Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1928 (1928)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1928
Afbeelding van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1928Toon afbeelding van titelpagina van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1928

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.21 MB)

Scans (119.47 MB)

XML (2.78 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1928

(1928)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1039]
[p. 1039]

Eene onbekende rijmkronijk van het begin der XIVe eeuw
door Dr J. Cuvelier, briefwisselend lid der Kon. Vlaamsche Academie.

De twee strookjes perkament, die het hier uitgegeven fragment bewaard hebben, werden ons - d.w.z. Oud-Minister Cam. Huysmans en mij - rond 1895 door wijlen Dr. Constant Bamps van Hasselt overhandigd. Deze bekende verzamelaar van Limburgsche en andere antiquiteiten gaf ons geene enkele inlichting over de herkomst dezer stukken. Blijkbaar hadden zij ter versterking van een band van het eene of andere handschrift gediend. Ze waren deels met papier beplekt, bemorst en verscheurd. Enkele pogingen om ze te herstellen en te lezen bleven vruchteloos. We durfden ze nauwelijks aan te raken uit vrees hunnen erbarmelijken toestand nog te verergeren.

Zoo kwamen ze met andere curiosa in eene doos - alias een vergeethoek - te recht, waar ze ter gelegenheid van het in orde brengen eener lade deze laatste dagen teruggevonden werden.

Sedert dertig jaren werden op het gebied der herstelling van oude archieven veel vorderingen gemaakt. Reeds in het begin van 1914 werd op het Algemeen Rijksarchief een herstellingsatelier ingericht waar, sinds dien, prachtig werk uitgevoerd werd. Het oogenblik scheen dus gunstig om ook onze Bampsfragmenten aan de herstellers over te maken en, zooals men het uit de hierbijgaande foto's kan vaststellen, was de uitslag allerbevredigenst.

De twee strookjes meten respectievelijk gemiddeld 25 op 6 centimeter en 26 op 6,5 centimeter.

De eerste uitslag van de herstelling was dat zij wel degelijk van een en hetzelfde blad deel uitmaken. Op iedere bladzijde stonden er drie kolommen van gemiddeld 54 verzen.

Op bladzijde 1 werden van kolom 1 slechts de laatste woorden van ieder vers bewaard, kolom 2 is gansch en gaaf, aan kolom 3 ontbreken enkele letters aan het einde van eenige verzen, die gemakkelijk volledigd konden worden.

[pagina 1040]
[p. 1040]

Op bladzijde 2 ontbreken ook enkele letters aan het begin van ieder vers van kolom 1; aan kolom 2 ontbreekt niets, van kolom 3 werden slechts de eerste lettergrepen van ieder vers bewaard.

Al te zamen van de 320 verzen, werden er 214 bijna in hun geheel bewaard. Van de 106 overige, bleef ons, voor de helft het einde, voor de andere helft het begin over.

Deze opmerkingen voor hetgeen het uiterlijke van ons handschrift betreft dienen nog als volgt volledigd te worden: Op bladzijde 1, strook 2, bemerkt men als pagineering de cijfers LI, hetgeen aanduidt dat ons blad het 51e van het gansche handschrift uitmaakt. Dat dit handschrift hoogst waarschijnlijk door een en hetzelfde werk ingenomen werd bewijzen de andere cijfers, in rooden inkt, CXXXIX die op dezelfde bladzijde 1, strook 2, als en-tête van een nieuw kapittel voorkomen. Zoo komt het hier uitgegeven fragment als een deel van een zeer omvangrijk geheel voor, waarvan ongelukkiglijk, voor zoover wij 't weten, tot nu toe geene andere deelen bekend gemaakt werden.

Op het eerste zicht dagteekent het geschrift uit de eerste jaren van het tweede kwartaal der XIVe eeuw, zeggen we kort na 1325.

Uit de ons overgebleven fragmenten blijkt dat we hier met een hekeldicht te doen hebben, een hekeldicht dat tevens eene geschiedkundige rijmkronijk zou zijn.

Er is namelijk sprake: 1o over de zeer belangrijke gebeurtenissen welke te Brugge voorvielen in de jaren 1325-1328; 2o over de sociale en economische toestanden in Brabant, en bijzonder te Brussel op hetzelfde tijdstip.

