Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1920 (1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1920
Afbeelding van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1920Toon afbeelding van titelpagina van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1920

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.46 MB)

Scans (108.68 MB)

XML (2.80 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1920

(1920)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 616]
[p. 616]

Zaak Eupen.
Briefwisseling dienaangaande.

I.
Brief van de Koninklijke Vlaamsche Academie aan den Heer Eersten Minister, Minister van Geldwezen, te Brussel. - Met twee bijlagen.

Gent, den 27 Februari 1920.

 

Hooggeachte Heer Minister,

 

De uitbreiding van het Belgisch Bestuur over de streek van Eupen, brengt er de Koninklijke Vlaamsche Academie toe het als haar plicht te beschouwen Uwe welwillende aandacht, en die Uwer collega's der verschillende Ministeries, in te roepen op het feit dat de Regeering in dat nieuwe bestuurgebied tegenover een bevolking staat die het Vlaamsch als moedertaal heeft.

 

Het gebied van Eupen is de voortzetting, in taalopzicht, van den Vlaamschsprekenden Noord-Oosthoek der Provincie Luik. Wij hebben de eer U hierbij te wijzen op het getuigenis van Prof. Kurth (Bijlage a), wat de Vlaamsche gemeenten in de Provincie Luik betreft, en op het niet te wraken getuigenis van Duitsche geleerden zelf (Bijlage b), wat de streek van Eupen aangaat. Het belang van de bevolking, in overeenstemming met dat van België, doet het als in hooge mate wenschelijk voorkomen in het nieuwe gebied, evenals in den Vlaamschen Noord-Oosthoek der Provincie Luik, Onderwijs en Bestuur in te richten overeenkomstig het feit dat, niettegenstaande verwaarloozing en bekamping, en het langjarige kunstmatig opdringen van het Duitsch, het Vlaamsch er toch de moedertaal gebleven is.

 

De Koninklijke Vlaamsche Academie drukt derhalve eerbiedig het vertrouwen uit dat de Regeering er de hand aan

[pagina 617]
[p. 617]

houden zal dat in die Oostelijke streek van het Vlaamsche taalgebied, voor Bestuur en Onderwijs, naar het beginsel der gelijkheid in rechte en in feite tusschen Vlaanderen en Wallonië, geen opgedrongen vreemde taal de toenadering belemmere en de aanwenning bemoeilijke van de nieuw bijgekomen bevolking tot den Belgischen Staat, waar zij van natuurswege zich bij het Vlaamsche gedeelte aansluit.

Met alle hoogachting.

 

De Onderbestuurder.

C. Lecoutere.

De Bestuurder.

Nap. de Pauw.

 

De Bestendige Secretaris.

Edw. Gailliard.

 

Aan den Heer Minister van Geidwezen, te Brussel.

Bijlagen.

a) Al de plaatsen in de Provincie Luik, waar geen Waalsch gesproken wordt, zijn Nederlandsch:

 

‘In den neun Lütticher Gemeinden Aubel, Gemmenich, Homburg, Montzen, Moresnet, Sippenaeken, Baelen, Henri-Chapelle, Membach und Welkenraedt, ist eigentlich die lokale Mundart nicht hochdeutsch, sondern niederdeutsch, oder wie man hüben zu sagen pflegt niederländisch, das heiszt vlämisch. Die aus der Vorzeit dieser Dörfer erhaltenen Urkunden sind vlämisch verfasst, und alle sprachlichen Merkmale rechnen die Einwohnerschaft dem Gebiete des niederländischen, nicht demjenigen des deutschen zu.’

