Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vier excellente cluchten (1950)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vier excellente cluchten
Afbeelding van Vier excellente cluchtenToon afbeelding van titelpagina van Vier excellente cluchten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.67 MB)

Scans (4.68 MB)

XML (0.32 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

klucht


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vier excellente cluchten

(1950)–J.J. Mak–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 64]
[p. 64]

Personen

D'EEN       }
D'ANDER } TWEE SOLDATEN
BOER
BOERRINNE
WERDINNE
[pagina 65]
[p. 65]

Een cluchte van d'een ende d'ander twee soldaten, eenen ouden boer met een jonge boerrin zijn wijff ende een aerdige weerdin
door Gerrit Hendrickz. van Breughel

Ga naar margenoot+
Deen
 
Soo moestmense loeren, Ga naar voetnoot1
Dander
 
Soo moestmense betrapen Ga naar voetnoot1
Deen
 
Der slimme boeren, Ga naar voetnoot2
Dander
 
Die daer houden veel schapen,
Deen
 
En wy haer ontvoeren met grooter rumoeren, Ga naar voetnoot3
 
In alle plecken.
Dander
 
Hoe haest zynse ghereet,
Deen
5[regelnummer]
Alsmen haer wat wil opdecken Ga naar voetnoot5
 
En sonder gecken de ribben smeeren.
[pagina 66]
[p. 66]
Dander
 
Sy moeten ons gheven,
Deen
 
Wat wy begheeren,
Dander
 
Onghelyck of even. Hier toe wordense gedreven Ga naar voetnoot8
 
Van ons bysonder.
Deen
 
Daer wijt al haelen,
Dander
10[regelnummer]
Ga naar margenoot+Is een groot wonder.
Deen
 
Sy moetent betalen
Dander
 
Met gouden realen, ofte stucken van vieren. Ga naar voetnoot11
Deen
 
Daer niet en is,
Dander
 
Cryghen wy't met tieren.
Deen
 
Wy vanghen niet mis.
Dander
 
T'zijn de oude manieren:
 
Dese arme dieren wy niet en ontsien.
Deen
15[regelnummer]
Die ons quyt willen zyn, moeten geldeken bien,
 
Alsmen flus sach geschien by den lesten buyt. Ga naar voetnoot16
[pagina 67]
[p. 67]
Dander
 
Wel tsa, laet ons die deelen tot eenen duyt,
 
So moghen wy weer uyt sien na ons profyt.
Deen
 
Daer is de gherechte helft tot een halve myt; Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Mits ghy een snoeshaen zyt, sal ic recht deelen. Ga naar voetnoot20
Dander
 
Gaen wy nae de taveerne,
Deen
 
Sonder te crackeelen;
Dander
 
By een scone deerne Ga naar voetnoot22
Deen
 
Drincken halve en heelen.
Ga naar margenoot+
Dander
 
Wy moghent soo gheerne
Deen
 
Lappen door de keelen.
 
T'mach ons niet verveelen; tgelt moet wanderen. Ga naar voetnoot24
Dander
25[regelnummer]
Hoe wel zijn wy gheraect
Deen
 
Beyde by malcanderen;
 
D'een als den anderen is al even goet.
Dander
 
Dat d'een schier denct, den anderen wel doet.
 
Laet ons met spoet om proffijte schoyen. Ga naar voetnoot28
[pagina 68]
[p. 68]
Deen
 
Dan moghen wy weer met rusten poyen, Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
T'herreberchjen wtroyen, alsomen best can. Ga naar voetnoot30
Dander
 
Weet ghy erghens noch advantage dan, Ga naar voetnoot31
 
Laet ons eele man daer na toe gaen treden.
Deen
 
Hier wat voort, ten is niet langhe gheleden, Ga naar voetnoot33
 
Creghen wy eenen boer, die schijven heeft.
Dander
35[regelnummer]
Daermen boter om coopt? Ga naar voetnoot35
Deen
 
Jae.
Dander
 
Ick wedde, dat hy die noode gheeft.
Deen
 
Men moet wat onbeleeft met hem handelen daer.
Dander
 
Ga naar margenoot+Al zwoer hy wit en zwart, ic geloofden geen haer;
 
Hy moeste daer naer ons de handen vullen.
Deen
40[regelnummer]
Ic rade, dat wy daer henen gaen sullen; Ga naar voetnoot40
 
Daerna wy smullen en spelen moy weer.
Dander
 
Clopt ghy eens aen, ick staen wat van veer; Ga naar voetnoot42
 
Maer tijts genoech seer sal ick u by comen. Ga naar voetnoot43
[pagina 69]
[p. 69]
Deen
die clopt, ende roept:
 
Hou, sick, hou! Ga naar voetnoot44
Den boer
van binnen:
 
Wiens cloppen wort daer vernomen?
Deen
45[regelnummer]
Doet open, tis al vrient.
Boer
 
Al vrient, ick en mach gheen deur ontsluyten,
 
Off seght, wie ghy zijt!
Deen
 
Ick ben al vrient.
Boer
 
Wildyt niet segghen, soo blijft daer buyten, Ga naar voetnoot48
 
Vuylste der guyten, maect ghy hier rumoer. Ga naar voetnoot49
Deen
50[regelnummer]
Doet op, segh ick, ghy vertwyffelden boer, Ga naar voetnoot50
 
Oft inden vloer sal ick u duere loopen Ga naar voetnoot51
 
En dan suldy het noch met slagen becoopen;
 
Daerom doet open ghewillich uwe deur.
Boer
 
Wat seghdy signeur?
Dander
55[regelnummer]
Flucx comt hier veur, daer blijven van u veeren. Ga naar voetnoot55
Boer
 
Ga naar margenoot+Wat is u begheeren?
[pagina 70]
[p. 70]
Deen
 
Dat ghy moet opdocken
Dander
 
Een somme ghelts. Ga naar voetnoot57
Deen
 
Wy niet en iocken,
 
Of met sulcke stocken salmen u ribben meten.
Dander
 
Tsa, langt ghelt, off ghy wort ghesmeten, Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Goet werc ghequeten aen een gierigen trawant.
Boer
 
Och, ic heb gheen ghelt!
Deen
 
Ras, ras, flucx ghevet my inde hant,
 
Of ic slaen u quant, dat uwe penssen craken.
Boer
 
Ic en hebbe niet inde werelt.
Dander
65[regelnummer]
Soo wilt finantie maken. Ga naar voetnoot65
 
Om voor alle saken te houden tsaem vrede.
Boer
 
Ick ben een schamel out man.
Deen
 
Soo moet ghy mede
 
En slaghen in stede van eten ghenieten.
Boer
 
Aensiet mijnen ouderdom.
Dander
70[regelnummer]
Rasch, wilt dan het ghelt wtschieten,
 
So naect u geen verdrieten, men sal u verschoonen.
[pagina 71]
[p. 71]
Boer
 
Ga naar margenoot+Hoe veel wilt ghy hebben? Ga naar voetnoot72
Deen
 
Maer twintich croonen
 
Moest ghy ons. toonen, minder niet een blanck. Ga naar voetnoot73
Boer
 
Twintich croonen?
Dander
 
Jae.
Boer
75[regelnummer]
Ic en hebbe sekers gheen ghelt.
Deen
 
Dat is weer uwen ouden sanck;
 
