Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1922 (1922)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1922
Afbeelding van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1922Toon afbeelding van titelpagina van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1922

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.59 MB)

Scans (108.42 MB)

XML (3.01 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1922

(1922)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 967]
[p. 967]

Over de regeering der voorzetsels in mnl. teksten
Door J. Jacobs,
Werkend Lid der Koninklijke Vlaamsche Academie.

Inleiding.

Toen professor W. Müller in zijn Critische Commentaar op Van den Vos Reinaerde (Oosthoek, 1917) naar criteria zocht om de oorspronkelijke vormen in de verschillende hss. te kunnen onderscheiden en te herstellen, besprak hij ook (blz. 79) den tweevoudigen uitgang van den genitief en den datief enkelvoud (-e of -en) der vrouwelijke znw., welke in den nom. op -e uitgaan, d.i. der vanouds ô (-jô) stammen b.v. erde; en der vanouds zwakke -ôn (-jôn) stammen als b.v. tonghe.

Hij voegde er te recht onmiddellijk bij dat de oplossing daarvan grootendeels afhing van de oplossing van een tweede vraag (blz. 80): Welke voorzetsels regeerden, in de Mnl. teksten nog alleen den datief, welke alleen den accusatief, welke andere eindelijk beide: datief en accusatief? En hing in het laatste geval soms nog, als van ouds, en nog heden in het hd., de keus tusschen datief en accusatief hiervan af, of een rust op een plaats (of beweging binnen één ruimte) dan wel een richting naar een plaats bedoeld is?

Buiten het weinige dat Dr. Stoet in zijn Mnl. Syntaxis over beide vragen mededeelt, en de gegevens van prof. Verdam in zijn artt. over de voorzetsels, is er over het verloop van de regeering der voorzetsels in de verschillende gewesten en tijdperken weinig of niets gezegd, en toch kan een onderzoek naar die regeering een belangrijk criterium aan de hand doen, om de plaats waarop, en den tijd waarin een hs. is opgesteld of gewijzigd, te kunnen opzoeken.

[pagina 968]
[p. 968]

Terwijl prof. W. Müller de beste hss. van Van den Vos Reinaarde met het oog op bovenvermelde vragen heeft onderzocht, hebben wij ons onderzoek uitgebreid tot oorspronkelijke prozateksten opgesteld door officieëele ambtenaars uit Brugge, Antwerpen en Utrecht en behoorende tot twee of drie verschillende tijdvakkenGa naar voetnoot(1), ten einde van dichtbij de wijzigingen na te gaan, welke zich in den loop der tijden in de regeering der voorzetsels hebben voorgedaan.

 

***

 

§ 1. Vooraf zij opgemerkt dat de apocope, welke eerst en vooral in het Hollandsch, nadien in het Brabantsch, en het Vlaamsch tot zelfs in de verbuiging van dat. en acc. enk. opgetreden is, en die eenmaal zelf aan een nader onderzoek dient onderworpen, onze opzoekingen vaak bemoeilijkt heeft. We vermelden alle gevallen om een volledig beeld van de regeering der voorzetsels te kunnen schetsen. Ten gevolge echter der gevallen met apocope hoeven we haast overal twee soorten van gevallen te onderscheiden: de onzekere of de twijfelachtige, en de zekere of de stellige gevallen.

Onzeker zijn 1. de vormen zonder -e van mannelijke en onz. znw. (zonder uitgang in nom.) en van vrouwelijke (eertijds langlettergrepige i- en u-st,) zonder uitgang in nom. die uiterlijk accusatief schijnen te zijn, maar toch een oude, reeds vroeg geapocopeerde datief kunnen zijn b.v. van den dienst, in onrecht, in hand. - Zeker zijn dus datiefvormen als: op den daghe, in onrechte, in hande.

Onzeker zijn 2. de vr. znw, (eertijds ô, jô, ôn, jôn, in stammen) op e (met -e in nom. sing.): zulke vormen kunnen trouwens dat. en acc. enk. zijn b.v.: up erde. Zij zijn zeker dat. of accus., wanneer de bijgaande bepalingen zulks duidelijk aanwijzen: ter erde is dat.; - up die erde is acc.

Onzeker zijn 3. de voorgaande vr. znw. op -en (met -e in nom.); want zulke vormen kunnen alweer dat. enk. en dat.

[pagina 969]
[p. 969]

mv. zijn; b.v.: in sonden, maar nogeens de omstandigheden verklaren soms met zekerheid den naamval, als metter tonghen; in den straten (dat. mv,)

Onzeker zijn 4. de meervoudsvormen op -en der onder nr 2 en 3 vr. znw. op -e in: met pinen; - zeker datiefvormen zijn: in den cameren. Zijn nog zeker de datiefsmeervoudsvormen op -en der mann., onzijdige, (zie no 1) en der vrouwelijke znw. (eertijds langlettergrepige i -en u st, (zie no 1) als in: op daghen, op den daghen, met(ten) werken, in(den) handen.