G. Kurth, Deutsch-Belgien, I, 1899, blz. 85.

 

b) Herbesthat, Loutzen, Astenet, Walhorn, Kettenis, Niespert, Stockem, Eupen, liggen ten Westen van de Benrather lijn, welke de taalgrens vormt tusschen de Nederlandsche en de Hoogduitsche dialckten, en niet overeenkomt met de voormalige Belgisch-Duitsche politieke grens:

[pagina 618]
[p. 618]

‘Ganz seltsamer Weise kommt unsre Benrather Linie noch einmal über die holländische Grenze zurück, und zwar zwischen Aachen und Eupen, und schneidet den westlichen Theil des Kreises Eupen ab, denn hier finden wir ebenfalls ein k in Kuchen, machen, suchen, u.s.w., aber in ich und auch ein ch.’

Dr. G. Wencker, bewerker van den ‘Sprachatlas des deutschen Reichs’, in ‘das Reinische Platt’, Düsseldorf, 1877, blzz. 8-9.

 

‘Die Eupener Mundart stimmt in ihrer Breite vielfach mit dem Holländischen bzw. Altflämischen überein.’

A. Tonnar und W. Evers: ‘Wörterbuch der Eupener Sprache’, Eupen, 1899, Einleitung.

 

Bij het vergelijken van den inhoud van dit Woordenboek met dien van het ‘Wörterbuch der Aachener Mundart’ van Prof. Dr. L. Rovenhagen, - Aachen, 1912, - loopt het groot verschil dadelijk in het oog. Zie b.v. voor de overeenkomst van de taal te Eupen met het Nederlandsch, tegenover het samengaan van de taal te Aken met het Hoogduitsch:

Nederlandsch Eupen Aken Hoogduitsch
aap aap aff Affe
beek back bach Bach
begrijpen begrīpe bejrīfe begreifen
beter beter beisser besser
bijten bīten bisse beissen
dak dack dāch Dach
eik eik eech Eiche
eikel eikel eechel Eichel
vat fat fāss Fass
hout hout holz Holz
rook rouk rouch Rauch
Enz. enz.  

[pagina 619]
[p. 619]

II.
Brief van den Heer Eersten Minister aan de Koninklijke Vlaamsche Academie.

kabinet van den eersten minister

 

BIJLAGE. I.

Brussel, den 16n April 1920.

 

Mijnheer de Bestuurder,

 

Het verslag dat gij mij de eer hebt gedaan mij den 27n Februari 11. over te maken, heeft mijne aandacht gevestigd en ik heb mij gehaast den tekst ervan in overweging te geven aan den Koninklijken Hoog Commissaris, Gouverneur van het met België vereenigd gebied, wiens bestuursbevoegdheid bij de wet van 15n September 1919 omschreven is.

Ik acht dat ik niet beter kan doen dan u een afschrift te sturen van de zeer beredeneerde, gestaafde en beslissende memorie, opgesteld door den heer Luitenant-Generaal Baltia.

Gelief, Mijnheer de Bestuurder, de verzekering mijner oprechte hoogachting te aanvaarden.

De Eerste Minister,

Léon Delacroix.

 

Mijnheer de Bestuurder, der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, te Gent.

[pagina 620]
[p. 620]

III.
Bijlage bij den brief van den Heer Eersten Minister: Afschrift van den brief aan den Heer Eersten Minister gestuurd door Luitenantgeneraal Baltia, Koninklijk Hoog Commissaris.

Haut Commissariat royal.

 

gouvernement d'eupen et malmédy.

 

No 3048.

 

Malmédy, le 6 avril 1920.

 

COPIE.

 

Le Haut Commissaire Royal, Gouverneur
des territoires réunis à la Belgique,
à
Monsieur le Premier Ministre.

 

J'ai l'honneur de vous faire parvenir en retour la lettre que vous a adressée la ‘Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde’.

Pour me documenter sur le sujet qu'elle soulève, je me suis adressé à des érudits de la région d'Eupen et aux membres du Conseil supérieur, représentant l'opinion publique de ce District.

Les arguments recueillis peuvent se classer en trois groupes: arguments utilitaires, arguments linguistiques, arguments historiques.

