
40[regelnummer]
Es hi banderside der stat comen,
 
Ende heeft daer sijn licgen anevaen
 
Ende sine viande al daer bestaen
 
Ende asselgierde alle dage,
 
Ende leide daer so nouwe lage,
45[regelnummer]
Dat si niewer ne conden uut.
 
Haren wijngaert ooc al over luut
 
Dedi houwen vor haer ogen;
 
Nochtan ne dorren si niet pogen
 
Ute te comene tenen stride.
50[regelnummer]
Dus lach die keyser tesen tide
 
Vor die stat met here groot
 
Ende maket daer omme so bloot,
 
Datmen gheene dinc daer vant,
 
Het was ghewoest daer omtrant.
55[regelnummer]
Men hadde waar an slaen die hant.
 
Die lieden worden seere ghescant
 
Die omtrent die stat saten;
 
Si begonden hem ooc seere maten
 
Die in die stat beleghen waren;
60[regelnummer]
Hadden si gheweten hoe ontfaren,
 
Som die daer binnen quamen
 
Ga naar margenoot+ ...........
 
Ende nieme[n] ne conde verstaen
 
De... den... gene saen
 
Die vrouwen mede vander minnen
 
Dies ic u een deel dede bekinnen
5[regelnummer]
H[i]er voren. Nu hort hier die zake,
[pagina 762]
[p. 762]
 
Waerof dat quam dese sprake.
 
Rudders waren hier toe vercoren,
 
Alsic u seide daer te voren,
 
Dat si den keyser souden bestriden
10[regelnummer]
Vro ende spade in allen tiden
 
Entie passe so belecgen,
 
Dat sise hem souden wederseggen,
 
Ende daer omme was hem te lone
 
Van edelen vrouwen ende scone
15[regelnummer]
Juweele ende ghiften ghegheven,
 
Dat si te vroyliker souden leven;
 
Ende hare minne was hem beheten
 
Ende atle vrienscap, wildijt weten,
 
Die vrouwen met lieve mogen doen.
20[regelnummer]
Daer jeghen ne soude gheen occuzoen
 
Wesen, waert so dat si
 
Wederstaen mochten den keyser vri,
 
Dat hi te Rome ne come niet.
 
Dit was haer ghelof. Nu ziet,
25[regelnummer]
Hoe wel si dat hebben ghedaen.
 
Ende hier up hebben st ontfaen
 
Der vrouwen sconede ende up minne.
 
Maer dese minne dochte mi dinne,
 
Dat si noch nie in geenen pas
30[regelnummer]
Ne bestreden den keyser vor das;
 
Ende waer dat si lagen voren
 
Ende si vanden keyser horen,
 
Ghingen si vlien eer hem quam noot.
 
Dese minne dinct mi niet groot,
35[regelnummer]
Ofte si waren alte blode.
 
Nu seitmen, dat in groten node
 
Die minne menege hevet brocht,
 
Daer hi wonder omme heeft gewrocht.
 
Ooc seitmen, dat soe maket coene
40[regelnummer]
Den man in goeden saysoene
[pagina 763]
[p. 763]
50[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Ghedaen also scone belof
 
Van sulken vrouwen alse dat waren,
 
Ende si mi hadden gegeven daer naren
 
Hare sconeit up rechte minne,
 
Ende vort te sine mine vriendinne
55[regelnummer]
Te minen live also vort an,
 
Ende .1. ruddere ware dan,
 
Die mi des hadde vermeten,
 
Ende ict der vrouwen hadde beheten:
 
Ic hadt gheaventurt dor hare,
60[regelnummer]
Watter mi af comen ware,
 
Om te blivene in haer minne,
 
Ende sulke vrouwe daer mede te gewinne;
 
Dat haddic emmer daer anegaen,
 
Al hadder mijn leven anegestaen,
65[regelnummer]
Alst ooc hadde bi aventuren;
 
[Maer] haddic mogen gheduren
 
[I]nden strijt ende ute comen,
 
[E]nde mire vrouwen mogen begomen
 
Eene werf anden strijt vermaert,
70[regelnummer]
Dat ware mi .c. dode waert;
 
Entie soudic daer omme liden
 
Met rechte om haer soete verbliden.
 
Fy! die minne hebben wouden
 
Ende hem niet dorsten verbouden,
75[regelnummer]
Dat si eens hadden ghestreden
 
Dor der minnen werdich[ed]en,
 
Hets wel recht datmense hate
 
Ende om dese sticken late,
 
Alst ooc sal met rechten trouwen.
 