Onzeker zijn 5. de mann. en onz. znw. op -e (an-stammen, ja-st. enz.) in dat, en acc. enk. b.v. bi den here, bi den sondare; - doch zeker zijn dat. en acc. mv. der an-stammen vergezeld van het lidwoord, b.v. den heren, de herten, (acc.)

 

Aanm. - Hieronder volgen nu al de voorzetsels, in zooverre ze aangetroffen worden in officiëele stukken. We vermelden 1. de onzekere gevallen; 2. de accusatiefvormen en 3. de datiefvormen met vermelding, waar het past, van het onderscheid ‘rust’ en ‘richting’.

I. - Brugge.

§ 2. In een oorspronkelijken tekst van 1277 (Inventaire diplomatique de l'Ancienne Ecole Bogarde à Bruges, 2de D., door L. Gilliodts-Van Severen, Brugge, 1899), treffen we blz. 233-245:

achter: acc. (richt.) 1.

aen: onzeker 12 (29,2%); - acc. (rust) 13; (richt.) 7, (48,8%).

dat (rust) 2; - (richting) 7 (21,9%).

bi: onz. (37,5%); - dat. (rust) 15 (62%).

bin: onz. 3 (13%); - dat. (rust) 20 (87%).

binnen: dat. (rust) 3 (100%).

boven: dat. (rust) 1 (100%).

buten: dat. 1 (100%).

jeghen: acc. 1.

in: onz. 1 (5%); - acc. (rust) 9; (richt.) 5 (73%); dat. (rust) 3; - (richt.) 1 (21%).

met: onz. 2 (11%); - dat. 16 (88%).

om(me): onz. 4 (80%); - acc. 1 (20%).

onder: dat. (richt.) 1 (100%).

op: onz. 6 (46%); - acc. (rust) 5 (38%); - dat. (rust) 2 (15%).

[pagina 970]
[p. 970]

over: onz. 12 (100%).

sonder: onz. 7 (77%); - acc. 1 (11%); - dat. 1 (11%).

Te (ten, ter, toten) dat., overal, ook in te... huus blz. 238.

tusscen: acc. (richt.) 1 (20%); - dat. (rust) 3; (richt.) 1 (80%).

ut(e): dat. 4 (100%).

 

Aanm. - In vt sinen huus, ute hus, blz. 234, 240 bestaat datiefgebruik.

van: onz. 19 (30%); - acc. 6 (9%); - dat. 38 (60%).

vor: onz. 16 (84%); - acc. (rust) 2 (10%); - dat. (rust) 1 (5%).

Besluit. - 1. De omstandigheid ‘rust’, ‘richting’ komt blijkbaar niet meer in aanmerking bij de keus van den naamval; cfr. aen, in, op, tusscen, vor.

2. Hebben zeker of hoogst waarschijnlijk enkel den datief: bi, bin(nen), boven, buten, onder, te, ute.

Hebben enkel den acc.: achter (richt), jeghen.

De overige voorzetsels hebben afwisselend acc. en datief.

 

***

 

§ 3. Ongeveer honderd jaar nadien, van 1369 tot 1383 (Inventaire des archives de Bruges 2, 360-379; 381-384 (1378-1379); Coutumes de la ville de Bruges 1, 542-552 (1369-1374), Jehan Froissart's Cronyke van Vlaanderen, 2de deel, Rekeningen der baljuws van Vlaanderen, 58-75 (1383) Brugge) hebben we de volgende feiten aangetroffen:

achter: onz. 5 (62,5%); - acc. (richt.) 2 (25%); - dat. (rust) 1 (12,5%).

an: onz. 16 (43,2%); - acc. (rust) 17; (richt.) 2 (51,4%); dat. (rust) 2 (5,4%).

bi: onz. 21 (52,7%); - dat. (rust) 17 (47,3%).

bin: onz. 1 (16,6%); - dat. (rust) 5 (83%).

binnen: dat. 10 (100%).

boven: dat. (rust) 15 (100%).

in: onz. 34 (33,4%); - acc. (rust) 45; - (richt.) 6 (50%); dat. (rust) 11; (richt.) 6 (16,6%).

jeghen: onz. 8 (40%); - acc. 5 (25%); - dat. 7 (35%).

met: onz. 14 (23,8%); - acc. 4 (6,8%); - dat. 41 (69,5%).

naer (= na): onz. 1 (12,5%); - acc. 7 (87,5%).

mids: dat. 7 (100%).