Creupel en manc wort ghy noch gheslaghen.
Boer
 
Och, Heere Godt, wie sal ic het claghen,
 
Dat my alle daghen sulc overlast gheschiet!
Dander
80[regelnummer]
Voort, voort, sulcken langhe prologhe niet; Ga naar voetnoot80
 
Maect datter is yet, off het cost u leven.
Boer
 
Hout op, hout oppe, men sallet u gheven;
 
Hebt compassie even, off wat medelijden. Ga naar voetnoot83
Deen
 
Barmherticheyt die stellen wy heel bezijden
85[regelnummer]
Tot allen tijden, want ghelt moeter wesen.
Boer
 
Maer sal ic gheven, datter niet en is?
[pagina 72]
[p. 72]
Dander
 
Het moeter doch zijn, ic segghet mits desen,
 
Oft wy sullen u lesen een andere lesse nu.
Deen
 
Ga naar margenoot+Gheckt ghy met ons, oft ghecken wy met u?
90[regelnummer]
Wy slaen wel ontwee al u ghesonde rebben.
Boer
 
Wat wildy van my armen duyvel hebben?
 
Niet een halve webben heb ic in mijnder macht; Ga naar voetnoot92
 
Hoe condy dat in u herte bevroyen? Ga naar voetnoot93
Dander
 
Wy nemen dan mede
Deen
 
Schapen en koeyen,
Dander
95[regelnummer]
Peert en slede, Ga naar voetnoot95
Deen
 
Gansen, die broeyen,
Dander
 
En steken op der stede u huys inden brant.
De boerinne
comt gheloopen
 
Hout op mannen, hout doch op de hant,
 
Het sal u becant van my worden ghetelt; Ga naar voetnoot98
 
Hoe vele wildy hebben?
Deen
 
Juyst twintich croonen.
Boerinne
100[regelnummer]
Daer zijnse, my doch niet meer en quelt.
[pagina 73]
[p. 73]
Dander
 
Zijnse niet te licht, ist al wichtich ghelt? Ga naar voetnoot101
Deen
 
In dees coomenschap selt wel moghen passeren. Ga naar voetnoot102
Dander
 
Ghy sout wel maken mijn hooft aent zweren Ga naar voetnoot103
 
Door het travailleren, dat ghy my doet. Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Ga naar margenoot+Adieu moeyer! Ga naar voetnoot105
Deen
 
God gheve u meerderen rampspoet!
 
Wy willen over voet nu lustich gaen bancken. Ga naar voetnoot106
Dander
 
En vullen ons buycxken met goede drancken,
 
Den pot van twee blancken, wy mogender tegen. Ga naar voetnoot108
Deen
 
Wy comen aende taverne en blijven niet verlegen.
110[regelnummer]
Waerdinne, te degen tapt om gelt wt minnen.
Wardinne
 
Wel gasten ick sal, comt stoutelijck binnen;
 
Ick sal beginnen te tappen met playsier.
 
Wat lust u mannen, belieft u wijn oft bier?
 
Ick hebbes hier, van als dat ghy begheert. Ga naar voetnoot114
Dander
115[regelnummer]
Tapt Rotterdammer, Ga naar voetnoot115
Deen
 
Maer van gheen steert. Ga naar voetnoot115
[pagina 74]
[p. 74]
Wardinne
 
U niet en deert, het is wt een volle ton.
Den boer
ende boerinne comen wt
 
Ick en gheloove niet, datter onder de son
 
Ongheluckigher mensche is gheboren.
Boerinne
 
Hoe soo, Kees?
Boer
120[regelnummer]
En isser niet twintich croonen verloren,
 
Die wy van coren eerst hadden ontfanghen?
 
Ay, sulcke dieven waren weerdich ghehanghen,
 
Ga naar margenoot+Want sy pranghen den onnooselen huysman. Ga naar voetnoot123
Boerinne
 
Nu wel Cees, stelt u eens te vreden dan,
125[regelnummer]
Altijt niet en can het wesen voor den wint.
Boer
 
Tis goet voor de ghene, die het soo versint, Ga naar voetnoot126
 
Maer ic bevint te wesen onlijdelijck. Ga naar voetnoot127
Boerinne
 
Nu dan man, ic sal me soon brengen aende dijc, Ga naar voetnoot128
 
Dan worden wy weer rijc na tverlies van desen.
Boer
130[regelnummer]
Tis haest gheseyt, maer t'can qualick wesen; Ga naar voetnoot130
 
Het sou met vreesen veel voeten op daerd brengen. Ga naar voetnoot131
Boerinne
 
Maer ic sal door den dach int water plenghen, Ga naar voetnoot132
 
Daer me de melc mengen, soomen dan beschout; Ga naar voetnoot133
[pagina 75]
[p. 75]
 
In onse botter doen ic overvloedich sout, Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Dan salse menichfout int gewichte weghen. Ga naar voetnoot135
 
Dus Cees mijn man, wilter niet knorren tegen;
 
Ic ben niet eens verlegen dit voren te comen. Ga naar voetnoot137
 
Dus moet den merctgang zijn waer ghenomen
 
Om tot onser vromen te ghewinnen proffijt. Ga naar voetnoot139
Boer
140[regelnummer]
Wijf, u waere wel diere vercoopende zijt,
 
Maer spoeyt altijt haest te comen na huys. Ga naar voetnoot141
De boer gaet binnen, de boerin gaet met melc te merct.
De weerdin
sprect:
 
Avous soldaet! Ga naar voetnoot142
Deen
 
Danck hebt, soete buys! Ga naar voetnoot142
Dander
 
Waerdinneken, siet ofter niemant voorby gaet,
 
Ga naar margenoot+Daer ons eenich quaet van conde genaken.
Werdinne
145[regelnummer]
Ic en sien niemant op den wech, dus wilt maken
 
Lustich voor alle saken seer goeden chiere.
Deen
 
Daer op brengh ic u eenen halven biere. Ga naar voetnoot147
Dander
 
Ic wachter viere en sal u doen bescheet, Ga naar voetnoot148
 
Want mijn kele is nu daer toe bereet
150[regelnummer]
En ooc ic weet, ghy en zijter niet voor vervaert.
[pagina 76]
[p. 76]
Deen
 
Wat dunct u, of wy creghen een ghelatte caert, Ga naar voetnoot151
 
Lustich nae den aert om 't gelach te vinden? Ga naar voetnoot152
Dander
 
Nu dan, laeter een coomen.
Deen
 
Schaepken, wilt ons een nieu caert ontbinden. Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Tis voor de vrienden, geeft ons een schoone.
Werdinne
 
Daer isser een, speelt ten eersten om een croone,
 
Dan, hola den loone schrijf ic op een haertgen. Ga naar voetnoot157
 
Vrienden, siet daer effen een paertgen; Ga naar voetnoot158
 
Is het te vele, ic salt wel verminderen.
Dander
160[regelnummer]
Ba neent, wy zijn susters en broeders kinderen,
 