Nu hort vert van den vrouwen.
[pagina 764]
[p. 764]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

Hoe dese vrouwen die rudders verspraken ende hare sconede weder hiesschen .xlvij.

 
Die vrouwen nu hebben vernomen,
 
Dat die keyser vort es comen
 
Tote Florensen met stouten moede,
 
Ende dat hi leden es al die hoede
5[regelnummer]
Ende alle passe, dat verstaet,
 
Daer si toe hadden toeverlaet.
 
Ga naar margenoot+ ..............
16[regelnummer]
Ghine durt nemmeer wanen
 
Van onser minnen, dat verstaet,
 
Want uwe blode, vule daet
 
Heeft u nu vele eeren benomen.
20[regelnummer]
Ghi hadt ghelovet, dat soude comen
 
Die keyser te Rome nemmermeer;
 
.iij. passe haddi te lidene meer,
 
Daer ghine altoos sout weder striden;
 
Ende ghine dorst sijns niet ombiden!
25[regelnummer]
Ende dese es hi alle nu noch leden
 
Ende van u ooc ombestreden.
 
Te Grosset gincdi vlien;
 
Te Pont Amolle gindi na dien,
 
Ende vermaet u te wrekene daer;
30[regelnummer]
Ende doe die keyser u quam naer
 
Vlodi doe te Rome binnen,
 
Ende daer lieti up u winnen
 
Tcapitoel vander stede,
 
Ende daer na die stat ooc mede,
35[regelnummer]
Ende lietene die cardenale dwingen,
 
Ende moest ooc mede des ghehingen,
 
Dat menne croonde in die stat;
 
Ende daer na weder tooch na dat
 
In u lant wide ende zide,
[pagina 765]
[p. 765]
40[regelnummer]
Ende hevet al ghewoest met stride,
 
Ende es ghevaren met ghewoude
 
Also verre alsi selve woude.
 
Ghi die onse sconeit naemt,
 
Die u te hebbene niet betaemt,
40[regelnummer]
Noch onse minne, dat wel weet,
 
Nes niet wel an u besteet,
 
Want ghine sijt niewets wert.
 
Nu gheeft ons weder nu ter vert
 
Onse prosent, dat gi hebt nu,
50[regelnummer]
Wi sullent geven, segwi u,
 
Des keysers rudders, diet al durvechten,
 
Ende sullen wi hem verplechten
 
Onser minnen, si u cont;
 
Si hebbent verdient in alre stont
 
Ga naar margenoot+ .............

Der rudders antworde hier up dese sprake .xlviij.

 
Deser rudders .c. was,
 
Die hem beromt hadden das
 
Ende waren Chatelongeeren,
 
Ende hadden ghemaect, den vrouwen teren.
5[regelnummer]
Wapijnrocke ende wapine,
 
Allegader van enen tekine
 
Ende van ere paruren mede.
 
Dese, doe si horden ter stede
 
Dat se die vrouwen dus versprak[en]
10[regelnummer]
Ende hem verweren dese saken,
 
Antworden si, dat si noch bet
 
Hare sconeit souden berechten met;
 
Want nu es hi comen her upt velt
 
Recht binnen onser ghewelt,
15[regelnummer]
Ende wilde hi hier iet gheduren,
 
Wi sullen prouven onse aventuren.
[pagina 766]
[p. 766]
 
Hiers noch waer .i. begin gedaen:
 
Sine weten noch niet sonder waen
 
Waer ane dat si sijn ghesparret.
20[regelnummer]
‘Ghi hebt nu te lange gemerret,
 
Spraken die vrouwen alle doe,
 
Dat es hi, hi es comen toe.
 
So doedi halen best .i. net
 
Daer ghise alle vaet hier met.
25[regelnummer]
Wi duchten, si sullen u ontflien,
 
Dat wi niet ne sulle[n] zien
 
Van u die grote pongise ende scone;
 
Maer wi wanen bat dat gone,
 
Dat ghi niet uut sult trecken durren
30[regelnummer]
(Want ghi sijt van crancken purren)
 
T[e hem] waert iet te doene.
 
Maer te vliene sidi coene;
 
Daer af gheven wi u den prijs.
 
Wi sien u int vlien herde jolijs.
35[regelnummer]
Entrouwen, ghi hebt recht daer an,
 
Want ombeidi sijns, weet dan,
 
Dat ghi gheslegen wezen sout.
 
Ga naar margenoot+ ..............
43[regelnummer]
Comdi hem bi, ghi sijt verdomt’.
 