I. - Arguments utilitaires.

Tous les habitants se trouveraient lésés si on leur imposait, de force, une langue qu'ils ne comprennent pas, qui ne leur serait d'aucune utilité, pour leurs relations avec leurs voisins de

[pagina 621]
[p. 621]

Verviers ou d'Aix-la-Chapelle. Ils se considéreraient comme des victimes au même titre que les Polonais et les Wallons du pays de Malmédy, que les Allemands ont cherché à germaniser. Remplacer leur langue maternelle par une langue qui, pour les habitants, est une langue étrangère, serait une entreprisé impolitique, artificielle, odieuse qui provoquerait une révolution justifiée.

La promesse que j'ai faite, au nom du Gouvernement, de respecter la langue est une de celles qui font le plus d'impression, parce que déjà des propagandistes allemands avaient fait circuler le bruit que la Belgique interdirait l'usage de l'allemand. J'ai annoncé dans la suite que la langue véhiculaire serait, pour l'enseignement, le français dans les cantons wallons, et l'allemand dans les cantons de langue allemande, le français étant seconde langue à Eupen, l'allemand seconde langue à Malmédy. Dès notre arrivée, des cours de français facultatifs, pour adultes ont eu un succès inattendu. Ceci prouve que les habitants d'Eupen se rendant compte qu'une deuxième langue leur est nécessaire ont, proprio motu, choisi le français que beaucoup avaient déjà appris à l'école, tandis qu'aucun d'eux n'y avait appris le flamand.

Bref le régime suivi dans les cantons de langue allemande aux environs d'Arlon et d'Aubel est adopté à la satisfaction générale.

Le flamand sera cependant enseigné aux jeunes gens qui aspirent à entrer dans les administrations publiques belges.

 

Ci-dessous extrait du procès-verbal de la première séance du Conseil supérieur:

 

Le Haut Commissaire du Roi informe l'assemblée, que l'Académie Flamande de Belgique vient de lui adresser une demande tendant à l'introduction du flamand comme langue véhiculaire dans le distriet d'Eupen, ces régions étant d'origme flamande.

M.M. Franssen et Hermans, délégués d'Eupen, déclarent s'y opposer. Ils demandent que l'allemand soit maintenu comme langue véhiculaire et que le français soit la seconde langue, dont l'enseignment serait obligatoire dans toutes les écoles.

[pagina 622]
[p. 622]

‘M. Troclet estime qu'il y a lieu de placer les populations de la partie allemande des territoires d'Eupen et de Malmédy sur le même pied que les 48 mille habitants des communes frontières de la province de Luxembourg, pour lesquels l'allemand est resté la langue véhiculaire.

Le Haut Commissaire dit qu'il ne peut être question d'imposer le flamand comme langue véhiculaire dans le district d'Eupen. Dans la partie wallonne des territoires, dit-il, le français sera la langue véhiculaire, tandis que dans les autres parties la langue allemande sera maintenue avec l'introduction du français comme seconde langue. Des cours de de flamand seront organisés dans les écoles, afin de permettre aux jeunes gens l'accès aux carrières administratives dans toutes les parties de la Belgique.

Tous les membres du Conseil supérieur sont d'accord sur ce point’.

II. - Arguments linguistiques.

A Eupen, le patois employé est le même que celui en usage à Aix-la-Chapelle; il s'y rencontre cependant quelques vocables qui ont de la ressemblance avec le hollandais. Ce mélange s'explique par le fait qu'au XVe siècle, au temps des luttes dans les Flandres et plus tard, pendant le règne du Duc d'Albe, et enfin au XVIIIe siècle, un grand nombre de tisserands et de fabricants de draps ont quitté les Flandres et sont venus travailler dans les industries similaires à Eupen

 

Un ouvrage très documenté de Herman Ritter ‘Rheinisches Grenzland’ fait des constatations analogues, p. 526: Drüben (N.D. der Provinz Lüttich) spricht man Platt-deutsch das sich von dem der Aachener Gegend nur durch reichlicher eingestreute flämische Brocken unterscheidet. - p. 527: Die in Aubel schon im 65 Jahrgange erscheinende Zeitung ist berechnet für die vom Kantonorte nach der deutschen Grenze hinliegenden 13 reindeutschen Dörfer, deren Sprache rein ist und nur hier und da etwas mehr eingeschleppte flämische Brocken zeigt.