Moeten sonder hinderen van malcandren leven.
Deen
verschiet de caert
 
Root ofte zwert, om de caert te gheven? Ga naar voetnoot162
Dander
radet
 
Root.
Deen
 
Tis schoppen seven, die is immers zwert.
Ga naar margenoot+
Dander
 
Nu, op dattet dan haest ghewonnen wert, Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
Niet lang en mert, seght, heb dy vijf bladen? Ga naar voetnoot165
[pagina 77]
[p. 77]
Deen
 
Jae ick, en weynich tot mijnder schaden,
 
Dies ick onbeladen heb lustighen rom. Ga naar voetnoot167
Dander
 
Non fortse en ick looper mede om, Ga naar voetnoot168
 
Te weten uwen roem is mijn begheren.
Deen
170[regelnummer]
Maer ick hebbe twee asen, twee heeren;
 
Met eeren is dat al wt ende ghewonnen.
Dander
 
Teghen sulcken roem ic niet spelen sou connen; Ga naar voetnoot172
 
Het is ghelucx jonnen en bynae moorden. Ga naar voetnoot173
 
Tis verloren, dus kijck ick aen allen oorden,
175[regelnummer]
Oft ick yemant hoorden, die dat weer betaelt.
 
Gins comt een boerinne. Ga naar voetnoot176
Deen
 
Weerdich is die inghehaelt,
 
Want door haer onghefaelt ghy revenge crijght. Ga naar voetnoot177
Dander
 
Ick bid u, dat ghy doch een weynich zwijcht;
 
Na de facie betijcht comtse herwaerts dwalen. Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Ick salse met beleeftheyt gaen binnen halen;
 
Sy moet doch betalen, wat hier is verdaen.
 
 
 
Goeden dach suster, spreect ghy niet eens aen?
 
Niet voorby te gaen, eerst eens ghedroncken. Ga naar voetnoot183
[pagina 78]
[p. 78]
Boerinne
 
Ick dancke u mannen.
Deen
185[regelnummer]
Ga naar margenoot+Sonder u schade, het is u gheschonken;
 
Comt naerder, wy sullen tsamen kennis maken.
Boerinne
 
Ick heb grooten haest.
Dander
 
Coemt in, wilt wat rusten voor alle saken;
 
Geluck moeyer, wilt smaken, dat u is gebrocht. Ga naar voetnoot189
Boerinne
190[regelnummer]
Ick danck u vrient, hebdy't my toegedocht;
 
Twort weer versocht aen u een vrientlicke dronc. Ga naar voetnoot191
Deen
 
Ick wachtet. Ga naar voetnoot192
Boerinne
 
Seker, dat bier is noch redelijcken jonck;
 
Niet dat ic pronc, maer moettet te dege proeven. Ga naar voetnoot193
 
Nu crijch ick smaeck'.
Dander
195[regelnummer]
Wie sou nu doch willen hem selven bedroeven?
 
Laet ons toe toeven malcanderen dan; Ga naar voetnoot196
 
Ick breng u waerdinneken een halve kan, Ga naar voetnoot197
 
Drinct cloeckelijck an, tmoet rontom comen. Ga naar voetnoot198
Werdinne
 
Laet voortgaen, twort in danck ghenomen;
200[regelnummer]
Buerwijf, tuwer vromen, soot my ghecomen is. Ga naar voetnoot200
[pagina 79]
[p. 79]
Boerinne
 
Ic en sal voorwaer me niet dobbelen mis; Ga naar voetnoot201
 
Lantsman, vant fris suldy my doen bescheet. Ga naar voetnoot202
Deen
 
Laet comen den back, ic ben haest bereet; Ga naar voetnoot203
 
Maer ofmen wat ontbeet, waer dat quaet? Ga naar voetnoot204
Dander
205[regelnummer]
Ga naar margenoot+Neent, waerdinne brengt ons wat salaet,
 
Nu opter daet, wy moeten wat schoven. Ga naar voetnoot206
Wardinne
 
Siet daer is wat, dat ons God van boven
 
Verleent, wilt met loven dit tsaem ghenieten.
Boerinne
 
Laet ons eens drincken.
Deen
210[regelnummer]
Avous, dit sal ick tsamen wel binnen gieten. Ga naar voetnoot210
 
Laet u niet verdrieten my te doen nae.
Dander
 
Tast toe vrienden, eetet doch wat salae
 
En spoelt dan drae het groen vande lever.
Boerinne
 
Het wort u ghebrocht Jan de wever; Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
Zijt ghy een milt ghever, ghy wort aengenaem. Ga naar voetnoot215
Wardinne
 
Siet hier noch een gerechtgen goet en bequaem; Ga naar voetnoot216
 
Geselscap eersaem wilt vreuchde voortbringen.
[pagina 80]
[p. 80]
Deen
 
Waerdinnetgen, wilt ons een deuntgen singen;
 
Dan onderlingen sal u tboerinneken verschoonen. Ga naar voetnoot219
Dander
220[regelnummer]
Laet ons nu int dal van ghenuchten woonen
 
En vrientscap toonen, als die edele jeuchden. Ga naar voetnoot221
Het weerdinneken singt op de voyse: soud'men dees edele gilden, niet dienen om haer gelt.
 
Ghy ghilden vol gheneuchden, Ga naar voetnoot222
 
Die veel te biere gaet,
 
Gheniet ghy duysent vreuchden
225[regelnummer]
Van vroukens delicaet,
 
Ga naar margenoot+Draecht niet als die ondeuchden Ga naar voetnoot226
 
Daer roem aff over straet.
De weerdinne
spreect:
 
Buerwyf, ghy comt my heel weynich te baet; Ga naar voetnoot228
 
Ay lieve, laet doch u stemme oock hooren.
Boerinne
230[regelnummer]
Voorwaer, ick segghet u van te vooren,
 
Om tsoet orbooren, singt voor, ick volch nae. Ga naar voetnoot231
 
 
 
Een meysgen met een knechtgen
 
Lestmalen tsavonts spaey
 
Tsaem hadden een ghevechtgen,
235[regelnummer]
Sy toonden haer soo fraey,
 
Doch hy scheen wel een slechtgen, Ga naar voetnoot236
 
Een coeckoecx papegay. Ga naar voetnoot237
 
 
[pagina 81]
[p. 81]
 
Soumen die edele gilde
 
Niet dienen om haer ghelt?
240[regelnummer]
Daer loopter veel int wilde,
 
Die reed'lijck zyn ghestelt,
 
Int bedde gaen seer milde, Ga naar voetnoot242
 
Doch dat dient niet ghemelt.
 
 
 
Hoe lustich ist te speelen
245[regelnummer]
Cunst om cunst nae den aert,
 
Den maechdom God beveelen,
 
D'een cunst is dander waert;
 
Een lecker beetgen steelen
 
Maeckt therte niet bezwaert.
 
 
250[regelnummer]
Ghy Princelijcke geesten,
 
Die Venus mint opt ronst, Ga naar voetnoot251
 
Den minsten met den meesten,
 
In eeren houdt de const;
 
Ga naar margenoot+Tot sulcke blijde feesten
255[regelnummer]
Toont doch malcander jonst.
Deen
 
Daer smaect een dronc op, voorwaer introuwen!
 