[pagina 971]
[p. 971]

om: acc. 6 (75%); - dat. 2 (25%).

onder: acc. 1 (50%); - dat. 1 (50%).

op: onz. 14 (56%); - acc. (rust) 10; (richt.) 1 (44%).

over: onz. 7 (30%); - acc. (rust) 10 (43,4%); - dat. (rust) 6 (26%).

sonder: onz. 2 (100%).

te, ten, ter, toten enz.: dat. (te... huus RkB. 70 is normaal).

tusscen: dat. 3 (100%).

ut: onz. 3 (30%); - dat. 7 (70%).

van: onz. 75 (14,6%); - acc. 12 (2,6%); - dat.377 (81,4%).

 

Aanm. - Uitdrukkingen als: van goede lieden zijn niet zeldzaam RkB. 66, 71, 78bis. In van 2 waerf 59, van 2 deel 66 bleef het znw. onveranderd.

 

voor: onz. 17 (65%); - acc. (rust) 4; (richt.) 2 (23,5%); - dat. 3 (11,5%).

Contra (tegen): schijnt steeds den acc. te regeeren contra den clerc RkB. 73 (1387) n. contra Andries de Leu (volkst.)

 

Besluit. - 1. Het onderscheid tusschen ‘rust’ en ‘richting’ is totaal opgeheven; cfr. in, op, over, voor.

2. Hebben steeds den dat.: bi, bin(nen), boven, mids, te, tusscen, ut,

Hebben steeds den acc.: naer (= na), en op (vroeger ook dat).

Hebben afwisselend den acc, en den dat.: achter (vroeger alleen acc.), aen, in, jeghen, met, om, onder (vroeger alleen dat,), over, van, voor.

3.

a)Door het intreden der apocope vermeerdert het aantal onzekere gevallen bij: aen, bi, in, jeghen, met, om, op, sonder, ut, van; - doch het vermindert bij: bin, over en voor;
b)het datiefgebruik neemt toe bij: met, om, over, sonder, tusscen, van (in hooge mate), voor; - het neemt af bij aen, bi, in, onder, op (totaal) ut;
c)het accusatiefgebruik neemt toe, vooral als men in aanmerking neemt, dat onder de talrijker wordende onzekere gevallen ook enkele reële accusatieven zullen voorkomen; - namelijk neemt het gebruik toe bij: aen, met, om, onder, op, over, voor; - doch het neemt een weinig af bij: in, sonder, van.

***

[pagina 972]
[p. 972]

§ 4. Nog ongeveer honderd jaar later staan we voor dezelfde toestanden. We vinden in oorspronkelijke teksten uit l'Inventaire de l'Ancienne Ecole Bogarde 1, 67-70 (1472); Annales de la Société d'Emulation 50 (1900) 265-270 (1463); Inventaire des archives de Bruges 6, 14-15-19; 31-33 (1470-1471):

aen: onz. 3 (1,8%), dus vermindering: 41,4%.

acc. (rust) 13 (68%); vermeerdering: 16,6%.

(richt.) 6

dat. (rust) 5 (21.4%); vermeerdering: 16%.

(richt.) 1

 

Besluit. - Onder de onz. gevallen uit de voorgaande periode waren wel degelijk eenige accusatieven.

bachten: dat. (rust) 2. In: bachten huis ASE. 265 zit waarschijnlijk een dat,

bi: onz. 9 (33%); vermindering: 19,7%

acc. 1 (3,7%); vermeerdering: 3,7%

dat. (rust) 17 (63%); vermeerdering: 15,7%.

 

Aanm. - De onzekere gevallen zijn hier weer opgelost in datiefen accusatiefgevallen. Het eerste verschijnen van den acc. bij bi is kenschetsend.

 

bin: dat. 5. Toestand ongewijzigd.

binnen: onz. 1; - dat. 2. Toestand nagenoeg ongewijzigd.

boven: acc. (rust) 2, Het datiefgebruik neemt af ten voordeele van het accusatiefgebruik.

buten: dat. (rust) 1. Toestand ongewijzigd.

jeghen(s): onz. 2. (25%); vermindering: 15%

acc. 5 (62,5%); vermeerdering: 37,5%

dat. 1 (12,5); vermindering: 22,5%.

in: onz. 27 (31%); vermindering: 2,4%.

acc. (rust) 36 (45,7); vermindering: 4,3%.

(richt.) 4

dat. (rust) 16 (22,9); vermeerdering: 6,3%.

(richt.) 4

 

Aanm. - Het accusatiefgebruik neemt een weinig af ten voordeele van het datiefgebruik. - De verhouding tusschen ‘rust’ en ‘richting’ is bepaald opgeheven.

[pagina 973]
[p. 973]

met: onz. 6 (22,2%); vermindering: 1,6%

acc. 5 (18,5%); dus vermeerdering: 11,7%

dat. 16 (59,2%); dus vermindering: 10,3%.