Il serait téméraire donc d'affirmer que la langue maternelle des habitants d'Aubel et d'Eupen est le flamand, parce que dans leur patois il se rencontre quelques ‘Brocken’ flamands.

[pagina 623]
[p. 623]

Les exemples cités dans l'annexe de la lettre de l'Académie sont contredits par de plus probants:

Tous les mots renfermant les sons st et sch ne se prononcent pas st et sch comme en flamand, mais bien cht et ch comme en allemand (Stuhl - Schule etc....).

Dans la conjugaison des verbes à la 2e personne du singulier la forme du a été conservée; elle a été supprimée en flamand.

La terminaison ie (provincie, statie) qui se rencontre dans les mots étrangers employés en flamand, n'existe pas dans le patois local qui prononce provinz, station, etc....

Voici, à titre d'exemple, quelques mots recueillis dans le patois local, leur similitude avec l'allemand est frappante.

Flamand Allemand Patois de la province de Liége et d'Eupen
ik ich eech.
ook auch och.
beek bach baach (contrairement à ce qui est indiqué dans l'annexe).Ga naar voetnoot(1)
was war woar.
plicht pflicht flicht.
gegaan gegangen gegange.
aap aff aft (id.).Ga naar voetnoot(1)
wandelen spazieren spazeere.
neus naze naas.
lood blei blie.
nuttig nützlich nötzlich.
  etc... ete...

L'annexe reproduit une citation de l'éminent professeur Kurth; s'en servir pour prouver qu'il faut remplacer l'allemand par le flamand touche au paradoxe: en effet, en 1906, le professeur Kurth s'est mis à la tête d'un mouvement de langue

[pagina 624]
[p. 624]

allemande dans le canton d'Aubel et il suffit de parcourir les articles publiés par lui dans le XXe Siècle, numéros de 1906: 225, 232 et 239, dans lesquels il réclame pour les Belges parlant l'allemand le maintien et la protection de la langue allemande. C'est une histoire de Belgique en allemand, par Kurth, qui vient, par mon ordre, d'être introduite dans les écoles.

Ce mouvement a étè appuyé, à ce moment et dans la suite, par de nombreux Représentants et Sénateurs: MM. Lorand, de Limbourg-Stirum, Delvaux, Heynen, Orban de Xivry, Pirard, Destrée, Descamps-David, Fléchet, Simonis, Borboux, etc....

 

Ces constatations linguistiques et les manifestations des populations montrent bien que l'allemand n'est pas une langue imposée par l'étranger, que la langue maternelle de ces régions est bien l'allemand et qu'il ne peut être question de décréter que les habitants du domaine d'Eupen doivent être assimilés à des Flamands pour l'enseignement et les relations administratives. Les Eupenois ne sont ni wallons ni flamands, mais belges, de langue allemande.

 

Les arguments qui précèdent servent surtout à réfuter les allégations des Membres de l'Académie flamande, mais il faut, me semble-t-il, considérer la question de plus haut.

Il ne faut pas se demander si tel patois ressemble plus à telle ou telle langue, mais se demander quelle est la langue parlée dans une région. Il ne faut pas faire confusion entre patois et langue, travers dans lequel tombe l'Académie.

Autrefois quand les populations vivaient sur elles-mêmes, sans s'intéresser au monde extérieur, et quand l'instruction était peu développée, le patois et la langue étaient les mêmes, la langue littéraire était presque une langue étrangère pour le peuple; l'instituteur et le curé employaient surtout le patois. Aujourd'hui le patois n'est qu'un accessoire de la langue; tout homme civilisé, instruit ou non, comprend la langue littéraire.

Il ne faut donc pas se demander quel aspect a le patois Eupenois, mais quel aspect littéraire a la langue à Eupen.