Sedert 1320 grepen verschillende onderhandelingen over handelszaken plaats tusschen den koning van Engeland Edward II en den graaf van Vlaanderen Robrecht van Bethune. De voornaamste gezant van den graaf was Willem de Deken, eerst schepen daarna burgemeester van Brugge. In het begin van 1327 had Edward III zijn vader opgevolgd. Destijds, d.w.z. na den vrede van Arques (19 April 1326), was Vlaanderen en vooral Brugge in vollen opstand tegen Lodewijk van Nevers die door de Bruggelingen in hechtenis genomen werd. In de eerste helft van 1328 waren de zaken zoo ver gevorderd dat Willem de Deken en eenige zijner aanhangers, na den dood van Karel den Schoone († 1 Februari 1328), aan Edward III voorstelden den

[pagina 1041]
[p. 1041]

titel van koning van Frankrijk te nemen. Twaalf jaren later zou denzelfden vorst hetzelfde voorstel door Jacob van Artevelde gedaan worden. De bloedige nederlaag der Vlamingen te Cassel (23 Oogst 1328) moest al deze pogingen verijdelen. Willem de Deken vluchtte in Brabant, waar de hertog hem aan den Franschen Koning overleverde. Den 23 December 1328 werd hij te Parijs op de afschuwelijkste wijze geradbraakt.

Dit vreeselijk einde en de groote straffen welke de hoofden van den opstand ondergingen leveren ons het bewijs dat de dichter zijn werk vóór het einde van 1328 - we kunnen zelfs gerust zeggen vóór den slag van Cassel - schreef. Nadat de opstand in het bloed gestikt was, zou de scherts van den schrijver onaanneembaar geweest zijn. Want er is enkel scherts in het vijftigtal verzen die aan de Bruggelingen gewijd zijn. De dichter steekt den draak met de grootscheepsche ontwerpen die hij aan den Brugschen Burgemeester toeschrijft. Hij stelt dezen eenvoudigen burgervader voor als kon hij over de verdeeling der West-Europeesche landen beschikken. Jan Bortoen wordt door hem begiftigd met het graafschap HenegouwenGa naar voetnoot(1), Jan Heymen met het rijk van Bohemen, Maes Danckaert wordt ‘ruwaert’Ga naar voetnoot(2) van talrijke landen, Clais van Leke krijgt Schotland, Gillis de Potter Ierland, de deken van de Cordewaniers Engeland en Willem van Santberge Britanje! In deze namen heeft men de bijzonderste opstandelingen van Brugge herkend. Men zou zich echter kunnen afvragen of een eenvoudige samenzwering tegen den graaf en diens beschermer den Franschen Koning en het instellen eener democratische regeering het toeschrijven van zulke buitensporige ontwerpen - zij het dan ook al spottend - kunnen wettigen. In alle geval wordt Willem de Deken hier in een nieuw licht gesteld. Zou de burgemeester van Brugge, na zijne menigvuldige onderhouden met den Koning van Engeland, misschien ietwat ijdel geworden zijn? Wie weet of zijne handlangers - in den geest van het volk - geene buitengewone verwachtingen van hunne samenzwering gekoesterd hebben? Iets is zeker. De dichter kent ze allen, met naam en voornaam,

[pagina 1042]
[p. 1042]

hij is zelfs met eenigen onder hen - hetgeen eene kostbare aanduiding voor zijne personaliteit is - bevriend. Maar hij is ook van hunne wezenlijke waarde bewust en overdrijft opzettelijk hunne actie. Doch, nogmaals, zulks is slechts mogelijk vóór het einde van het bloedig drama en levert een doorslaand bewijs dat hij zijn werk vóór het laatste kwartaal van 1328, zeggen wij in 1327 of in de eerste helft van 1328, geschreven heeftGa naar voetnoot(1).

Na het verhaal van de geschiedkundige gebeurtenissen te Brugge gaat de dichter tot de beschrijving der sociale toestanden in Brabant, en bijzonder te Brussel, over. Met uitzondering van Vrank Stolten, die een ambt bij het gerecht schijnt bekleed te hebben, noemt hij geene namen. Er viel hier, wel is waar, geen enkel merkwaardig staatkundig feit rond dien tijd voor. Toch is hij met de stad en met de verschillende volksklassen wel bekend. Hij kent Sint-Niklaas' toren, waar, in het Belfort, de werkklok geluid werd. Hij kent op de Groote Markt het schepenhuis de Merte, waar zich thans een vleugel van het stadhuis verheft, en daar juist tegenover de Sterre, waar de Amman zetelde. Hij kent zelfs de omstreken van Brussel, namelijk den ‘Eksterpoel’ te Drootbeek onder Laken. Nadat de democratische opstand van het begin der XIVe eeuw gedempt was, liep de heerschappij der geslachten in de Brabantsche steden jaren lang geen gevaar meer. Maar, zoo de deelneming van het volk aan het stadsbestuur voor lang uitgesteld was, het werkvolk, volgens onzen

[pagina 1043]
[p. 1043]

dichter, was er niet eerlijker om. Indien het tafereel dat hij ons schildert waarlijk getrouw de toestanden weergaf, zou men zich van de toenmalige werkende klasse geen hoog idee kunnen maken. En van de zeden der vrouwen uit dezelfde klas evenmin. Laten wij aannemen dat bij dezen hevigen antidemokraat een weinig overdrijving in 't spel is. Het blijft niet te min waar dat menige aangehaalde feiten of zinnen ‘sur le vif’ genomen zijn en dat er, voor de kennis van het volksleven uit dien tijd in onze Brabantsche steden, met deze nieuwe bron dient rekening gehouden te worden.