 

Aanm. - Eigenaardig is: metten de penninghen IEB. 1,70 (1472).

 

naer: onz. 1; - acc. 1; - dat. 1; telkens: 33,3%.

naer (= na) onz. 1; - acc. 1; - dat. 1; telkens 33,3%.

neffens: dat. (rust) 4.

om(me): onz. 1 (33,3%); vermeerdering: 33,3%

acc. 2 (66,6%); vermindering: 8,4%

dat. 0; vermindering: 25%.

onder: dat. (rust) 1.

over: onz. 5 (23,8%); vermindering: 6,2%

acc. (rust) 13 (62%); vermeerdering: 18,6%

dat. 3 (14,3%); vermindering: 11,7%.

op, up: onz. 6 (46,1%); vermindering: 10%

acc. (rust) 7 (53,7%); vermeerdering: 9,7%.

te, ten, ter, tote: dat. zonder uitzondering.

tusschen: onz. 1 (33,3%); vermeerdering: 33,3%

acc. 1 (33,3%); vermeerdering: 33.3%

dat. 1 (33,3%); vermindering: 66,6%.

ut, ute: dat. 2; dus nooit acc. evenmin als vroeger.

 

Aanm. - Merkwaardig is: uten den tween husen IEB. 1, 69.

 

van: onz. 31 (12,3%); vermindering: 7,7%

acc. 5 (2%); vermindering: 0,6%

dat. 216 (85,7%); vermeerdering: 4,3%.

De toestand is hier nagenoeg dezelfde gebleven.

voor: onz. 5 (41,6%); vermindering: 13,4%

acc. (ante) 1; pro: 3 (33,3%); vermeerdering: 9,8%

dat. 3 (25%); vermeerdering: 13,5%.

 

Besluit. - 1. Van een onderscheid ‘rust’ en ‘richting’ schijnt in Brugge nooit iets bestaan te hebben; cfr. nog: aen, boven, in, op.

2. Hebben steeds den datief: bachten, bin(nen), buten, onder (lijk in de eerste periode), te, ut.

Hebben steeds den accusatief: boven (vroeger den datief), en op (lijk in 1375).

[pagina 974]
[p. 974]

Hebben steeds beide naamvallen: aen, bi, jeghen(s), in, met, naer (eert. acc.) naer (= na), om(me), over, tusschen (vroeger enkel dat), van, voor.

3. Vergeleken met de statistiek uit de voorgaande periode opgemaakt is er vermindering der onzekere gevallen bij negen voorzetsels: aen, bi, ieghen, in, met, over, op, voor, van; - vermeerdering bij twee: om, tusschen.

Het datiefgebruik neemt toe bij: aen, bi, in, van; - vermindert bij: boven, jeghen(s), met, om(me), over, tusschen.

Het accusatiefgebruik vermeerdert bij: aen, bi, boven, jeghens, met, over, op, tusschen, voor; - vermindert bij: in, om, van.

4. Vergeleken bij de eerste statistiek (ao 1277) bevinden we dat:

a)het datiefgebruik eenigszins toeneemt bij: bi, jeghen(s), in, over, van, voor; - doch afneemt bij: aen, boven, met, op, tusschen;
b)het accusatiefgebruik vermeerdert merkbaar bij: aen, bi, boven, met, om(me), over, op, tusschen, voor; - vermindert bij jeghen, in en van;
c)de toestand nagenoeg dezelfde blijft voor: bin(nen), buten, onder, te, ut.

II. - Antwerpen.

§ 5. Voor de stad Antwerpen hebben wij in oorspr. oorkonden uit de helft der 14de eeuw (Geschiedenis van Antwerpen, door L. Torfs 2, 588-590 (1345); 586-587 (1352); 3, 518-520 (1345), den toestand als volgt bevonden:

an: acc. (rust) 1; - (richt) 5 (100%).

bachten: onz. 1 (100%).

bi: dat. (rust) 9.

buiten: onz. 2.

binnen: dat. (rust) 1.

bin: dat. 1.

dor: onz. 1.

in: onz. 1 (3,2%).

acc. (rust) 23; (richt.) 1 (77,4%)

dat. (rust) 3; (richt.) 3 (19,2%).

[pagina 975]
[p. 975]

ieghen: acc. 2.

naer (= na): onz. 2 (66,6%)

dat. 1 (33.3%).

met: dat. 16.

om(me): acc. 5 (83,3%)

dat. 1 (16,6%).

up, op: onz. 8 (53,3%)

acc. (rust) 4; (richt.) 3 (46,6%).

over: acc. (rust) 4 (80%)

dat. (rust) 1 (20%).

sonder: onz. 1.

te, ter, ten, tote: dat. altijd.

tusschen: onz. 2.

ut: dat. (richt.) 2 (100%).

voer: onz. 5 (50%)

acc. 5 (50%).

van: onz. 5 (13,5%)

dat. 32 (86,5%).

