Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1911 (1911)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1911
Afbeelding van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1911Toon afbeelding van titelpagina van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1911

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.26 MB)

Scans (72.29 MB)

XML (2.18 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1911

(1911)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 454]
[p. 454]

Kleine verscheidenheden.

53. - Tafeldecking.

De tafel is gedekt wil zeggen dat de maaltijd gereed is en dat men zich aan tafel zetten mag. Vandaar een woord Tafeldecking, waardoor op Eetmaal, Banket gewezen werd.

 

Zekere vrijschepen der kasselrij van Kortrijk, Philips van der Zype, had, ten jare 1671, aan den eerbied dien hij zichzelven verschuldigd was, tekort gedaan, met hijzelve een veroordeelde te binden, welke uit het gevang geleid werd om te Dottignies gehalsrecht te worden.

Door zyne collega's werd hem eene ‘confraterneele correctie’ opgelegd, bestaande ‘in eene tafeldeckinghe weerdich ende tot concurrentie van 25 lb. gr. verteèrs, te dispenseren binnen den concierge(rie) der selve casselerie by de collegianten’.

Het college, bij besluit van 2 Augustus 1671, belastte ‘de tafeldeckynghe te diene ende ontginnen’ op maandag 's avonds naastkomende.

In een Fransch stuk, betreffende hetzelfde feit, wordt gezegd ‘par forme de correction confraternelle, ils l'avoient condamné à y donner ung couvrement de table, à ses confreres, à concurrence de la somme de 25 livres de gros’. (Staatsarchief te Brugge, Fonds der Kasselrij van Kortrijk, bundel nr 6522.)

 

Dr. K. van den Haute,
archivaris van den Staat, te Brugge.

54. - Brandstoren.

In Die Spiegel der Sonden (uitgave Verdam), vs 14347 en vlgg., is Brantstoor aldus beschreven:

 
Die derde quaetheit die coemt
 
Uter gramschap, is brantstoor ghenoomt.
 
Brantstoorre is hi gheseit,
 
Die mit zijns selves quaetheit
 
Vrucht verbrant, huys of poort;
 
Nerghent en eist dat hi behoort.
 
Mer metten ghenen, die hevet macht
 
Brantstoor te doene ende ander cracht,
[pagina 455]
[p. 455]
 
Ende dat orloghe si gherecht mede,
 
So ne heet gheen brantstoorre diet dede,
 
Dat princhen beleider beval:
 
Die prinche draghedet an hem al....

Hier wordt er dus onderscheid gemaakt tusschen de brandstichting uit kwaadwilligheid en het in brand steken bij de overmacht. In den prozatekst van den Spiegel der Sonden, naar het Oudenaardsch handschrift (uitgave u.s., IIe deel, kol. 240), luidt dit onderscheid als volgt:

 

‘Die derde quaetheit die wt gramscap comt, dat is brantstakinge (= brantstokinge, dat is als yemant huys of vrucht off beesten aensteket te verbernen van quaetheiden. Mer ist dat hij trect mit sinen heer, die des macht heeft, ende een gerecht orloge is, soe en heit hi geen moertbernre, want hi doetet van bevelingen sinen gerechten heer, die een gerecht orloech voert ende hantiert’.

 

Door Brant storen werd evenwel ook bedoeld het verbranden b.v. van een huis, bij wijze van straf en op bevel van den heer. Dit Brant storen is wat men in het Fransch heette ‘Le droit des arsins’. Laurière, in zijn Gloss. du Droit franç., blz. 72-73, zegt daarvan: ‘Le droit des arsins, spécialement en Picardie et en Flandre, étoit le droit de mettre le feu à la maison d'un forain, faute par lui d'amender le forfait dont il s'étoit rendu coupable... Parce qu'on mettoit le feu aux maisons des criminels, pour les abattre et les détruire, cette exécution a été appelée arsin’. (Uit La Curne de Sainte-Palaye, Dict., vo Arsin, overgenomen.)

 

Op een dergelijk in brand steken van een huis, wordt gewezen in den hieronder volgenden tekst, aan de rekening van den baljuw van Veurne, over het jaar 1378, ontleend.

Pieter Lanczwaerd en Roelin Carnewake hadden zich aan moord op ‘Wouter den Carel’ schuldig gemaakt. Uit dien hoofde waren zij uit het land van Vlaanderen verbannen geworden. Daarenboven bepaalde het vonnis door de ‘mannen’ van den Prins uitgesproken, dat, indien Lanczwaerd en Carnewake een huis bezaten, de baljuw ‘vier der in steken zoude ende brand storen’. De baljuw voerde dit vonnis uit; daar nochtans zekere personen op de te verbranden huizen ‘verbinde van renten’ hadden, d.w.z. daar genoemde huizen met zekere renten belast waren, liet hij, wat van de afgebrande huizen was overgebleven mits 48 pond lossen:

[pagina 456]
[p. 456]

Staatsarchief te Brugge, Fonds Veurne, Rek. Baljuw van Veurne, 10 Mei-15 Sept. 1378 (Rol): ‘Pieter Lanczwaerd ende Roebin Carnewake waren verbannen van moerdaden, vandat zij bi nachte doot sloghen enen Wouter den Carel. Ende was ghewijst bi mins heeren mannen dat, hadden zij huus, dat de bailliu vier der in steken zoude ende brand storen. Van den welken de bailliu vulcam tvonnesse; ende omme datter enighe lieden camen diere verbinde van renten up hadden, so liet hem de bailliu tremenand losen vanden husen omme xlviij.lb.’.

55. - Burger van de stad.

Te Brugge zegt men, dat iemand Burger van de stad is, wanneer hij in ‘de kôôze’, dit is in de kaze (zie bij De Bo, Westvl. Idiot.), in den bak of het stedelijk arresthuis, is gestoken geweest.

Hij is vrije gentenaar, Hij is vrije Gentenaar gemaakt, luidt dit te Gent, sprekende van iemand die in den Mammelokker (thans: het Rolleke) heeft gezeten.

 

De Bo zegt niets over den oorsprong van het woord kaze. Dit komt voort van den naam van zeker huis, La Casa negra (Het Zwart huis) geheeten, staande in de Spanjaardsstraat te Brugge, en waarover Ad. Duclos, Bruges en trois jours (1883), blz. 132, schrijft als volgt: ‘Elle servait d'entrepôt aux marchands de la nation espagnole, et la tradition rappelle qu'elle leur servait aussi de prison’.

56. - Vaartje (of: vartje) knap.

Vroeger zag men, nl. te Brugge, in de carnaval- of vastenavonddagen, gemaskerde mannen, die, om de grap, met een lijn rondwandelden, waaraan een koek hing, soms met siroop bestreken. Jongens waren bij het spel niet te kort: al gaande moesten zij trachten een stuk uit den koek te bijten.

Zulke masker hiet men een Vaartjeknap. Het gebruik is nog niet heelemaal verloren gegaan. Te Antwerpen o.a. wordt aan de lijn ook wel een drogen haring gehangen.

Men vergelijke met Appelknap of Appeltjeknap, dat te Brugge voorheen ook bekend was, bij L. de Bo, Westvlaamsch Idioticon.

 

Edw. Gailliard.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken