Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1950 (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1950
Afbeelding van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1950Toon afbeelding van titelpagina van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1950

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1950

(1950)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 219]
[p. 219]

Uitgave-techniek van middeleeuwse teksten

1. - Beschrijving van het Handschrift.

a) Voor de oorkonden geve men op: of het stuk op papier of perkament is geschreven; bewaarplaats; de afmetingen van blad en bladspiegel; het aantal regels; het aantal zegels en de aard van de zegels (uithangend, vastgehecht met enkele of dubbele strook perkament, met koord, zijde, ofwel opgeplakt); alle andere opmerkingen aangaande de toestand van het stuk (goed of slecht bewaard, gaten, enz.).

b) Voor de literaire teksten: papier of perkament, bewaarplaats (eventueel met nummer van catalogus); eventuële datering; aantal katernen; afmetingen van blad en bladspiegel; aantal regels; signaturen, reklamen; inhoud met opgave van begin- en eindfolio; spelling en schrift; leestekens; afkortingen; watermerk; band; geschiedenis van het handschrift.

2. - Afkortingen.

Alle afkortingen zullen worden aangegeven en opgelost. De opgeloste afkortingen zullen altijd cursief gedrukt worden.

3. - Gebruik van Oude of Moderne Lettertekens.

Normalisering van de oude lettertekens u voor v, v voor u, i voor j, j voor i, is toegelaten, ii, ij, y (zonder punt), y (met punt) en y (met twee punten) moeten evenwel steeds uit elkander worden gehouden. In zijn Inleiding zal de uitgever duidelijk en volledig het systeem beschrijven (zoals de oude tekst het verraadt), gebruikt met betrekking tot die en dergelijke teksten (bijv. ook lange en ronde s, r-soorten, enz.). Andere meer ongewone letterverbindingen, waarvan de fonetische waarde bij de huidige stand onzer kennis minder vaststaat, moeten behouden blijven.

4. - Gebruik van Hoofdletters; Interpunctie; Aaneenschrijven of Scheiden van Woorden.

De hoofdletters die in het handschrift staan zullen behouden blijven, zelfs waar ze in strijd schijnen met onze moderne interpunctie-gewoonten. Hoofdletters, die de uitgever zelf aanbrengt

[pagina 220]
[p. 220]

zullen cursief gedrukt worden, zowel bij eigennamen als bij wat de moderne uitgever voor het begin van een nieuwe volzin houdt. Wat persoons- en plaatsnamen in oorkonden betreft, deze zullen op een duidelijke wijze, bvb. door spatiëring, dienen uit te komen.

Wat de interpunctie zelf betreft, zullen de zeldzame leestekens van het hs. moeten bewaard blijven, met dien verstande dat de uitgever, indien hij het wenselijk acht, een moderne interpunctie op een duidelijke wijze mag aanbrengen.

Aan de woorden, die wij nu aaneenschrijven, doch die in de tekst gescheiden zijn of omgekeerd, brenge men geen verandering aan. Ook dat behoort tot het middeleeuwse taalbeeld. Alleen wanneer misverstand kan ontstaan zou hiervan mogen afgeweken worden, mits verantwoording. Waar twijfel bestaat, beslisse de uitgever.

In algemene zin zij men met modernisering bescheiden. Een oude tekst mag, in een wetenschappelijke uitgave, zijn eigen karakter niet verliezen.

5. - Nummering van de Regels in Oorkonden.

Deze nummering kan alleen een practisch doel hebben: eventuele verificatie vergemakkelijken en bij het opstellen van een glossarium de verwijzingen opgeven onafhankelijk van de gedrukte tekst. De nummers in de tekst zijn echter hinderlijk voor het oog. Beter ware het ze te vervangen door een ander teken, een kleine vette streep boven de regel of een dubbel streepje, zoals bij de beschrijving van oude drukken gebeurt, en de nummers in margine aan te brengen.

6. - Toevoegsels en Weglatingen.

Gewone haakjes ( ) zal men bezigen volgens het moderne gebruik, d.w.z. als interpunctieteken.

Men zette tussen vierkante haakjes [ ] de woorden of delen van woorden door de uitgever bij de tekst van het document gevoegd (verdwenen letters, ontcijfering van eigennamen die in het hs. door beginletters aangeduid zijn, enz.).

Gebroken haakjes 〈 〉 worden voor de interpolaties gebruikt.

Leemten in de tekst zal men met punten aanwijzen: ... (met zoveel punten als er letters verdwenen zijn, wanneer het om een

[pagina 221]
[p. 221]

leemte in een woord gaat). Een noot zal de nodige inlichtingen geven over de belangrijkheid van de leemte en over de aard er van (vlekken, gaten, rasuren).

Door de uitgever weggelaten tekstdelen zullen door een reeks streepjes --- aangeduid worden.

7. - Voetnoten.

Bij de voetnoten make men onderscheid tussen de noten die slaan op alles wat betrekking heeft op de staat en het afdrukken van het origineel, en de noten betreffende de tekstverklaringen. De eerste gaan voorop.

8. - Glossarium.

Met het oog op de studie van de Nederlandse woordenschat zou bij elke door de Academie bezorgde uitgave van middeleeuwse teksten een glossarium moeten gevoegd worden, inzonderheid voor de oorkonden.

Hoe is het glossarium op te vatten? Wil men geen half werk verrichten, d.w.z. niet verplicht worden later weer opnieuw te beginnen, dan moet het volledig zijn, en alle gewone en afwijkende vormen bevatten met opgave van de datering en de nodige verklaring. Men kan inderdaad nooit vooruitzien, waartoe een bepaalde vorm dienen kan of welk taalkundig feit op een zeker ogenblik daardoor kan belicht worden. Niet alleen de zeldzaamheid, doch ook de frequentie van een woord of een vorm is van belang voor de taalstudie en de taalgeografie.

Men zal nooit een definitief beeld van het Mnl. kunnen verkrijgen, indien men voortgaat gedeeltelijke glossaria op te maken.

Wat de redactie van het glossarium betreft, moeten de woorden in hun originele spelling worden opgenomen, en niet genormaliseerd. Bij eventueel te grote afwijkingen kan door een kopwoord in moderne spelling naar het origineel worden verwezen.

9. - Taalstudie.

Het glossarium is tevens de grondslag voor de studie van klankleer, vormleer en syntaxis. Alle gegevens zijn er verzameld en die kunnen niet alleen dienen voor de behandelde tekst zelf, maar ook voor de studie van andere reeds uitgegeven of nog uit te geven documenten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken