Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Gids. Jaargang 21 (1932-1933)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Gids. Jaargang 21
Afbeelding van De Vlaamsche Gids. Jaargang 21Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Gids. Jaargang 21

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.82 MB)

ebook (3.47 MB)

XML (1.23 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Gids. Jaargang 21

(1932-1933)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 121]
[p. 121]

[Vijf gedichten]

Telefoonpalen

 
Naar de einders recht gelijnd,
 
Zoo staan de slanke palen,
 
En of de zonne schijnt,
 
Of grauwe regens stralen:
 
 
 
Steeds pal en onbewogen
 
Gereid naar 't ver verschiet,
 
Zoo zingen ze ingetogen
 
Hun hoog eentonig lied.
 
 
 
In uw standvastigheid,
 
O palen, sterk geplant,
 
Hebt vaak gij afgeleid
 
 
 
Mijn dwalend oog, langs 't wijd
 
En vredig vlakteland
 
Tot in de oneindigheid.

22/7/32.

[pagina 122]
[p. 122]

Aan een Jongen

 
Je bent me lief, zéér lief, o broer!
 
Wellicht heb ik het nooit vermoed
 
Vóór mij je vreugde-trillend woord
 
Den wijn goot van je blij gemoed.
 
 
 
Je ziel was steeds zoo stroef en toe,
 
- Grijs landschap, waar 'k geen wegen zag. -
 
Hoe bloeide ze als een toovertuin
 
Grootopen in dien zonnelach?
 
 
 
Neen, 'k kenne niet de weelde, die
 
Je met haar gouden licht doorvoer;
 
Maar 'k weet in mij dit nieuw geluk:
 
Je bent me lief, zéér lief, o broer!

17/7/32.

Bede

 
Leer leven mij in liefde
 
en zuiverheid,
 
Leer véchten mij, zoo duister leed
 
me bijt,
 
Leer bouwen mij mijn werk,
 
en, 't lot ten spijt,
 
Leer mij vertrouwen, Heer,
 
altijd, altijd.

18/7/32.

[pagina 123]
[p. 123]

Visioen

 
Toen, in den avond, knalde 't schot
 
en trof hem, den aadlaar,
 
waar hij dreef
 
hoog in de bergen.
 
 
 
Luider dan de echo van den knal
 
kreet hij zijn noodschreeuw, de eenzame adelaar...
 
Het gladde meer zag purperrood,
 
maar rooder was zijn bloed,
 
terwijl hij neerstortte
 
in de bergen.
 
 
 
De honden blaften rauw en woest.
 
Ze sprongen toe;
 
ze grepen hem,
 
ze sleurden hem...
 
In de vallei vond hem de nacht bezwijmd,
 
door jagershand
 
voor dood
 
in biezen mand gesmeten.
 
 
 
Maar toen de morgenzon de toppen kleurde,
 
herleefde 't hart
 
en klopte sneller, sneller;
 
een wilde zindering doorvoer zijn lijf,
 
en hij rees op,
 
de bloedende adelaar.
 
 
[pagina 124]
[p. 124]
 
Ineens, verzaamlend àl zijn kracht,
 
breidd' hij zijn vlerken uit
 
en vloog!
 
Zijn wonden brandden of hij scheuren ging,
 
maar om hem brak de duisternis uiteen.
 
Hij steeg! Hij steeg!
 
Hoe lichtte 't om hem heen!
 
Hier lag zijn berg, ginds wachtte 't nest, reeds zag hij 't meer...
 
 
 
Steeds hooger maar! Zijn trillend lijf
 
was nog één kreet naar ruimte en licht.
 
Een laatste vleugelslag:
 
daar rees hij uit
 
boven de hoogte, en 't zonvuur brandde weer
 
in zijn schoone oogen!
 
 
 
Daar sneed een kreet de stille lucht vaneen:
 
bebloede pluimenklomp,
 
zoo viel in 't glanzend meer
 
de stervende aadlaar.
 
 
 
Eénmaal nog
 
had hij de zon gezien,
 
hoog in de bergen.

16/10/32.

[pagina 125]
[p. 125]

Zomerwoud

 
De rijpe zomer, diep verlangd,
 
Is eindlijk over 't woud gekomen
 
En houdt de weidsche pracht der boomen
 
In vlammende armen vast omprangd.
 
 
 
Er roert geen tak, geen twijg, geen blad...
 
Lijk zuilen, die gewelven schoren,
 
Staan stammen, in elkaar verloren
 
Tot diepten die de blik nooit mat.
 
 
 
Hoe spreidt nu 't woud, de zonnezoon,
 
Zijn glorierijk geweld ten toon!
 
Lijk groene bergen staan de dreven
 
 
 
En al die kruinen, zie hoe schoon
 
Ze 't zonvuur torsen, als een kroon...
 
De zomer orgelt over 't leven!

HERMAN DE CAT.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Herman de Cat


datums

  • 22 juli 1932

  • 17 juli 1932

  • 18 juli 1932

  • 16 oktober 1932