***

 

Het is bijna overbodig te zeggen dat, alvorens tot deze uitgave over te gaan, wij een nauwkeurig onderzoek naar eventueele vroegere uitgaven van het eene of andere deel dezer rijmkronijk ingesteld hebben. Voor zoover het de huidige toestand onzer openbare bibliotheken toelaat, hebben we al de bronnen nagezocht die ons eenige inlichting konden verschaffenGa naar voetnoot(1). Alles vruchteloos. Wij zijn dus tot de slotsom gekomen dat er van dit origineel uitvoerig produkt tot nog toe niets bekend is.

Mocht de uitgave van dit stuk de archief- en bibliotheekbeoefenaars er toe bewegen nogmaals zorgvuldig de oude banden van registers en handschriften na te zien ten einde er eenig ander fragment te ontdekken, welk misschien den naam van dezen tijdgenoot van Maerlant en Boendale zal leeren kennenGa naar voetnoot(2).

[pagina 1044]
[p. 1044]
Tekst
1.[regelnummer]
... mengnoen
 
... raysoen
 
... gecraken
 
... apele maken
5.[regelnummer]
... gestoken
 
... nen tebroken
 
... dan
 
... de man
 
... principael
10.[regelnummer]
... rdenael
 
... de een man
 
...s ackerman
 
...gen hier
 
...t panpier
 
..n niet deren
 
...me smeren
 
...hoe ic mene
 
..den bene
 
..sachte ende tam
20.[regelnummer]
...ofte lam
 
..waert
 
...eiginwaert
 
..es bekant
 
..in Brabant
25.[regelnummer]
..wete caf
 
..rie gaf
 
..raven Brugge
 
..gelde vlugghe
 
..ende verstaen
30.[regelnummer]
..den ontfaen
 
..herscapie
 
..verstaet wel mie
 
..maengen
 
..van Spaengen
35.[regelnummer]
..ere crone
 
..es harde scone
 
..bekant
 
..Vlaenderlant
 
..van Nevers
40.[regelnummer]
..ende rentiers
 
..van Artois
 
..was hi altoes
 
..was getrouwe
 
..inne trouwe
[pagina *1]
[p. *1]


illustratie

[pagina *2]
[p. *2]


illustratie

[pagina 1045]
[p. 1045]
 
..harde scone
45.[regelnummer]
..van patrimone
 
..Jan bortoenGa naar voetnoot(1)
 
..gemaken doen
 
..desen sondaghe
50.[regelnummer]
..dert sine maghe
 
..gemeinlike
 
..van Vranckericke
 
.......bant
 
.......lant
55.[regelnummer]
Willem de Deken wel getrouwe
 
Gaf hem 't lant van Henegouwe,
 
Al quite ende eyghen vri.
 
Jan HeymenGa naar voetnoot(2), des wondert mi,
 
Hi es gesceden van hem
60.[regelnummer]
Ende heeft dat rike van Byhem;
 
Men heeften daer in 't lant wel wert.
 
Salic den stouten Maes DanckartGa naar voetnoot(3)
[pagina 1046]
[p. 1046]
 
Vergheten, soe waric in dole,
 
Ic hadde liever dat men mi stole
65.[regelnummer]
Den vroetsten die es in den brief,
 
Want ic hebben Mase so lief;
 
Hi es soe groter eren wert;
 
Van allen landen es hi ruwaert
 
Die ic hier vore hebbe genoemt.
70.[regelnummer]
Sometijt alst alsoe coemt,
 
Dat een man heeft quade levere in,
 
Maes scect hem in sinen sin,
 
So lachte de levere goed,
 
Dat hi nemmermeer laet quaet bloed.
75.[regelnummer]
Van den cordewaniers den deken
 
En willic U niet achter steken;
 
Ic wane noyt cordewanier gevel,
 
Dat hem cort gevallen sel;
 
Hi sal hebben, na sine doet,
80.[regelnummer]
Van Inghelant dat rike groet.
 
Clais Van LekeGa naar voetnoot(4) heeft Scollant;
 
Hannin MostartGa naar voetnoot(5) es sijn seriant,
 
Van Ber....... hout hi de baellie.
 
