Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Gids. Jaargang 15 (1926-1927)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Gids. Jaargang 15
Afbeelding van De Vlaamsche Gids. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Gids. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.19 MB)

ebook (3.84 MB)

XML (1.26 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Gids. Jaargang 15

(1926-1927)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 36]
[p. 36]

[Zes sonnetten]

In Memoriam Patris

 
O, Vader die mijn eerste glimlach zaagt,
 
En leefdet toen van vaderlijk verlangen,
 
Waarom heb ik U stervend niet geschraagd
 
En van uw hart den laatsten zucht ontvangen?
 
 
 
Gelukkig kind, dat door zijn daden draagt
 
Den gloed, in uw gebroken blik bevangen,
 
Het weiger woord dat aan uw mond bleef hangen
 
En zwijgend naar uw kindren heeft gevraagd.
 
 
 
Ik zie U steeds in 't koele doodsgewaad,
 
Omtogen door een mist van blanke doomen,
 
Gekomen uit de rust van uw gelaat.
 
 
 
Ge ligt in sluimer, heel alleen, te droomen...
 
Ik staar, ik luister of ge zeggen gaat
 
Het woord dat ik verwacht, maar nooit zal komen.

Januari 1926.

Chrysanten

 
Aanschouw die kil ontzielde bloemen kwijnen,
 
En treurend in den matten mist vergaan.
 
Chrysanten, stram als kronen van robijnen
 
Die waterglanzen op hun donkre blaân.
 
 
 
En druipend dringt de zon met vluchtend schijnen
 
Doorheen de regens die ze zweepend slaan,
 
Als hadden arme bloemen om die pijnen
 
Aan zon en zomerliefde leed gedaan.
[pagina 37]
[p. 37]
 
Chrysanten, om den lust niet uitverkoren
 
Als lente en licht op andre bloemen lacht,
 
 
 
Uw droeve luister tooit hun doode pracht,
 
Die praalde vóór uw weedom was geboren.
 
 
 
Want al wat komt moet eens met scheiden boeten,
 
Daar zij, de schoonsten eerst, ook sterven moeten.

Muziekstoet

 
Daar komt muziek! En langs de lentelaan
 
Verschijnt, met zon en wind, een korte stoet,
 
Met bonte pluimen op den zilvren hoed,
 
En fijne fijfervreugd en wapperende vaan.
 
 
 
En stap en stapdeun groeien stappend aan,
 
Gedreven op den zwier en op den gloed
 
Der harmonij van 't regelmatig gaan,
 
Die alles één-bewogen dansen doet.
 
 
 
Sonnetten zijn als spelende fanfaren,
 
Die stappen op kadans van liefde en leven.
 
 
 
Hun maat is 't bonzen van mijn hart gegeven,
 
Dat in hun rangen rijst als dansgebaren.
 
 
 
Ge zijt van mijne vrome vreugd, sonnetten!
 
Van mijn geluk, de juichende trompetten!

3 Februari 1926.

[pagina 38]
[p. 38]

Libellen

 
Gij ranke libels die van lichtheid zweeft,
 
En zwerft in bloemengeur en zonnestralen.
 
Om wie de glans haar tooverkransen weeft,
 
Die rond uw kroon als kleine zonnen pralen,
 
 
 
't Geheim der babbelende bronnen leeft
 
En zingt voor U. Het stort uit zilvren schalen
 
Een waterval van diamant, die beeft
 
Van duizend kleuren, die uw vleuglen malen.
 
 
 
Als libels zijn mijn teederste gedachten,
 
Bewogen op fluweelen zonneschijn
 
Van mijn omkransende verbeeldingskrachten.
 
 
 
En van de weelde mijner liefdebron
 
Ontvangen zij hun lust, zoolang er zon,
 
En al wat zich in zon verheugt, zal zijn.

8 Februari 1926.

De Nacht

Voor Lieveken.
 
De nacht is open, 'k zal mijn oogen sluiten.
 
Dan legt de maan met zachte huiveringen
 
Gerust haar glans op mij, en hoor ik buiten
 
De wandelende stilte duidlijk zingen.
 
 
 
Ik zal met glinsterende riemslagkringen,
 
Op droommeer drijven in kristallen schuiten,
 
Tot vroege vogels uit hun nesten springen
 
En zwingenfladdrend naar den morgen fluiten.
[pagina 39]
[p. 39]
 
Wanneer ge zwijgend over mij gebogen,
 
Den zegen van uw zachten blik laat glijden,
 
 
 
Kan ik me blind en sprakeloos verblijden
 
In d'eindelooze weelde van uw oogen.
 
 
 
Want als uw blikken in mijn lach vergaan,
 
Zal weer een dag van liefde levend staan!

11 Februari 1926.

Droomen

Voor Lieveken.
 
Ik heb thans droomen die geen droomen zijn,
 
En telkens toch in sluimerslaap verschijnen.
 
Ze stroomen door mijn nacht als maneschijn
 
En sterrenglans, die droom en rust verreinen.
 
 
 
In blanke stralen zwevend, rank en rein,
 
Komt Ze tot mij om nimmer te verdwijnen.
 
O, vrome droomen die geen droomen zijn,
 
Maar een genot van zoete zielepijnen!
 
 
 
Maar even lacht de lucht haar groetenis,
 
En doet de morgen van ontroering blozen, -
 
 
 
Alsof een zware snoer van rose rozen,
 
Op malsch bebloemde horizonten lag, -
 
 
 
Of ik ontwaak en kus den blijden dag,
 
Omdat mijn droom geen droom, maar waarheid is!

Mechelen.

KORNEEL GOOSSENS.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Korneel Goossens


datums

  • januari 1926

  • 3 februari 1926

  • 8 februari 1926

  • 11 februari 1926