Wie soude nu rouwen zijn jonghe leven?
Werdinne
 
Holla, dese kanne en is niet geschreven;
 
Het moest wesen even, ic salse schrijven.
Dander
260[regelnummer]
Drinct dat doch wt, wy willen niet kijven,
 
Maer vrienden blijven, also dat behoort.
[pagina 82]
[p. 82]
Deen
 
Boerinneken lustich om te houden accoort, Ga naar voetnoot262
 
Moet ghy singhen voort een vrolijck lietgen.
De boerinne singht een lideken op de voyse: Het souder een maghet ter heyden gaen.
 
Het ghinck een maechdeken door het wout
265[regelnummer]
Jae hoeden hare schapen;
 
Dies haer ontmoeten een knaepjen stout, Ga naar voetnoot266
 
Die badt om een byslapen.
 
 
 
Sy seyde: ‘Nu knaepjen, laet my gaen,
 
De lammers moet ic weyden;
270[regelnummer]
Ten ware doch niet heel wel gedaen
 
Tonteeren die groen heyden.’
 
 
 
Hy wierpet maechdeken int groen gras
 
Met een soo fieren moede
 
En haesten hem tot zijn werc heel ras,
275[regelnummer]
Dies hy hem lustich spoede.
 
 
 
‘Knaepjen, laet staen, siet wat ghy doet,
 
Ic salt de heeren claghen’.
 
Ga naar margenoot+Maer doen hy in zijn werc had moet,
 
Creech sy selfs me behagen.
 
 
280[regelnummer]
Nu raad ic alle knaepiens dan,
 
Die daer soo gheerne minnen,
 
Dat sy niet eer daer scheyden van,
 
Voor datse raecken binnen.
Dander
 
Dats een goet eynt en een goet beghinnen;
285[regelnummer]
Ic brengt u wt minnen, want de keel is drooghe.
[pagina 83]
[p. 83]
Deen
 
Hay, de paden groenen, den dijck wort hooghe, Ga naar voetnoot286
 
Wy keeren na tbetooghe den hasepat in.
Dander
 
Het gheldet u dan, eens ghedroncken waerdin;
 
Tis een goet ghewin, wy moeten vrolijck wesen.
Wardinne
290[regelnummer]
Het is gheseydt op zijn Vries midts desen:
 
Een soentgen ghepresen niemant achterhaelt.
Deen
 
Wie weet, wie noch dit ghelaechsken betaelt!
 
Laet ons onghefaelt slechts vreucht bedrijven. Ga naar voetnoot293
Den boer
comt mismoedich wt
 
Waer droes mach dat vertwijfelt wijf blijven! Ga naar voetnoot294
295[regelnummer]
Heb ick niet reden om kijven, of worden gram?
 
Ic salt haer vergelden, ic wou sy maer quam.
 
O Griet achterlam, is dat te merct ghegaen? Ga naar voetnoot297
 
Wat al proffyten moetse nu hebben ghedaen!
 
Twaer wel om seer saen achter wt te varen.
300[regelnummer]
Jesus, Jesus, wat heb ick doch al bezwaren;
 
In hondert jaren noyt man had sulc verdriet!
 
Ga naar margenoot+Is my niet overlast vande soldaten geschiet?
 
En nu sou Griet int winnen haer quyten.
 
Ic sorch, datse thuys brengt geen dry mijten; Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
Soudet my niet spijten? Waer machse zyn?
 
Ic sorch te biere oft te wijn.
 
Flus comtse fijn ende vrolicken thuys. Ga naar voetnoot307
 
Heere Godt, wat heb ic in myn hert een cruys!
[pagina 84]
[p. 84]
 
Ic moetet dees weerdin vragen sonder schromen.
310[regelnummer]
Segt buerwyf, hebdy mijn wyf niet vernomen? Ga naar voetnoot310
Wardinne
 
Stracx isse ingecomen, eerst op staenden voet. Ga naar voetnoot311
Boer
 
Dacht ickt niet wel, dat heur doch halen moet
 
Den nicker onsoet en slepen met den haere! Ga naar voetnoot313
 
Seyd'ic niet datse erghens te biere waere?
315[regelnummer]
Dat haer de maere ry met den tuyten! Ga naar voetnoot315
 
Ou, Griet, Griet, comt stracx hier buyten! Ga naar voetnoot316
 
Zijn dat dingen, die stuyten, die ghy bedriift? Ga naar voetnoot317
Wardinne
 
Vrient comt binnen, voor deure niet en kijft;
 
Coemt by de luyden en spreect met bescheet. Ga naar voetnoot319
Deen
320[regelnummer]
Wel huysman, wy doen u vrouken geen leet;
 
Ic wildat ghyt weet, eens ghedroncken voor al.
Boer
 
Ist de manier, dat de vrou te biere gaen sal?
Dander
 
Neen, maer niet alsoo malle te callen! Ga naar voetnoot323
Boer
 
Seght Griet, waer ist ghelt doch van allen,
325[regelnummer]
Dat ghy hebt vercocht?
[pagina 85]
[p. 85]
Ga naar margenoot+
Boerinne
 
Het ghelt vande boter is al doorghebrocht
 
Met dit soet geselscap en de melc ghestort.
Boer
 
Dacht ick niet wel so te wesen begort? Ga naar voetnoot328
 
O Griet, ghy wort noch wel heerlic ghesleghen. Ga naar voetnoot329
Boerinne
330[regelnummer]
Tis gheen noot, daer set ick mijn deucht teghen; Ga naar voetnoot330
 
Noyt was ic verleghen om een ouden grijs. Ga naar voetnoot331
Deen
 
Jae moeyer, dat sal wesen de beste wijs;
 
Ghy behaelt noch prijs vanden ouden trawant. Ga naar voetnoot333
Dander
 
Wel boer, dunct u gelt te comen inde hant,
335[regelnummer]
Mits ghy door onverstant tgeselschap verstoort? Ga naar voetnoot334-5
Deen
 
Wilt ghy u wijf hebben boer, rechtevoort Ga naar voetnoot336
 
Soo moet ghy, alst behoort, ons ghelach betalen
Dander
 
Voort, voort, hontsfot sonder langer te dralen,
 
U wyf moet mede, al soudy worden onstelt. Ga naar voetnoot339
Weerdinne
340[regelnummer]
Nu, nu, gasten, den Huysman niet seer en quelt; Ga naar voetnoot340
 
Hy sal dit ghelt wel seer gheerne gheven.
[pagina 86]
[p. 86]
Boer
 
Wat gaet het u aen, seght valscher teven, Ga naar voetnoot342
 
Hoe salt noch even met u hier nu zijn
Weerdinne
 
Wel vrient, dus prats niet, ic spreke voort mijn, Ga naar voetnoot344
345[regelnummer]
Want bier en wijn hebben sy tsamen ghepoyt. Ga naar voetnoot345
Boer
 