Noch gebrect nu ic en weet wie
[pagina 1047]
[p. 1047]
85.[regelnummer]
Van den roepersGa naar voetnoota hier voreseit,
 
Peterkijn DemanGa naar voetnoot(6), een die groet leit
 
Te Brugge dede der clergie;
 
Om sine grote behagellie
 
Es hem gegeven wel gereit
90.[regelnummer]
Dat dekenschap van der Kerstenheit;
 
Hi es van goeder gewoente,
 
De clergie hiet hi in poente
 
Ende maeckse hoefsch in hare doen;
 
Hi trect hem af haren caproen,
95.[regelnummer]
Dat hem 't hoet doet harde wee.
 
Willem van SantbergeGa naar voetnoot(7) Gillis de PottreGa naar voetnoot(8) dese twee
 
Sijn heren, dat si u bekant,
 
Deen heeft Bertaengen, dander Yrlant,
 
Dat clercskyn es hare vrient;
100.[regelnummer]
God geve hen dat si hebben verdient,
 
Ende moete hen hoeden van sere,
 
Die lief hebben haren lants here. Amen.
C XXXIX
 
Nu hoert alle ende werct u werc,
 
Wat gescreven heeft een clerc,
105.[regelnummer]
In dietsche, op dit parckement,
 
Dat men vele lude vent
 
Te Lovene ende te Brucele binnen
 
Die ghelt met haren ambachte win(nen),
 
Ende hebben gedaen menech iaer.
110.[regelnummer]
Nu es comen hier ende daer
[pagina 1048]
[p. 1048]
 
Dat alle die scroten ende noppers med(e)
 
Met een clokken op doen gerede,
 
Die men ludet vier werf des dae(gs)
 
Op den torre van Senter ClaesGa naar voetnoot(9),
115.[regelnummer]
Si geven den custere menegen vloe(ch)
 
Hi en woude niet om enen doech,
 
Dat hem beclove altemale;
 
Dat men hem bidt, dat wetic wale.
 
Men gheeft oec, dat si u cont,
120.[regelnummer]
Omdat hi se ludet, tjaers drie p(ont),
 
Sonder dat hi went met sanghe.
 
De ierste pose luudt men langhe;
 
Dan moeten si emmer comen,
 
Alsoe als ic hebbe vernomen,
125.[regelnummer]
Te werke; eer si es verlaten,
 
Saghe hi se dan achter straten,
 
Die daer toe es gheset,
 
Si en hebben niet soe vele verlet,
 
Si en souden 't twevout ghelde(n).
130.[regelnummer]
Hier bi betraept men se selden.
 
Ter ander posen gaen si eten:
 
Die ludt men cort, nu mogdi w(eten)
 
Waerbi dat men dat doet.
 
Si sijn lichter in den voet
135.[regelnummer]
Ende hebben se vele eer verstaen.
 
Dan daer si mede te werke g(aen).
 
Te derden male hebben si ged(aen)
 
Eer cloctijt ende comen gegae(n)
 
Op de strate harentare;
140.[regelnummer]
Selke bringt gedragen een scar(e),
 
Daer si des daegs werct mede;
 
Selke bringt een nopijser ter ste(de);
 
Selke bringt vore in haren scoet
 
Appele ende hare vesperbroet.
145.[regelnummer]
Als men ludt ter vierster stond,
 
Doen si op van den avond
 
Nu hebdi alle wel verstaen
 
Hoe dat si te werke gaen.
[pagina 1049]
[p. 1049]
 
Nu hoert wat ic u seggen sal:
150.[regelnummer]
Als si te werke sijn comen a(l),
 
Soe eest ghinder harde gemal (sch)
 
Selke singt dietsch, selke wal(sch)
 
Als als hen comt te hant;
 
Selke singt onder ende hout disc(ant)Ga naar voetnootb.
155.[regelnummer]
Dos sittense onledich met bar(ate)Ga naar voetnootc,
 
Soe dat niemen op de strate
 
En mach vore hen gaen no li(den)
 
Hi en si bescerntGa naar voetnootd tien tiden;
 
Sien si een die hen donct slap,
160.[regelnummer]
Si maken daer af enen trap.
 
Ende seggen al oppenbare:
 
(D)eghene heeft gheten zassemare.
 
(S)i scelden oec gerne onderlinge
 
(E)nde dicke om cleine dinghe.
165.[regelnummer]
(H)oert enen strijt van hen tween
 
(D)ie beide saten neven een;
 
(O)m den quispel van een snoere
 
(H)iet dene de andere hoere
 
(E)nde seide; ‘hier sit ene op haren stoel
170.[regelnummer]
(S)i was in genen ExterenpoelGa naar voetnoot(10)
 
(t)HilderenGa naar voetnoot(11) vonden met een cnape’
 
(I)c en slachte u niet die met een pape
[pagina 1050]
[p. 1050]
 
(T)samen in den oegst waert vonden.
 
(H)et seide mi een die met honden
175.[regelnummer]
(J)aghen ghinc na pertrisen.’
 