Die rudders antwordden den vrouwen fier:
45[regelnummer]
‘Onser nes maer .c. hier,
 
Ende haerre es .i. here groot’.
 
Daer up antwordden die vrouwen bloot:
 
‘Daer wert noch toe .i. prouven gedaen’.
 
Alle die vrouwen ghemeenlike zaen
50[regelnummer]
Willen uter stat ombieden
 
Te prouvene an skeysers lieden
 
In derre manieren, alsic u
 
Ter wilen sal seggen nu.
[pagina 767]
[p. 767]
Ga naar tekstkritische notentekstkritische noten

Van ere lettren die de vrouwen sendden an skeysers rudders ende die rudders weder toten vrouwen .xlix.

 
‘An edele liede ende vroede,
 
Crachtich ende stout van moede,
 
Des keysers rudders, di wi loven
 
Van alre vromicheden boven!
5[regelnummer]
U groeten die vrouwen van Florensen
 
Ende ombieden u alse tenen wense
 
Hare vrienscap ende hare houde,
 
Ende bidden u, heren, menichfoude,
 
Dat ghi ons doet ene bede
10[regelnummer]
In alte vrouwen werdichede
 
Dat wi u bidden sullen ter stont.
 
Ghi heren, gi rudders, wi doen u cont,
 
Dat hier .c. rudders sijn binnen,
 
Die gerne eren souden gewinnen,
15[regelnummer]
Ende ute souden comen jegen u,
 
In dien dat uwer .c. nu
 
Comen willen alleene upt velt
 
Sonder enich ander ghewelt.
 
Woudt dit doen dor onse bede,
20[regelnummer]
Wi soudens u danken mede
 
Ende soudens ons beloven zeere’.
 
Doe dese bodscap quam int here
 
Wasser daer so vele van dien
 
Die te stride waert wilden tien,
25[regelnummer]
Dat sire o[m]me vechten wilden vorwaer
 
Ga naar margenoot+ .............
 
‘Wi die u in rechter trouwen
 
Groeten ende doen ooc bekinnen,
 
Dat wi om loon van uwer minne
 
Ende vele dor alre vrouwen eere
40[regelnummer]
Willen doen, noch vele meere
 
Dan gi hebt ons omboden nu.
[pagina 768]
[p. 768]
 
Vrouwen, wi doen verstaen hier u:
 
Sent hem honderden nu hier uut;
 
Wi willen verzekeren over luut,
45[regelnummer]
Dat onser maer .lxxx. sullen comen,
 
Ende willen die .c. heren begomen
 
Dat hem dat leven rouwen sal.
 
Ooc willen wi nu zekerheit doen van al,
 
Dat ons niemen in staden sta
50[regelnummer]
(Hoe so die dinc verga)
 
Van onsen lieden, verstaet wel dat.
 
Ooc willen wi, dat uter stat
 
Hem te hulpen niemen come an.
 
Dit willen wi blidelike doen dan,
55[regelnummer]
Ghi vrouwen fijn, dor uwe bede
 
Ende dor uwe minnen te hebne mede’.
 
Doe dese lettren ane scouwen
 
Vander stat die edele vrouwen,
 
Waren sijns blide herde seere,
60[regelnummer]
Ende ghingen met enen curten kere
 
Toten .c. rudders saen,
 
Ende daden hem dese dinc ve[r]staen.
 
Maer sine wildens in ghere maniere
 
Daer ane vaen. Doe seiden sciere
65[regelnummer]
Die vrouwen: ‘Ghi hebt nu recht;
 
Hets quaet comen int ghevecht.
 
Ghevet ons onse sconeit weder saen:
 
Ghi hebt tsippaus ghenouch gedaen.
 
Soudere iet baten of sijn comen,
70[regelnummer]
Mer hadt hier wel an vernomen.
 
Hens niewets wert u vermeten.
 