Och vrienden, ick hebbe niet, gy hebt my beroyt Ga naar margenoot+
 
En geldeloos gemaect als bleeck voor desen.
Deen
 
Ten baet niet, dit ghelach moet betaelt wesen;
 
Segt Keesgen vesen, dock op, of ghy moet met. Ga naar voetnoot349
Boer
350[regelnummer]
Nou wel, ick sal.
Dander
 
Weerdinne, maect ons de rekeninghe net;
 
Met cort opset betaelt den boer het gelach. Ga naar voetnoot352
Weerdinne
 
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, vier vanen, men mach Ga naar voetnoot353
 
Niet gaen met gerekent lach, 2 sal ic goet schryven, Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
Eenen schellinck de vaen tot mynen gherijven,
 
Aen bier sal blyven 27 stuyvers int gheheel. Ga naar voetnoot356
Boer
 
Is het bier soo dier?
Waerdinne
 
Het is Rotterdammer, dat cost iuyst so veel. Ga naar voetnoot358
[pagina 87]
[p. 87]
 
Van binnen moet ic hebben 2. gulden, 1. stuyver, Ga naar voetnoot359
360[regelnummer]
Want sy hebben den cost opgebanct al suyver; Ga naar voetnoot360
 
Noch 12. stuyv. van een kanne wijns voorwaer;
 
Dit te hoope ghetelt, dat maket dan maer.
 
Juyst allegaer vier Carolus guldens even. Ga naar voetnoot363
Boer
 
Daer is het ghelt, wilt dry stuyv. weder geven.
Weerdinne
365[regelnummer]
Dats voor de caerte, die was niet gheschreven; Ga naar voetnoot365
 
Huysman verheven, ic danc u hertelijcken seer.
Deen
 
Ga naar margenoot+Adieu waerdinneken!
Waerdinne
 
Adieu goede gasten, comt doch haest eens weer,
 
Als gy sulcke buyt meer hebt tsaem vercregen.
Boer
370[regelnummer]
Ick wil wel, dat mijn ghelt u niet sal verwegen; Ga naar voetnoot370
 
My dunct te degen, ghy wel rekeninghe hout.
Dander
 
Alsoo moestmen hebben dien ouden rabout; Ga naar voetnoot372
 
Hem is wel geclout tgelt wt der tassen. Ga naar voetnoot373
Deen
 
Dus moeten wy sien yemant meer te verrassen,
375[regelnummer]
Loopende langs der gassen, boer kijct de hielen. Ga naar voetnoot375
[pagina 88]
[p. 88]
Boer
 
Gaet nu vry deur, ghy luysighe fielen; Ga naar voetnoot376
 
Een galghe ghy beyden noch beschijten sult. Ga naar voetnoot377
Den boer
teghen zyn wyff
 
Maer Griete!
Boerinne
 
Wel Kees?
Boer
 
En is dit immers niet altemael uwe schult,
380[regelnummer]
Dat ic onverdult word geplaegt aen alle enden? Ga naar voetnoot380
 
Ay Griet, Griet, dat u de droes moet schenden! Ga naar voetnoot381
 
Gewaer werdent u lenden, o ghy oolijcke teeff, Ga naar voetnoot382
 
Of het sal schade wesen, dat ick leeff.
Boerinne
 
Om u quade woorden ick niet veel en gheeff,
385[regelnummer]
Ay lieve neeff, nau schier twee boonen. Ga naar voetnoot385
Boer
 
En zyn wy niet daer quyt twintich croonen,
 
Ga naar margenoot+Boter en melc, seght stuck vlees seer erch? Ga naar voetnoot387
 
Ja en dan noch vier gulden inde herberch;
 
Hoe soude een mensch dit connen verdraghen?
[pagina 89]
[p. 89]
Boerinne
390[regelnummer]
Ic gaff die, om u te beschutten voor slaghen,
 
Want met uwen behaghen isset hun ghetelt; Ga naar voetnoot391
 
Het was doch immers onser beyden gelt;
 
Sydy daerom ontstelt, ic had u liever laten slaen. Ga naar voetnoot393
Boer
 
Jae en dan haddense soo te wercke ghegaen,
395[regelnummer]
Om ossen, koeyen en schapen mede te nemen,
 
Soeckende ons van alle goederen te ontvremen Ga naar voetnoot396
 
Daer nae onse huys ghesteken inden brant!
Boerinne
 
Hieromme gaf ick hun t'ghelt inde hant,
 
Mits dat wy onse pant mochten behouwen. Ga naar voetnoot399
Boer
400[regelnummer]
Waerom gingt ghy doen als de lichte vrouwen,
 
In de taveerne ons gelt en goet verdrincken bly?
Boerinne
 
Maer Keesgen vaer, ic ghincker maer voorby;
 
Sy hebben doen my daer inne ghetoghen. Ga naar voetnoot403
Boer
 
Griet, ic weet dat het altemael is loghen;
405[regelnummer]
Selfs sydyer ingevlogen als een duyf int slach. Ga naar voetnoot405
Boerinne
 
Tis wel, tis wel, ic droncker al vry ghelach,
 
Hadt ghy, ouden saggelaer, my niet comen halen; Ga naar voetnoot407
 
Doen dedense u het heele ghelach betalen;
 
My dunct sonder falen, sy hadden geen ongelic.
[pagina 90]
[p. 90]
Ga naar margenoot+
Boer
410[regelnummer]
Met reden, dat ick nae mijn wyff kijck; Ga naar voetnoot410
 
Soumen dus worden rijc, Jae achterwt varen!
Boerinne
 
Ay sacht gesouten, ghy bytse seker gheen blaren. Ga naar voetnoot412
 
Men moet somtijts vergaren om wesen soet Ga naar voetnoot413
 
En sulcken vrouken als ic haer willeken doet.
Boer
415[regelnummer]
Wat seghdy daer?
Boerinne
 
Niet, dan dat de mannen de vrouwen gerieven.
Boer
 
En doen ickt niet? Ga naar voetnoot417
Boerinne
 
Ja, tot uwen believen!
 
Ic sou wel meer segghen, maer dat blijft int vat.
Boer
 
Hebt ghy ghebreck?
Boerinne
 
Ic segh u immers dat:
420[regelnummer]
In dorp noch stadt wort dit van vrouwen geleden. Ga naar voetnoot420
Boer
 
Soo, soo, hout ghy u noch te onvreden?
 
Of hebdy heden quaet te doen genomen voor? Ga naar voetnoot422
[pagina 91]
[p. 91]
Boerinne
 
Dan soudy u vrouwe helpen en doen na behoor,
 
Soo soude ic drasbroec gheen ander soecken. Ga naar voetnoot424
Boer
425[regelnummer]
Gans lijden, pots darmen, ghy doet my vloecken; Ga naar voetnoot425
 
Voorwaer, u herssebecken salt ontgelden noch!
Boerinne
 
Wel, siet nu eens desen lieven hang-gat doch Ga naar voetnoot427
 
Ga naar margenoot+Wort quaet och, om de waerheyts verwijten. Ga naar voetnoot428
Boer
 
Griet zwijcht, of ic sal u voort backus smijten; Ga naar voetnoot429
430[regelnummer]
Ghy droncken seughe, derfdy spreken, zwijn?
Boerinne
 
Beghint ghy eens, ick staen mede voort mijn.
 