(D)ie jonckvrouwe seide: ‘hoert met Lisen
 
(D)it sijn al hare sermone
 
(D)ie si sondaegs es gewone
 
(Te) hoerne die si hier vertrect;
180.[regelnummer]
(Jo)ncvrouwe, ghi sijt nu gewect
 
( )n slupt dat was ons een gelagheGa naar voetnoote
 
(E)n mochte wi niet met onsen maghe
 
...en ghi en moester vertrecken
 
(Ge)wijede liede met den plecken
185.[regelnummer]
(En) plegen niemen arch te doene;
 
(Wil)di wi selen maken een soene.’
 
(Si) waren beide harde erre
 
(Dat) de meesterse was metter gerre
 
(Die) hare meest ghelts was sculdech
190.[regelnummer]
(Ende) dandere was des overduldech
 
(Ende) soe verwoedt van senne
 
(Si) spronghe hair liever in de Senne.
 
(Nu) en soudent alle weten
 
(Die) omme dlaken sijn geseten.
195.[regelnummer]
(Soe) lange duerde dese strijt
 
(Dat) men hen maecte een crijt
 
(Daer) si gingen ligghen vechten
 
(Ende) dat d'amman moeste berechten
 
(Met) een van sijnen cnapen
200.[regelnummer]
...t waest versoent met een rapen
 
... sorght die hem belghen lichte
 
... sijs hebben cleine gichte
 
... hoeric seggen dat mense veet
 
... mense in een ijser sleet
205.[regelnummer]
... en keer ane de Smaelbeke
 
... ene geiaegt dese ander weke
 
... ane niet harde verre
 
(Tuss)chen den Merte ende Sterre
 
... Vrancke StoltenGa naar voetnoot(12) een hare cleet
210.[regelnummer]
... was utermaten leet
[pagina 1051]
[p. 1051]
 
... de liede maecten hare sceren
 
(O)ntfielen hare drie peren
 
.... een goet snep vloghe
 
.... oec iemen dat ic loghe
215.[regelnummer]
Ic soudere noch tavont XX vaen
 
Eer completen sonder waen.
 
Si sien Vrancke Stoltene daer wijt;
 
Alse de mussche den kiewijt
 
Die altoes roept: dief, dief
220.[regelnummer]
Want sie en hebbens niet lief.
 
Aldus eerst met den scopperssen.
 
Nu hoert hoe si een man perssen,
 
Als hi over hen comt gaende;
 
Hi dede wel die mi des vermaende,
225.[regelnummer]
Want ic hads welna vergheten,
 
Wanneer dat een es geseten,
 
Eer hi wel es gherust,
 
Seegt der ene: hoe sere mi durst,
 
Hoe goet bier es hier int stat,
230.[regelnummer]
Ic woude wijs hadden een hellincvat,
 
Op cariteit al sonder cost,
 
Ic soude drincken met groter lost.
 
Dan merct de cnape in sinen moet,
 
Dat men dit dore hemGa naar voetnootf al doet,
235.[regelnummer]
Ende peinst: het es een cleine dinc,
 
Gheeft deser jonckvrouwe een penninc;
 
‘Nemt, seegt hi, desen verdrinct.’
 
Die saghe, hoe hare selve wrinct,
 
Ende hoe qualike si hen gecusten,Ga naar voetnootg
240.[regelnummer]
Bi Lode hem soude te lachene lusten.
 
Si seegt, als hi sine borse slutet:
 
Hets een quaet histGa naar voetnooth die niet drupet.
 
Desen heeft ons God ghesent,
 
Het heves te bet alt covent,
245.[regelnummer]
Wi nement als de molen went,
 
Hets lang eer ment verspent.
 
Dit seegt Oede Heile ende Lise,
 
God loent hem die ons gaf de pise;
 
Dos moet elc hebben een cade;
250.[regelnummer]
Daer bi eest sonde wie hem goed dade,
 
Si nemen aes metten lise,
 
Bi den goeden sente Mathise,
[pagina 1052]
[p. 1052]
 
Dien men versoect te Triere.
 
Ic souder u noch noemen viere,
255.[regelnummer]
Die grau dreghen als beghinen,
 
Si slupen savonts ten cauwersinen,
 
Ende willen sijn van dieren prise.
 
Nu hoert hoe si gaen ten ijse,
 
Als men op de heergracht gheet,
260.[regelnummer]
Daer bringt selke een gheleent cleet,
 
Ochte dat si heeft gehuert,
 
Dat vervoltGa naar voetnooti es of verscuert;
 
Dit es tsondaegs als men viert,
 
Dat si comen dos gechiert,
265.[regelnummer]
Dan gaen si al omme zoeken,
 
Wie verdienen wilt liscoeken,
 
Soe langhe roepen si ende zoeken,
 
Dat se cnapen met quaden broeken
 
Trecken gaen............
270.[regelnummer]
Bliken altem(ale)........
 