 

Besluit. - 1. Zooals blijkt uit de opgave onder in, up, over is het onderscheid tusschen ‘rust’ en ‘richting’ niet meer te erkennen, tenzij misschien bij: aen.

2. Vergeleken bij de opgaven uit Brugsche oorkonden van ± 1375 leveren boven vermelde cijfers een merkelijk verschil op (§ 3):

DATIEF ACCUSAT. DAT. en ACC.
Antw. Br. Antw. Br. Antw. Br.
bi bi aen - - achter
  - aen
  in in
bin(nen) boven bin(nen) ieghen - - jeghen
met -   - met
naer mids - naer om om(me)
te te op op   onder
  tusschen   over over
ut ut voer - - van
van -   - voer
8 6 4 2 3 10

***

[pagina 976]
[p. 976]

§ 6. In oorspr. Antwerpsche stukken van honderd jaar later 1450-1465 (Antwerpsch Archievenblad, uitg. door R. Genard, 19de deel, Antw.; blz. 1-15), hebben we het volgende opgeteekend:

Achter: onz. 1.

an: onz. 2 (66,6%); vermeerdering: 66,6%

acc. (rust) 1 (33,3%); vermindering: 66,6%.

bij: onz. 14 (33.3%); vermeerdering: 33,3%

acc. 1 (2,3%); vermeerdering: 2,3%

dat. 27 (64,2%); vermindering: 35,6%.

binnen: onz. 1 (16,6%); vermeerdering: 16,6%

dat. 5 (83,4%); vermindering: 16,6%.

buyten: dat. 4 (100%); vermeerdering: 100%.

boven: dat. (rust) 2.

dore: acc. (richt.) 1 (100%); vermeerdering: 100%.

in: onz. 2 (3,5%); vermeerdering: 0,3%

acc. (rust) 19; (richt.) 2 (36,8%); verminder.: 40,6%

dat. (rust) 30; (richt.) 4 (59,6%); vermeerd.: 40,4%

jegens: onz, 1 (33,3%); vermeerdering: 33,3%

acc. 2 (66,6%); vermindering: 33,4%.

teghen: acc. 1 (100%); dus geen wijziging.

mids: dat. 3.

met: onz. 9 (23%); vermeerdering: 23%

acc. 2 (5,1%); vermeerdering: 5,1%

dat. 28 (71,8%; vermindering: 28,2%.

na: acc. 2 (40%); vermeerdering: 26,6%

dat. 3 (60%); vermeerdering: 26,6%.

na (= naer): dat. (richt.) 1.

onder: dat. (richt.) 1.

op: onz. 16 (55,1%); vermeerdering: 1,8%

acc. (rust) 11; (richt.) 2 (44,7%); verminder.: 1,8%,

over: onz. 1 (33,3%); vermeerdering: 33,3%

acc. 1 (33,3%); vermindering: 46,7%

dat. 1 (33,3%); vermeerdering: 13,3%.

sonder: onz. 1 (50%); vermindering: 50%

dat. 1 (50%);vermeerdering: 50%.

te, ter, ten, totten steeds datief. Vormen als tot drie terminen, blz. 1 zijn lang niet zeldzaam.

tusschen: acc. 1 (50%); vermeerdering: 50%

dat. 1 (50%); vermeerdering: 50%.

[pagina 977]
[p. 977]

uut: dat. (rust) 1 (100%); toestand ongewijzigd.

van: onz. 64 (39,5%); vermeerdering: 26%

dat. 98 (60,5%); vermindering: 26%.

voere: onz. 1 (33,3%); vermindering: 16,6%

dat. (rust) 1 (66,6%); vermindering: 19,9%.

(richt.) 1

Besluit. - 1. De onzekere gevallen nemen overal toe, blijkbaar tengevolge van de apocope, en wel bepaald bij: aen, by, binnen, in, jeghens, met, op, over, van; afneming werd waargenomen bij buyten, doer, sonder en tusschen.

2. Het accusatiefgebruik neemt toe bij: by, dor, na, met, tusschen; neemt af, wonder genoeg! bij: aen, in, jeghens, op, over, dus haast overal waar onzekere gevallen in getal toenemen: dus hooren onder deze laatste gevallen talrijke reéle accusatieven thuis.

3. Het datiefgebruik, daarin verschillend van het datiefgebruik in Brugsche oorkonden, neemt toe bij: buyten, in, na, over, sonder, tusschen, en neemt af bij: bij, binnen, met, van, voer, dus haast overal waar de onzekere gevallen toenemen, zoodat feitelijk de acc. den oorspr. datief verdringt.