Wat sal dit noch zyn, seght vercleumden boer?
 
Ghy dwingt my niet, of de droes met zyn moer; Ga naar voetnoot433
 
Ick wilde loer, dat ghy thert hadt en beghost. Ga naar voetnoot434
Boer
435[regelnummer]
Hou daer en daer, aldus wort ghy opgedost. Ga naar voetnoot435
Boerinne
 
Ghy ouden rabout, sult ghy vrouwen slaen? Ga naar voetnoot436
 
Ick sal my seer saen wel te weere stellen.
 
Ghy en sult my nu niet langher quellen;
 
Met slaghen byder ellen com ic u weer te keer. Ga naar voetnoot439
Boer
440[regelnummer]
Hout op Griet, hout op, en slaet my niet meer;
 
De ribben doen my seer, want gy vinnich slaet.
[pagina 92]
[p. 92]
Boerinne
 
Wel doch waeromme maect gy my dus quaet?
 
My met vreden laet, wilt van ghekijf sussen!
 
U en de duyvel bant ick beyde wel opt kussen, Ga naar voetnoot444
445[regelnummer]
Eermen de moet sou blussen, so u wort verhaelt. Ga naar voetnoot445
Boer
 
Bylo Griet, het sal noch worden betaelt,
 
Morghen onghefaelt, of alst comt te pas.
Boerinne
 
Ick wilde datter anders gheen werck en was,
 
Dan sulcken Kees hang-tas te benieren. Ga naar voetnoot449
Boer
450[regelnummer]
Ga naar margenoot+Ghy hebt een quaet backus.
Boerinne
 
Kees, ick en begheere u niet te vieren; Ga naar voetnoot451
 
Ick wou de gieren u al hadden verscheurt.
Boer
 
Griet, Griet, het wert seer haest u beurt;
 
Ick wed, ghy betreurt dit, soo ick meens.
Boerinne
455[regelnummer]
Hebdy het herte, soo beghint dan eens;
 
Ick ducht, meer geweens sal u als my naken.
 
Ick sal u dat aensichte noch so vermaken, Ga naar voetnoot457
 
Dat ghy sult raken inde pottebanck opt lest. Ga naar voetnoot458
[pagina 93]
[p. 93]
Boer
 
Ghy doet, wat ghy wilt. Ga naar voetnoot459
Boerinne
460[regelnummer]
Dat ghy sult zwijghen raed ic u voort best;
 
Broeyt den hennen-nest, gy wilt niet wercken. Ga naar voetnoot461
Boer
 
Hoe ringhelt my nu dit beseten vercken! Ga naar voetnoot462
 
In alle percken rout my, dat ick u nam. Ga naar voetnoot463
Boerinne
 
Dat is waer, doet het niet Jan achterlam? Ga naar voetnoot464
465[regelnummer]
Die daer quaetst me toe quam, was ic ochermen, Ga naar voetnoot465
 
Ouden, couden grysaert, die niet cunt verwermen,
 
My, die int kermen ben suIck vreuchdich wijff.
Boer
 
Ghy zyt een vileynige sack in al u bedrijff; Ga naar voetnoot468
 
Ick wou, de droes u lijff had tAken gevoert! Ga naar voetnoot469
Boerinne
470[regelnummer]
Ick rade u, dat ghy den beck wat snoert;
 
U niet en roert aen mijn zeer wat te veel, Ga naar voetnoot471
 
Ga naar margenoot+Oft ghy crijght noch soo lustich u deel,
 
Jae raect gheheel in seer zwaren verdriet.
Boer
 
En sal ick u dan doen zwyghen niet?
475[regelnummer]
Ick wedde Griet, ten sal zyn gheen jock!
 
Her, her, hier vinde ick eenen effen stoc,
 
Ay, vuyle maroc, nu wordy afgesmeert. Ga naar voetnoot477
[pagina 94]
[p. 94]
Boerinne
 
Daer en ben ic met allen niet voor verveert;
 
Ic draey om den steert en laet u achter kycken.
Boer
480[regelnummer]
Tsa, tsa, nu can sy my qualic ontwycken,
 
Het ghelt u, nu suldy rechtsinnich becoopen. Ga naar voetnoot481
Boerinne
 
Het is best, dat ic my stelle aent loopen,
 
Want den ouden doopen can niet volgen na. Ga naar voetnoot483
Boer
 
Crych ic u niet, dat sal wesen schae.
 