Si lopen alle............
 
Dan rijdt daer m........
 
Jonckvrouwen...........
 
En souden eng..........
275.[regelnummer]
Of hen een o..........
 
Dade dan sa.............
 
Want het wan...........
 
Saeg mense.,............
 
Soe lange ................
280.[regelnummer]
Dat si some..............
 
Hebben van een........
 
Dats der sta..............
 
Dit hebben s.............
 
Ende als dat..............
285.[regelnummer]
Dan gaen si..............
 
Harentare.................
 
Ende maken daer......
 
Selcke dobbelt...........
 
Ende wedt gerne........
290.[regelnummer]
Selke josteert.............
 
Nu hebdi alle............
 
Wat si plegen...........
 
Maer van al..............
 
En quam noit............
295.[regelnummer]
Die al de vite...........
[pagina 1053]
[p. 1053]
 
Die noppersen...........
 
In orconscapen..........
 
Nu geeft ons di.........
 
 
 
Heden was ic............
300.[regelnummer]
Ho. jo favele.............
 
Daer ic ter ploec.......
 
Met minen gore.........
 
Daer vandic ag..........
 
Hoe joe favele...........
305.[regelnummer]
Daer si hare sen........
 
In ene melc tel..........
 
Ja in ene melc..........
 
Ic had se in min.......
 
Hoe joe favele...........
310.[regelnummer]
Ic vruchte si..............
 
Bi haren rivele...........
 
Ja bi haren rivel(e)....
 
Hoe wat eest sake.....
 
Acharme sal..............
315.[regelnummer]
Hoe ic anesen sal......
 
Soudic mijn vernoy....
 
Jegen hare diet..........
 
Dan ware.....,...........
 