4. Vergeleken met de regeering der voorzetsels in bijna gelijktijdige teksten uit Brugge bieden de laatst opgegeven gevallen de volgende statistiek, waarin geen rekening gehouden werd met onzekere gevallen (§ 4):

DATIEF ACCUSAT. DAT. en ACC.
Antw. Brugge A. Br. A. Br.
  bachten aen -   aen
  bin   bij bi
binnen binnen  
boven -   boven  
buyten buten dore   in in
mids   - jeghens
na - jeghens - met met
  neffens   - naer
onder onder   om(me)  
sonder   op op na naer
te te teghen   over over
uyt ute   tusschen tusschen
van -   - van
voer(e) -   - voor
11 8 5 3 6 11

[pagina 978]
[p. 978]

De Antw. schrijftaal heeft vele voorzetsels (11 en 5) met een vast bepaalde rectie: datief (11) of accusatief (5); weinige voorzetsels met dubbel naamvalgebruik (6).

In 't Brugsch is kenmerkend een gering accusatiefgebruik, en tevens een groot aantal (11) voorzetsels met dubbel naamvalgebruik, zoodat aldaar vaak geen vaste regel bestaat.

III. - Utrecht.

§ 7. In Utrecht (De Gilden van Utrecht, uitg. tot 1528); 's Gravenhage, 1897, 1, 52-56 (1304-1305) treffen we:

aen: onzeker 3 (75%); - dat. 1 (25%).

bi: onz. 2 (20%); - dat. (rust) 8 (80%).

buten: onz. 1 (33,3%); - dat. 2 (66,6%).

in: onz. 4 (26,8%); - acc. (rust) 2 (12%); - dat. (rust) 7; (richt.) 3 (62%).

mit: onz. 1 (8,5%); - dat. 11 (91%).

na: onz. 1 (50%); - dat. 1 (50%).

om: onz. 9 (81%); - acc. 1 (9%): dat. 1 (9%).

op: onz. 2 (28%); - acc. (rust) 1 (14%); - dat. (rust) 3 (42%); - (richt.) 1 (14%).

te, tot steeds dat.

sonder: onz. 3 (75%); - acc. 1 (25%).

ut: dat. 3.

van: onz. 13 (33%); - dat. 27 (66%).

 

Besluit. - 1. Ook te Utrecht schijnt het onderscheid tusschen rust en richting, blijkens de opgaven voor in, op, niet zeer duidelijk.

2. Hebben steeds den datief (de onz. gevallen niet meegerekend): aen, bi, buten, mit, na, te, ut, van.

Hebben steeds den accusatief: sonder (kenmerkend).

Hebben beide voorzetsels: in, om, op (kenmerkend).

 

***

[pagina 979]
[p. 979]

§ 8. In teksten van tachtig jaar later, omstreeks de jaren 1386-1396 (De Gilden van Utrecht, 1,7 (1390); 20 (1393); 26-30 (1386-1387); 32 (1396); 59-60 (1386) treffen wij:

after: onz. 4 (50%); - dat. (richt.) 4.

bi: dat. (rust) 3 (100%): toestand weinig gewijzigd.

buten: dat, 3 (100%): toestand weinig gewijzigd.

in: onz. 1 (3,8%), dus vermindering: 23,5%

acc. (rust) 7 (26.1%)

dat. (rust) 18; (richt.) 4 (71,6%).

De toestand is weinig gewijzigd.

mit: onz. 3 (11,1%); vermeerdering: 2,6%

dat. 23 (88,6%). Geen wijziging.

na: onz. 3 (geen datiefgebruik als boven): onz. met 50% vermeerderd.

na (= naer) dat. 3.

onder: onz. 5.

op: onz. 5 (62,5%); vermeerdering: 34,5%

dat. 3 (37,5%); vermindering: 19%

geen enkel acc. meer, dus vermindering: 14%.

tusschen: onz. 1 (33%); - dat. 2 (66%).

ut: dat. 10 (toestand ongewijzigd).

van: onz. 4 (9,6%); vermindering: 23,4%

dat. 37 (90%);vermeerdering: 24%.

voer: onz. 5 (70%)

acc. 1 (14%)

dat. 1 (14%).

 

Besluit. - 1. Het onderscheid tusschen ‘rust’ en ‘richting’ bestaat feitelijk niet meer, ofschoon de opgaven voor in een datiefgebruik bij ‘rust’ schijnen te laten onderstellen.