FINIS
margenoot+
B 8v
voetnoot1
moest moet (vg. ook r. 73, 259)
loeren beetnemen
voetnoot1
betrapen vangen, te pakken nemen
voetnoot2
der indien inderdaad een genitief bedoeld is, zal men haar in verband moeten brengen met groep V van Stoett Syntaxis, 3e dr., par. 167, bl. 109 (macht krijgen over) slim gemeen
voetnoot3
En die (?)
haer dat. plur. (vg. Franck, 2e Aufl., par. 213, S. 180)
grooter dat. sing. van het vrouw, gebruikte
rumoer (of comparativus pro positivo (vg. Stoett Syntaxis, 3e dr., par. 155?)
voetnoot5
opdecken toedienen, t.w. slagen.
voetnoot8
onghelyck of even hoe of wat dan ook
margenoot+
C 1r
voetnoot11
reael munt ter waarde van 20 stoters (een stoter = 2 1/2; stuiver)
stucken van vieren munt ter waarde van vier schellingen (?)
voetnoot16
flus zo juist, daareven.
voetnoot19
myt munt van ongelijke, maar zeer kleine waarde, t.w. een gedeelte van een penning
voetnoot20
snoes-haen opschepper
recht verbeterd uit reecht
voetnoot22
halve en heelen t.w. kannen, stopen of vanen
margenoot+
C 1v
voetnoot24
verveelen verdrieten
wanderen rollen
voetnoot28
schoyen er op uit trekken.
voetnoot29
poyen drinken
voetnoot30
wtroyen samenst. v. rooien (v) in WNT, dus: plunderen (?)
voetnoot31
advantage voordeel
voetnoot33
voort verderop
voetnoot35
vg. Cats 1, 288a: ‘De ronde schyven, Waer voor men boter koopt’ en Tuinman 1, 72: ‘Voor geld koopt men de boter’, dus: is het goed, courant, of voldoende geld?
margenoot+
C 2r
voetnoot40
rade raad aan, stel voor
voetnoot42
staen zie voor deze vorm Lubach par. 108
voetnoot43
seer lees weer (?), of = stellig, t.g.s. = zeker bijtijds.
voetnoot44
sick zeg ik
voetnoot48
blijft daer buyten απο κοινου bij Wildyt niet segghen en maect ghy hier rumoer (?), of te lezen: Als vuylste der guyten, enz. (vg. voor het achterwege blijven van als in soortgelijke gevallen Stoett Syntaxis, 3e dr., par. 12)
voetnoot49
guyt booswicht
voetnoot50
vertwyffelden gewetenloze, Godvergeten
voetnoot51
Of ik zal Uw deur intrappen
voetnoot55
daer blyven van u veeren lees: of anders blijven er van U veren (?), versta: U zult veren moeten laten (vg. ons ‘een veer laten’ en Sartorius ‘Ghy sulter van u veeren moeten laten’ (?) of: er blijven (slechts) veren van U over (?).
margenoot+
C 2v
voetnoot57
en verb. uit een
voetnoot59
langt geef
voetnoot65
finantie maken geld opnemen, schulden maken.
margenoot+
C 3
voetnoot72
Zie voor de uiteenlopende waarden van een kroon WNT VIII, 1, 348-9
voetnoot73
blanck munt ter waarde van driekwart stuiver of zes duiten
voetnoot80
prologhe inleiding
voetnoot83
compassie mededogen.
margenoot+
C 3v
voetnoot92
webben hier = spinrag, dus: niets (?)
voetnoot93
bevroyen menen
voetnoot95
DANDER, verb. uit BOER
voetnoot98
becant zonder twijfel.
voetnoot101
wichtich het volle gewicht hebbende (dus niet afgesleten of gesnoeid)
voetnoot102
Voor dit geval (d.w.z. nu het afgeperst geld betreft) kan het er wel bij door
voetnoot103
zweren pijn doen
voetnoot104
het travailleren de inspanning, moeite
margenoot+
C 4r
voetnoot105
moeyer moeder
voetnoot106
over voet terstond, bancken fuiven
voetnoot108
blancken zie r. 73
voetnoot114
hebbes zie voor de gen. (hier nader verklaard door van als (= alles), dat ghy begheert), Stoett Syntaxis, 3e dr., par. 170
voetnoot115
Rotterdammer, zie over dit eertijds beroemde bier WNT XIII, 1465
voetnoot115
steert, het onderste uit de ton.
margenoot+
C 4v
voetnoot123
pranghen kwellen
huysman boer
voetnoot126
versint opvat
voetnoot127
bevint bevind het
onlijdelijck ondraaglijk
voetnoot128
ic sal me (= mede) soon (= zoden)
brengen aende dijc ik zal ook iets van betekenis bijdragen
voetnoot130
haest gauw
voetnoot131
vg. ons ‘veel voeten in de aarde hebben’, veel moeite en zwarigheid opleveren
voetnoot132
door lees voor (?) int eindigt
plenghen uitgieten
voetnoot133
soomen dan beschout,??.
voetnoot134
doen zie voor deze vorm Lubach, par. 106
voetnoot135
menichfout veel meer
voetnoot137
voren te comen te boven te komen, t.w. het verlies van de 20 kronen (?)
voetnoot139
vrome voordeel
voetnoot141
haest snel
voetnoot142
Avous proost
voetnoot142
buys vriendin (zie WNT op BUIS (II)
margenoot+
C 5r
voetnoot147
brengh ic u drink ik op Uw gezondheid
voetnoot148
wachter beantwoord in dank (Uw heildronk) met
doen bescheet (hetzelfde als wachten), beantwoorden.
voetnoot151
ghelatte (= gladde)
caert nieuw spel kaarten
voetnoot152
om 't gelach te vinden om uit te maken, wie het gelag zal betalen
voetnoot154
ontbinden hier = verstrekken (?)
voetnoot157
op een haertgen heel nauwkeurig
voetnoot158
effen juist, precies
een paertgen een halve vaan (2 pintjes)
voetnoot162
toneelaanw.: verschiet schudt (vg. Sewel: to shuffle the cards, de kaart verschieten)
gheven uitdelen
margenoot+
C 5v
voetnoot164
haest snel
voetnoot165
mert treuzel.
voetnoot167
heb lustighen rom (= roem), heb een mooi stel kaarten in handen
voetnoot168
Non fortse het doet er niet toe ick looper mede om eig.: ik doe er ook mijn best voor (?), hier: ik heb er ook voordeel van (?), of: ik begeer het ook (?)
voetnoot172
roem zie r. 167
voetnoot173
ghelucx jonnen gunst van het geluk
voetnoot176
Weerdich is die inghehaelt die is de moeite waard om binnen te halen
voetnoot177
onghefaelt zonder twijfel
revenge revanche
voetnoot179
Na de facie betijcht naar het gelaat te oordelen
voetnoot183
Niet voorby te gaen zie voor de inf. pro imperativo Stoett Syntaxis, 3e dr., par. 350, opm. II.
margenoot+
C 6r
voetnoot189
gebrocht zie r. 147
voetnoot191
met deze woorden beantwoordt de boerin de haar gebrachte heildronk
voetnoot192
wachtet zie r. 148
voetnoot193
pronc aarzel, wacht
voetnoot196
Laat ons op elkaars gezondheid drinken
voetnoot197
breng u zie r. 147
voetnoot198
Drink flink door, het moet de kring rond
voetnoot200
Buurvrouw, op Uw welzijn, juist zoals het mij ‘gebracht’ is.
voetnoot201
Ik zal ook flink mijn best doen, t.w. met drinken
voetnoot202
bescheet doen zie r. 148
voetnoot203
back (drink)beker
haest terstond
voetnoot204
ontbeet at
margenoot+
(C 6v)
voetnoot206
schoven eten
voetnoot210
Avous zie r. 142
voetnoot214
u ghebrocht zie r. 147
voetnoot215
Zijt ghy enz., Indien gij... zijt
voetnoot216
bequaem aangenaam.
voetnoot219
verschoonen hier = aflossen (?), vg. r. 128-9
voetnoot221
jeuchden jonge mensen
voetnoot222
ghilde fuifnummer, zwierbol
margenoot+
(C 7r)
voetnoot226
ondeuchden deugnieten
voetnoot228
te baet comen helpen
voetnoot231
orbooren genot
voetnoot236
slechtgen onnozele bloed.
voetnoot237
coeckoecx papegay sukkel (?) (naast horendrager en overspeler heeft koekoek ook deze bet.).