Ay God.................
320.[regelnummer]
Soe moch..................
voetnoot(1)
In den slag bij Cassel stonden de Henegouwers, de Boheemsche ridders, de hertogen van Britanje, enz. den koning van Frankrijk bij tegen de Vlamingen.
voetnoot(2)
In 1325 hadden de Bruggelingen Robrecht van Cassel ruwaard van Vlaanderen benoemd doch men weet dat hij in 1328 de Vlamingen in den steek liet.
voetnoot(1)
Over den slag bij Cassel en zijne gevolgen, kan men o.a. de volgende werken raadplegen:
H. Stein. Les conséquences de la Bataille de Cassel pour la ville de Bruges et la mort de Guillaume de Deken, son ancien bourgmestre (1328) (B.C.H. 5e série, t. 9, pp. 647-664), 1899.
N. de Pauw. L'enquête de Bruges après la Bataille de Cassel (Ibidem, pp. 665-704).
Emile Varenbergh. Episodes des relations extérieures de la Flandre. Guillaume de Deken, le bourgeois négociateur (1317-1328) (B. Ac. R.B., t. 52 (1871) pp. 88-89).
Dezelfde. Levenschets van Willem de Deken in Biographie Nationale, i.v.
H. Pirenne. La première tentative faite pour reconnaître Edouard III d'Angleterre comme roi de France (1328) (Annales de la Société d'Histoire et d'Archéologie de Gand, tome V (1902-1903), pp. 1-11).
H. Pirenne. Histoire de Belgique, t. II, bl. 91 en vlgg. en de daar aangehaalde bronnen.
H. Pirenne. Le soulèvement de la Flandre maritime de 1323-1328 (Bruxelles 1910).
H. Kervyn de Lettenhove. Histoire de Flandre (Edit. 1874), tome II, p. 105 et sqq.
voetnoot(1)
Werden o.a. geraadpleegd:
Jan van Boendale, Jans Teestye. (Snellaert, Nederlandsche gedichten uit de XIVe eeuw).
Jan van Boendale. Der Lekenspieghel (Uitg. De Vries).
Jan van Boendale. Brabantsche Yeesten. (Uitg. J.F. Willems).
Reimchronik von Flandern (Uitg. Kausler-Desmet).
Kausler, Altniederlandische Gedichte vom Schlusse des XIIIen bis zum Anfang des XVen Jhdts.
Blommaert, Oudvlaemsche Gedichten (met de nieuwe Doctrinael van Jan de Weert).
Snellaert, Nederlandsche gedichten uit de XIVe eeuw.
Fris, Ontleding van drie Vlaamsche Kronijken (Annales de la Société d'Histoire, Gand, 1900, 142).
Nap. de Pauw, Middelnederlandsche Gedichten en fragmenten.
Nap. de Pauw, Over den Sydrac en een nieuw middelnederlandsch gedicht met dien naam (Verslagen K.V.A., 1919, 397).
Lelong, Spieghel Historiael van Lod. van Velthem.
voetnoot(2)
Voor het vaststellen van den tekst gaven mij de heeren Mr. L. Willems en Dr A. Cosemans zeer nuttige wenken waarvoor ik hun hier mijnen dank betuig.
voetnoot(1)
Jan Bertoen komt voor op de lijst der aangeklaagden in het onderzoek aangaande de gebeurtenissen van Brugge onder de rubriek ‘Dit sijn de Rade’ die begint met Willem de Deken, ‘burghmester ende raet’. Vóór beider naam staat de letter p, dat wil zeggen dat zij door minstens vijftien personen beschuldigd als ‘deghene die sijn meest bedreghen, dat alle de roeringhen ende alle de moiten die gheweest hebben sidert dat de pays van vor Arken ghemaect was, dat si coupabel sijn...’ (N. de Pauw, L'enquête enz. bl. 674 en 680). Hij was ook een van ‘de principale die sustineerden de wevers te Doensen (Deinze)’ en van ‘deghene die d'enqueste daden in Vuern Ambacht van der doot Jacop Peyts’ (Ibidem bl. 686). Met Willem de Deken en Maes Danckaerd was hij een van ‘de promoverres van der kercke t'Ardemburgh ende hute wien dat de justice ghedaen was’ (Ibidem bl. 687) alsmede van ‘deghene die benomen Mijnhere sijn scependoem te makene te Brueghe’ (Ibid.).
Het is niet uitgesloten dat hij dezelfde persoon is als ‘Jan Bertoen, de jonghe, die in de Hansa van Londen op 3 Januari 1293 aangenomen werd (Gilliodts van Severen, Inventaire des Archives de la ville de Bruges IV, 275).
voetnoot(2)
Jan Heme d'oude was volder en staat op de lijst der 500 Brugsche gijzelaars na den slag bij Cassel door den Koning van Frankrijk opgeëischt (Henri Stein, Les conséquences, enz. bl. 650).
In het onderzoek komt hij voor tusschen ‘deghene die hem heren ende scepenen ghemaect hebben jeghen de singerye ende jeghen trecht van Minhere van Vlaendren’ en zijn naam is voorafgegaan van de letter p (zie vorige nota). (N. de Pauw, L'enquête enz. blz. 673).
Een Jan Heyme was burgemeester van Brugge in 1302-1303 (J. Colens, Le compte communal de Bruges de 1302 [Annales Soc. Emulation 1886, passim]).
voetnoot(3)
Thomas Danckart zou, in het verhoor van Willem de Deken als een der bijzonderste muiters aangeduid geweest zijn (H. Stein op cit. bl. 658). Hij komt voor op de lijst ‘Dit sijn de Rade’ met de letter p. (N. de Pauw, op cit. bl. 674); was ook beschuldigd een der brandstichters der kerk van Aardenburg geweest te zijn (Ibid. bl. 687) en als een der ‘beleders die voeren te Cuertricke’ waar jonkheer Robert van Saemslacht gedood en andere aanhangers van den Graaf van Vlaanderen verslagen werden (Ibidem bl. 687).
Zooals Willem de Deken was hij ‘hotelier’ (zie charter van 13 Maart 1324 bij Bon de Saint Genois Inventaire des Chartes des Comtes de Flandre bl. 408).
voetnoot(4)