2. De onzekere gevallen vermeerderen natuurlijk, tengevolge vooral der apocope. Misschien (gezien het totaal onderblijven van accusatieven) zitten in de onz. gevallen ook wel oorspronkelijke accusatieven:

3. Parallele toestand in 1304 en 1390.

[pagina 980]
[p. 980]

DATIEF ACCUSAT. ACC. en DAT.
1304 1390 1304 1390 1304 1390
  after  
aen  
bi bi  
buten buten   in in
mit mit  
na na  
- op sonder   om  
te te  
- tusschen   op -
ut ut  
van van   voer

Het uitsluitend datiefgebruik in 1390 is omtrent regel geworden; - het uitsluitend accusatiefgebruik bestaat volstrekt niet; - de voorzetsels met dubbel naamvalgebruik zijn zeldzaam (2); - kenmerkend!

 

***

 

§ 9. In oorkonden van een eeuw later (De Gilden van Utrecht 1, blz. 25 (1495); blzz. 105-112 (1491-1492); 121 (1490) lezen wij:

bij: onz. 4 (26,4%); vermeerdering: 26,4%

acc. (rust) 2 (13,1%); vermeerdering: 13,1%

dat. (rust) 8 (richt) 1 (59,4%); vermindering: 40,6%.

binnen: onz. 2 (25%)

dat. (rust) (75%).

buten: acc. (rust) 1 (100%); vermeerdering: 100%.

 

Geen onzekere gevallen meer, noch datiefgebruik.

 

in: onz. 6 (21%); vermeerdering: 17,7%

acc. (rust) 5 (17,5%); (richt.) 2 (7%); nagenoeg dezelfde toestand.

dat. (rust) 12 (42%); (richt.) 3 (10,5%); vermindering: 20,1%.

mit: onz. 1 (12,50%); dus nagenoeg dezelfde toestand.

acc. 1 (12,50%); vermeerdering: 12,5%

dat. 6 (75%); vermindering: 11,6%.

[pagina 981]
[p. 981]

na: onz. 1 (27%); vermindering: 73%

acc. 1 (9%); vermeerdering: 9%

dat. 7 (63%); vermindering: 27%.

om: onz. 4 (66%); vergeleken bij de eerste periode vermindering: 15%.

dat. 2 (33,2%); vergeleken bij de eerste periode vermeerdering: 24,2%.

op: onz. 2 (8%); vermindering: 54,5%.

acc. (rust) 5; (richt.) 2 (30%); vermeerdering: 30%

dat. (rust) 12; (richt.) 2 (62%); vermeerdering: 25%.

te, ter, ten, tot: datief.

tusschen: onz. 2 (100%); vermeerdering: 66,6%; vermindering van datiefgebruik: 66%.

ute: dat. 6 (100%) toestand ongewijzigd.

van: onz. 4 (7,6%); vermindering: 2%

acc. 1 (1,9%); vermeerdering: 1,9%.

dat. 47 (89,3%); vermindering: 0,7%.

voer: onz. 1 (15%); vermindering: 55%

dat. (rust) 2 (50%); (richt. 1) 25%; vermeerdering: 61%; en vermindering van accusatiefgebruik: 14%.

 

Besluit. - 1. Het aantal der twijfelachtige gevallen vergroot bij: by, in, tusschen; - en vermindert bij: na, om, op, van, voer.

2. Het accusatiefgebruik neemt enkel af bij voer; het neemt toe haast overal, bepaald bij: by, buten, in, mit, na, op, van. Dit is kenmerkend voor die periode in dit dialect.

3. Het datiefgebruik neemt af bij: by, buten, in mit, na, tusschen, van; - neemt enkel toe bij: om, op en voer.

4. Het onderscheid tusschen ‘rust’ en ‘richting’ is gedurende de gansche periode (1300-1500) verdwenen, vermits de acc. (naast dat) dient om de rust (by, buten, in, op) en de datief vast naast acc. om de richting (bi, in, op, voer) aan te toonen.

5. Parallele toestand der rectie der voorzetsels in 1304, 1390, 1490 te Utrecht.

[pagina 982]
[p. 982]

DATIEF ACCUSAT. DAT. en ACC.
1303 1390 1490 1304 1390 1490 1304 1390 1490
aen after  
bi bi -   - - bij
  binnen  
buten buten - - - buten in in in
mit mit -   - - mit
na na -   - - na
-   om   om   -
- op - sonder   op - op
te te te  
  tusschen  
ute ute ut(e)  
van van -   - - van
  - voer   voer -
8 10 5 1 0 1 3 2 6

Het datiefgebruik neemt over het algemeen af gedurende de 15de eeuw ten voordeele van het uitsluitend accusatiefgebruik (buten) of meestal van het accusatiefgebruik nog gepaard met het datiefgebruik (6).

Summa summarum bezit de Utrechtsche schrijftaal gedude mnl. periode:

a)vele voorzetsels, welke enkel den datief regeeren;
b)zeer weinig voorzetsels welke uitsluitend den accusatief beheerschen.