Il est indubitable que cette langue est l'allemand; ce n'est ni le nederdeutsch, ni le néerlandais, ni le flamand, mais le hochdeutsch, et cette langue ne pourrait en être éliminée que par la violence et par des méthodes usitées par les Allemands en Alsace-Lorraine et en Pologne, mais qu'ils n'employèrent jamais, parce que inutiles, dans la région d'Eupen.

[pagina 625]
[p. 625]

III. - Arguments historiques.

Eupen a fait partie du Duché de Limbourg; c'est à cette époque que remontent probablement les documents rédigés en néerlandais trouvés dans les archives.

L'Académie ne peut ignorer qu'il s'y trouve aussi des actes officiels rédigés en français. Ce sont ceux qui furent établis de 1804 à 1815.

Personne ne songera cependant à tirer argument de ce fait pour déclarer que le français fut la langue véhiculaire à Eupen.

Dans le Grand-Duché de Luxembourg se trouvent aussi des traces officielles de la domination hollandaise: traces d'un essai linguistique qui fut pitoyable, très mal accueilli et négatif. Cette tentative tomba avec le régime

Ne faisons pas à Eupen la même faute.

Conclusion.

Il serait impolitique, dangereux, injuste, contraire aux données linguistiques de vouloir substituer par la violence, à Eupen, une langue étrangère à la langue maternelle.

Ce serait introduire des ferments de discorde dans un pays où il faut réserver toute notre activité à la solution de nombreux autres problèmes.

Le Haut Commissaire Royal, Gouverneur,
(Signé) BALTIA.
Lieutenant Général.

[pagina 626]
[p. 626]

IV.
Brief van de Koninklijke Vlaamsche Academie, als antwoord op het schrijven van den Heer Eersten Minister.

koninklijke vlaamsche academie.

Gent, den 19 Mei 1920.

 

Hooggeachte Heer Minister,

 

Ik heb de eer U, namens de Koninklijke Vlaamsche Academie, ontvangst te berichten van uw schrijven van 16 April en van het daarbij gaande afschrift der Nota van den heer Luitenant-Generaal Baltia

De Koninklijke Vlaamsche Academie zal het zich tot plicht rekenen U binnen eenigen tijd, in een uitvoerig en gestaafd betoog hare bezwaren uiteen te zetten tegen genoemde Nota, welke haar geenszins voorkomt als ‘beslissend’ te mogen worden opgevat.

Zij hoopt dat het U zal believen Uw oordeel over die Nota intusschen te willen voorbehouden en bidt U eerbiedig erin toe te stemmen haren brief aan U, alsmede uw antwoord en het betoog van den heer Luitenant-Generaal Baltia in hare Verslagen en Mededeelingen op te nemen.

Gelief, Mijnheer de Minister, onder dankbetuiging voor het welwillend onthaal, dat ons kort verslag van 27 Februari 11. van Uwentwege mocht te beurt vallen, de verzekering te aanvaarden van onze gevoelens van oprechte en eerbiedige hoogachting.

De Bestendige Secretaris,

Edw. Gailliard.

Aan den Weledelen Heer
den Heer Eersten Minister
te Brussel.

voetnoot(1)
Het Wörterbuch der Eupener Mundart van Tonnar en Evers, in het schrijven der Koninklijke Vlaamsche Academie aangehaald, geeft aan: blz. 14 Back; en blz. 1 Aap.
voetnoot(1)
Het Wörterbuch der Eupener Mundart van Tonnar en Evers, in het schrijven der Koninklijke Vlaamsche Academie aangehaald, geeft aan: blz. 14 Back; en blz. 1 Aap.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Edward Gailliard

  • C.P.F. Lecoutere

  • Napoléon de Pauw

  • Léon Delacroix


plaatsen

  • over Eupen


datums

  • 27 februari 1920

  • 16 april 1920

  • 6 april 1920

  • 19 mei 1920