papegay omdat hij te veel praat over zijn intieme ervaringen (?)
voetnoot242
milde vaak of: licht, gemakkelijk (?)
voetnoot251
opt ronst oprecht.
margenoot+
(C 7v)
voetnoot262
om te houden accoort om de stemming er in te houden (?)
voetnoot266
Dies l. daer (?).
margenoot+
(C 8r)
voetnoot286
toespeling op de oplopende rekening (?)
voetnoot293
onghefaelt zonder mankeren
voetnoot294
vertwijfelt zie r. 50
voetnoot297
achterlam gewoonlijk in de verbinding Jan achterlam, een benaming voor een sukkel (vg. voor de oorsprong o.a. Veeld. Gen. D. 159: ‘(Dronkaards) al zijnse versleten, Achter lam, ende oudt van Jaeren’)
margenoot+
(C 8v)
voetnoot304
sorch vrees
myten zie r. 19
voetnoot307
Flus aanstonds.
voetnoot310
vernomen gezien
voetnoot311
stracx daarnet
op staenden voet een ogenblik geleden
voetnoot313
nicker duivel
met bij
voetnoot315
mare nachtelijke kwelgeest (vg. ons nachtmerrie), die de mensen rijdt, d.i. een benauwd, drukkend gevoel geeft
met den tuyten (= haarvlechten), de hippomorphe kwelgeesten stelde men zich wel voor met gevlochten manen (vg. Hwb. d. d. Abergl. V, S. 1510) of moet men op grond van r. 313 aan de ‘tuyten’ van de boerinne denken (?)
voetnoot316
stracx zie r. 311
voetnoot317
stuyten deugen
voetnoot319
met bescheet verstandig
voetnoot323
te callen zie voor de inf. pro imperativo Stoett Syntaxis, 3e dr., par. 350, opm. II.
margenoot+
D 1r
voetnoot328
begort bezwaard.
voetnoot329
heerlic de emend. v. Van Vloten in deerlic lijkt onnodig: heerlic zal ironisch bedoeld zijn
voetnoot330
deucht flinkheid, dapperheid (?)
voetnoot331
verleghen om hier = bang voor (?)
grijs grijsaard
voetnoot333
trawant schavuit
voetnoot334-5
dunct u enz., meent U geld in handen te krijgen door op dwaze manier hier roet in het eten te gooien
voetnoot336
rechtevoort terstond
voetnoot339
worden onstelt buiten jezelf raken
voetnoot340
huysman boer.
voetnoot342
valscher dat. als bijstelling bij u (?)
voetnoot344
prats brutaal
voetnoot345
ghepoyt gedronken
margenoot+
D 1v
voetnoot349
vesen pruttelaar (?)
voetnoot352
Met cort opset kort en goed
voetnoot353
16 kannen (?) = 4 vanen
voetnoot354
gerekent vereffend
lach gelag
goet tegoed (?)
voetnoot356
blyven overblijven t.w. om te betalen
voetnoot358
Rotterdammer zie r. 115.
voetnoot359
binnen de keuken, dus: wat uit de keuken verstrekt is, t.w. de salaet, vg. r. 205
voetnoot360
opgebanct opgegeten
al suyver geheel en al, volledig
voetnoot363
Carolus guldens zilveren munten van 20 stuivers, voor het eerst in 1542 geslagen
voetnoot365
gheschreven genoteerd
margenoot+
D 2r
voetnoot370
verwegen eig.: te zwaar wegen, dus hier: opbreken, berouwen, t.w. omdat ze zoveel heeft gerekend
voetnoot372
rabout schelm
voetnoot373
geclout geroofd
voetnoot375
gassen straten
boer kijct de hielen de boer kan er voor opdraaien (eig.: boer, kijk naar onze hielen, gezegd wanneer zij aftrekken, er vandoor gaan na hem te hebben opgelicht).
voetnoot376
fielen schooiers
voetnoot377
Ge zult de galg nog bespotten, maling hebben aan de galg; de spreekwoordelijke uitdrukking ‘De galg beschijten’ is in beeld gebracht door Pieter Brueghel De Spreekwoorden (Kaiser Friedrich-Museum, Berlijn), vg. J. Grauls De Spreekwoorden van Pieter Brueghel den oude (Antwerpen z.j.), bl. 11, No. 80; volgens de laatste zou de zegswijze oorspr. ook betekend hebben ‘hij geraakt aan de galg, hij zal nog gehangen worden’ (o.a. in De Gewaande Weuwenaer 3, 9). Is dit juist? En is deze betekenis dan wellicht ook in onze klucht toegepast?
voetnoot380
onverdult (= onverduldig), onverdraaglijk
voetnoot381
droes duivel
moet moge
schenden in het verderf storten
voetnoot382
oolijcke beroerde
voetnoot385
neeff wrsch. hier = zot (het ‘neefken’ in de rederijkersspelen was vaak een zot), in elk geval ongunstig
nau nauwelijks
schier ongeveer
margenoot+
D 2v
voetnoot387
erch kwaad.
voetnoot391
behaghen goedvinden
voetnoot393
ontstelt zie r. 339
voetnoot396
ontvremen beroven
voetnoot399
pant have
voetnoot403
doen toen
ghetoghen getrokken
voetnoot405
slach knip
voetnoot407
saggelaer zanik.
margenoot+
Dr 3
voetnoot410
naar...kijck let op, in de gaten houd
voetnoot412
sacht gesouten (vg. slap gezouten, Cats 2, 44a) sul, sukkelaar
blaren byten kwaad doen
voetnoot413
vergaren gezellig bijeen zijn (of = coire (?))
wesen soet het naar zijn zin hebben, gelukkig zijn
voetnoot417
tot uwen believen uitsluitend volgens eigen begeerte (?) of (ironisch) om U te dienen, alsjeblieft! (?)
voetnoot420
geleden verdragen, geduld
voetnoot422
genomen voor voorgenomen.
voetnoot424
drasbroec sul
voetnoot425
Gans lijden en pots darmen bastaardvloeken (Gans en pots zijn vervormingen van Gods)
voetnoot427
hang-gat (verb. uit hang-hat), lummel
margenoot+
D 3v
voetnoot428
waerheyts zie voor de s Kolthoff, par. 44
voetnoot429
smijten slaan
voetnoot433
dwingen in toom houden, bedwingen
voetnoot434
loer loeris
voetnoot435
opgedost afgeranseld
voetnoot436
rabout schelm
voetnoot439
byder ellen in overvloed.
voetnoot444
U en de duivel zou ik beide wel baas worden (zie voor de uitdrukking ‘de duivel op een (of het) kussen binden’ WNT op DUIVEL en KUSSEN)
voetnoot445
de emendatie van men in me (WNT III, 2, 3618) verdient geen aanbeveling
moet drift, woede
voetnoot449
hang-tas vg. hang-gat (r. 427), tas wordt overigens gewoonlijk voor een vrouw gebezigd
benieren vervorming van manieren (vg. benist uit mennist, enz.), mores leren
margenoot+
D 4r
voetnoot451
vieren sparen, ontzien
voetnoot457
vermaken toetakelen
voetnoot458
raken inde pottebanck er slecht aan toe zijn.
voetnoot459
Doe maar, wat je wilt!
voetnoot461
Broeyt den hennen-nest doe je mannelijke plicht (?), of (broeyt intrans.:) Indien..., dan wil je niet.... (?)
wercken Veneri operam dare (?)
voetnoot462
ringhelt ringeloren
voetnoot463
In alle percken in elk opzicht
voetnoot464
doet het niet is het niet zo
Jan achterlam zie r. 297
voetnoot465
Die daar het slechtst vanaf is gekomen, was ik helaas
voetnoot468
vileynige sack gemeen kreng
voetnoot469
droes duivel
Aken de stad der zotten (?), vg. WNT II, 1, 12
voetnoot471
Tast niet te veel in mijn zwak
margenoot+
D 4v
voetnoot477
maroc zot.
voetnoot481
suldy lees suldyt (?)
rechtsinnich flink
voetnoot483
doopen (= duipen) sukkel.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Een cluchte van d'een ende d'ander twee soldaten, eenen ouden boer met een jonge boerin zijn wijff ende een aerdige weerdin


auteurs

  • Gerrit Hendricksz. van Breughel


organisaties

  • Wit Lavendel