***

 

§ 10. Algemeene besluiten. - Het onderzoek ingesteld nopens de rectie der voorzetsels in Brugge, Antwerpen en Utrecht heeft bewezen:

1.dat een onderscheid tusschen ‘rust’ en ‘richting’ in deze Westmiddelnederlandsche schrijftaal nooit duidelijk gevoeld werdGa naar voetnoot(1); §§ 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9.
2.dat het accusatiefgebruik overal (hier vroeger daar later) tot op het einde der Mnl. periode toeneemt ten nadeele vaak van het datiefgebruik (§§ 4, 6, 9).

[pagina 983]
[p. 983]

3.dat het aantal onzekere gevallen (waaronder naast oorspr. accusatieven ook zeker geapocopeerde datiefvormen zijn) overal (uitgezonderd te Brugge (§ 4) gedurende de 15de E.) met de jaren heeft toegenomen.

Naast deze drie gemeene trekken, stippen we ook merkelijke verschillen aan:

A. Kenschetsend voor de Brugsche schrijftaal is. a) het talrijker worden der onzekere gevallen in de 14de eeuw (§ 3), en het min talrijk worden gedurende de 15de eeuw (gevolg van taalparticularisme?), (§ 4);

b) het veelvuldig gebruik van den datief bij alle voorzetsels gedurende gansch de Mnl. periode (§§ 2, 3, 4), in zooverre dat de datief nog overal voorkomt in de laatste jaren der 15de eeuw, en zelfs in alle teksten uit de 14de eeuw, (welke we buiten de reeds aangehaalde met opzet onderzochten) opnieuw vermenigvuldiger wordt bij van (gevolg van taalparticularisme?) (§ 3).

 

Aanm. - In dit opzicht komt de toestand te Brugge eenigszins overeen met dien van Utrecht (§ 9);

 

c) het zeer vaak naast elkaar bestaan van acc. en dat. in voorzetsels als: aen, in, met, op, over, tusschen, van, voor (§ 4).

B. Kenschetsend voor de Antwerpsche schrijftaal is:

a) het merkbaar vermeerderen der onzekere gevallen gedurende de 15de eeuw (§ 6);

b) het uitsluitend gebruik van aen, jeghen met den acc. en van: van, boven met den datief (alleen te Antwerpen opgemerkt), - en over het algemeen het hoogste percentage van het accusatiefgebruik (§ 6).

C. Kenschetsend voor de Utrechtsche schrijftaal is:

a) het betrekkelijk hooge percentage der onzekere gevallen van af de eerste tot de laatste periode (§§ 7,8);

b) het zeer gering gebruik van accusatieven welke haast nooit uitsluitend voorkomen, naast het haast uitsluitend gebruik van den datief tot het midden der 15de eeuw (§ 8).

 

***

 

§ 11. Dit onderscheid nu, in de regeering der voorzetsels vastgesteld, bevestigt eens te meer de thesis, dat de dialecten,

[pagina 984]
[p. 984]

voornamelijk in de vroegste tijden der Mnl. periode, nog zeer van elkaâr verschilden, evenals zulks door het consonantisme, de flexie, de woordenkeus, de syntaxis, het geslacht en vooral het vocalisme elders bewezen werd. Dit kenmerkend onderscheid levert verder een gemakkelijk criterium, waardoor de oorsprong van een hs. en de wijzigingen aan een hs. door vreemde copiïsten toegebracht zonder al te veel moeite kunnen bepaald worden. Verder kunnen we door de toepassing der regeering voor de meeste voortzetsels aldus opgesteld, vaak bepaald beslissen in welken naamval een znw. staat, en aldus met zekerheid in de Vormleer de verbogen vormen der znw. en vnw. opstellen.

In een tweede studie hopen we door statistieken over de regeering der voorzetsels in Limburgsche, Hollandsche en Geldersche teksten een volledig beeld van de regeering der voorz. in al de Mnl. hoofddialecten te kunnen mededeelen.

voetnoot(1)
De onderzochte teksten zijn oorspronkelijk in dezen zin dat zij in het gewone, bekende dialect door een klerk, die in de stad verbleef, opgesteld werden. - De teksten, behoorende alle tot de officiƫele schrijftaal van eersten rang, zijn omtrent gelijktijdig: Brugge: 1277-1375-1470; - Antwerpen: - 1350, 1455; - Utrecht: 1304-1389-1490.

voetnoot(1)
Is dit misschien al te wijten aan den invloed der volkstaal op deze min litteraire stukken? Of zouden opgaven getrokken uit oorspr. Antwerpsche teksten uit de jaren 1250 deze thesis niet verzwakken?

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Jozef Jacobs


taalkunde

  • Historische taalkunde

  • Vormen (morfologie)

  • Zinnen (syntaxis)