Waren si also beseten
 
Van u als gi hier van hem nu sijt,
 
Ic weet, dat gi niet lange tijt
voetnoot(1)
Als voorste schutblad werd insgelijks een blad perkament van een handschrift gebruikt, nl. van een Latijnsch hs., bevattende een soort van bijbelsche geschiedenis; dat stuk is voor ons van geen belang.
voetnoot(2)
Ziehier het begin van den zeer langen titel: D. Epiphanii ‖ episcopi Constantiae Cypri, con ‖ tra octaginta haereses opvs, panna- ‖ rium, sine arcula, aut capsula Medica appellatum, ‖ continens lïoros tres, & tomos siue sectio- ‖ nes ex toto septem: ‖ Iano Cornario Medico ‖ Physico interprete. ‖ Item. ‖ Eiusdem D. Epiphanii epistola ‖ siue liber Ancoratus appellatus, docens de uera fide ‖ christiana. ‖ ...... Parisiis ‖ apud Viuantium Gaultherot...... 1544.
voetnoot(3)
De titel van dit werk luidt: Enarrationes vetustissimorum ‖ theologorvm, in acta qvidem ‖ apostolorvm et in omnes D. Pavli ac ca- ‖ tholicas epistolas ab Oecumenio: in Apocalypsim ve- ‖ rò, ab Aretha Coesaréoe Cappadocioe ‖ episcopo magna cura ‖ collectae: ‖ Iohanne Hentenio interprete. ‖ Selecta quoedam fragmenta ex D. Epiphanio Cyprensi...... Antverpiae in aedibus Iohannis Steelsij. ‖ M.D. XLV. mense Maio.
voetnoot(1)
Over dit Collegium Atrebatense zie eenige bijzonderheden bij E. Reusens, Documents relatifs à l'histoire de l'université de Louvain (1425-1797), dl. III (Leuven, 1881-1885), blz. 155-167, en bij Edw. van Even, Louvain dans le passé et dans le présent (Leuven, 1895), blz. 588.
[tekstkritische noot]1 Het bovenste gedeelte van de letters is weggesneden.
5 daer voluit in het hs.; evenzoo beneden 10, 17; voorts nog XLV 44, 54, 61; overal elders d'.
15 waert voluit in het hs.
18 In het hs. D', zooals telkens aan het begin van het vers, behalve XLV 22.
margenoot+
(Cap. XLIV) fo 1 ro a
[tekstkritische noot]Hoofdst. XLV. Titel wijng't. - De vv. 2-41 komen overeen met die van het Gentsch fragment bij de Vries t.a.pl., p. 459, 1e kolom, vv. 1-40.
6 De h van hi verbeterd uit eene s.
8 Na visierde nog het eerste been van eene n of m.
22 Het overige is weggesneden.
24 Daer wart voluit aldus in het hs.
25 Hs. M' zooals telkens aan het begin van den versregel.

margenoot+
b
[tekstkritische noot]55 Waer voluit in het hs.
XLVI vv. 7-40 komen overeen met den tekst van het Gentsche fragment bij de Vries, blz. 459 2e kolom vv. 1-34.
margenoot+
(XLVI) va a
[tekstkritische noot]11 belecgen: de c is boven den regel bijgeschreven.
[tekstkritische noot]XLVI 50 tot het einde toe, komt overeen met den tekst bij Le Long, blz. 356 seq.
50 De bovenste helft van 't laatste woord is weggesneden.
69-70 vermaert en waert voluit in het hs. (v' maert).
margenoot+
b
[tekstkritische noot]21 het hs. heeft zeer duidelijk nemmenmeer.
28 gindi behoeft niet veranderd te worden in gincdi, daar, volgens mededeeling van Prof. de Vreese, ginâi meermalen bij Velthem voorkomt.
31 hs. Vlode.

margenoot+
fo 2 ro a
[tekstkritische noot]40 ghewoest is verbeterd uit gheweest, maar de verbetering is met zeer weinig inkt aangebracht en daardoor op 't eerst gezicht haast onmerkbaar.
vv. 47 en 48 wert voluit in het hs, en vert afgekort (v't).
16 hs. prouwen.
margenoot+
b

[tekstkritische noot]19-20 ghesparret en gemerret voluit.
22 Na het eerste hi staat een punt in het hs.
48 hs. ged'.
margenoot+
vo a
[tekstkritische noot]XLX 14 souden verbeterd uit sougen.
41 Hs. Dat. De zin vergt dan. In v. 39 staat in het teksths. mede in plaats van vele; maar onze lezing moet toch, dunkt mij, niet gewijzigd worden. Het Gentsche fragment heeft ook vele.

margenoot+
vo b
[tekstkritische noot]43 De h van honderden uit eene m verbeterd.
50 Vóór verga staat ga, doorgehaald.
55 dor: hs. der.
68 Hs. stappans dat hier kwalijk past. Over sippau zie Mnl. Wdb. op cypau en vgl. Tijdschrift, IV, 201.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Spiegel historiael. Voortzetting vierde partie [alleen brontekst]

  • over Spiegel historiael. Vijfde partie [alleen brontekst]


auteurs

  • C.P.F. Lecoutere

  • Lodewijk van Velthem