Nikolaas van Leke staat als ‘candeluers de sieu’ op de lijst der 500 Brugsche gijzelaars (H. Stein bl. 652); op die ‘Dit sijn de Rade’ met de letter p (N. de Pauw bl. 674); was ook beschuldigd een der moordenaars van Willem van Kokelare en zijn knaap Jacob geweest te zijn (Ibidem bl. 686); eindelijk van met Willem de Deken ‘in Ynghelant (geweest te zijn) omme allianchie te makene jeghen haren rechten here’ (Ibid. bl. 687)
voetnoot(5)
Er leefden destijds te Brugge een Jan Mostaerd d'Oude en een Jan Mostaerd de Jonghe. Beide komen voor op de lijst ‘Dit sijn de Rade’ met de letter p (N. de Pauw bl. 676). De oude wordt beschuldigd Willem van Kokelaere vermoord te hebben (Ib. bl. 686). Na het onderzoek werd hij vervolgd, altijd met de letter p. Op deze lijst staat hij tusschen de ‘corretiers et hosteliers’ (N. de Pauw bl. 691) Jan Mostaerd, de jonge, die wever was, werd ook vervolgd; doch moest als minder schuldig beschouwd worden daar de letter p vóór zijn naam verdwenen is (N. de Pauw bl. 689).
voetnoota
Roepers = politieke lawaaimakers in 't Fransch ‘criailleurs’.
voetnoot(6)
Pieter de Man komt op de lijsten van Stein en de Pauw niet voor. Hij moest nochtans ook veroordeeld worden daar hij in 1347, tijdens het eerste bezoek van Lodewijk van Male aan Brugge, de toelating verkreeg uit den ban in deze stad te mogen terugkeeren (zie Gilliodts van Severen, Inventaire des archives de la ville de Bruges I, 500). Hij betaalt, in 1302 en 1303, een cijns voor een land te Vlisseghem (Ibidem bl. 169 en J. Colens, Le compte communal bl. 56).
voetnoot(7)
Willem van Zantberghe komt voor op de lijst ‘Dit sijn de Rade’ met de letter p (N. de Pauw op cit. bl. 697); wordt beschuldigd aan den moord van Willem van Kokelare deelgenomen te hebben (Ibidem bl. 686). Hij komt ook nog voor tusschen de vervolgde muiters met de letter p, als ‘corretier et hostelier’ (Ibidem bl. 691). Als knape van het ambacht der makelaars zegelt hij het Charter van 13 Maart 1324 (Bon de St. Genois op cit. nr 1413).
voetnoot(8)
Gillis de Potter komt enkel voor op de lijst ‘Dit sijn de Rade’ met de letter p (N. de Pauw, op. cit. bl. 678).
voetnoot(9)
In het begin der 14e eeuw werd de klok dus viermaal daags geluid. Twee eeuwen later, volgens G. Desmarez, L'organisation du travail à Bruxelles au XVe siècle (Mémoires in 8o de l'Académie royale de Belgique 1904) bl. 242, luidde men de klok zes maal per dag. Te Leuven werd reeds in 1282 beslist eene werkklok te vervaardigen, doch de oudste melding van haar wezenlijk bestaan dagteekent juist van het jaar 1328 (zie J. Cuvelier, Inventaire des Archives de la ville de Louvain I, 158 en 279).
voetnootb
discant is de tweede stem, de basstem, die natuurlijk lager ‘onder’ zingt.
voetnootc
baraet = kwaaddoenerij. De zin is: De werkmeisjes zijn zoodanig met kwaaddoen bezig dat, als er iemand voorbij komt...
voetnootd
besceren = met iemand den spot drijven. Vlg. verder vers 211 ‘de lieden maecten haren sceren’ dat hetzelfde beteekent.
voetnoot(10)
De plaatsnaam ‘Exterpoel’ komt reeds voor in December 1293 (Charter van het Archief van den Openbaren Onderstand te Brussel), Cartularium van Sint Jans Hospitaal H. 1553 fol. 7); in 1328 (ons jaar) ‘prope Exterpoel in parrochia de Molenbeke (Ibidem B. 210, 2e deel kapittel 3); in 1406, ‘bi den Extrenpoele boven den Putte’; in 1491 ‘bi den Exterenpoel’ te Laken (Algemeen Rijksarchief, Chambre des Comptes Reg. 44831 fol. 108; in 1565 ‘den Exterrenpoel alias Exterput’; in 1640, ‘op den Exteren Put, boven Neckersdal’; in 1783 ‘het Exterputvelt aan de straete van Coeckelberghe naar Laeken geheeten de Geerickstraete. (Deze laatste vermeldingen bij Arthur Cosyn, Les lieux-dits de Laeken apud Le Folklore brabancon 3e jaar (1923) bl 50.
voetnoot(11)
De lezing van dit laatste woord is niet zeker. Nochtans schiint Hilderen ook een plaatsnaam geweest te zijn. Cf. te Hilderendal in t velt geheeten de Roeste te Assche (Karel de Flou apud Verslagen en Mededeelingen der Koninkl. Vl. Acad. 1925 bl. 739) - ‘Den Hildenbout in de prochie van Laken) (1599) (Chambre des Comptes Reg. 44834, fol. 119) - Deze verschillende vermeldingen dank ik aan mijne jonge vrienden Drs Bonenfant en Van Loey. Mogelijk ook dat er gelezen moet worden ‘(t) hilberen’, woord dat misschien in betrekking met ‘tilbaer’ of ‘tilber’ staat.
voetnoote
Een gelaghe = een gebuur.
voetnoot(12)
In de tweede helft van de 13e eeuw en in het begin van de 14e was de familienaam Stolten in Brussel zeer verspreid. Er leefden toen minstens twee Vranken Stolten, de eene zoon van wiilen Vrank, de andere zoon van wijlen Everwin (Charters der d.d. 1294 Maart 12 en 1295 October 28 of 30 in het Archief van het Kapittel van Sinte Goedelen op het Algemeen Rijksarchief te Brussel).
voetnootf
dore hem = om zijnentwil.
voetnootg
gecusten = zich tevreden stellen, rustig worden.
voetnooth
hist, hiest of hest in 't oud Brusselsch = waterlossing.
voetnooti
bevuild.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken