Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Gids. Jaargang 21 (1932-1933)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Gids. Jaargang 21
Afbeelding van De Vlaamsche Gids. Jaargang 21Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Gids. Jaargang 21

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.82 MB)

ebook (3.47 MB)

XML (1.23 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Gids. Jaargang 21

(1932-1933)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 285]
[p. 285]

Boekbeschouwing

Baur, Erwin. - Der Untergang der Kulturvölker im Lichte der Biologie. J.F. Lehmanns Verlag, München; 1 R.M.

De moderne sociologie wordt meer en meer doordrongen door de resultaten van de biologische wetenschappen.

Feitelijk moet het in 1798 verschenen werk van T.R. Malthus als het uitgangspunt beschouwd worden; maar wat zijn we ver van het werk van Malthus!

In geheel andere banen en geheel onafhankelijk van zijn werk heeft de sociologie vorderingen gemaakt door de onderzoekingen van Galton, die statistisch werkte en vooral aantoonde, dat de geestelijke eigenschappen erfelijk zijn.

De philosoof Oswald Sprengler slaakte voornamelijk op grond van geschiedkundige gegevens den wanhoopskreet, die veler oogen opende.

Al die zeer verschillende richtingen leverden ten slotte een resultante op en de theoretische eugeniek ontstond, die leidde tot praktische maatregelen.

Doch tegenover de rassenhygiënische eischen van velerlei aard bleef nog lang de invloed bestaan van tal van verouderde gedachten; en wie eenigszins de feiten wil nagaan moet erkennen, dat wat Sprengler noemt ‘der Untergang des Abendlandes’ nog steeds als een bijna fatale bedreiging blijft bestaan.

Thans zijn we niet alleen door de symptomen van seniliteit onzer beschaving getroffen, maar we weten ook door de geschiedenis en de biologische onderzoekingen dat die symptomen voor niets anders dan seniliteitssymptomen kunnen beschouwd worden.

We weten ook dat hetzelfde lot als Assyrië, Egypte, Griekenland en het Romeinsche rijk ons te wachten staat.

We weten, met absolute zekerheid, dat voor Frankrijk het dalende gedeelte der levenskromme reeds begonnen is en we weten ook, dat voor Midden-Europa, waartoe België wat Vlaanderen betreft zeker, en wat Wallonië betreft zeer waarschijnlijk nog moet gerekend worden, de kromme zich dicht bij het hoogtepunt, misschien wel aan het allereerste begin der daling bevindt.

Maar naast de kennis der ziekte waaraan de Westeuropeesche beschaving lijdt, staat ook de kennis der oorzaken; en hier ligt de eenige gegronde hoop dat de fatale ondergang misschien nog kan vermeden worden.

Wie de oorzaken van een kwaal kent, mag hopen, ze door rationeele maatregelen te genezen. Eilaas is men het over de geneeswijze nog lang niet eens.

Het werk van Baur zal zeker groot nut stichten, omdat het eens te meer in ruimeren kring de aandacht vestigt op den nakenden ondergang en dus ook weer velen er toe brengen zal wat grondiger er over na te denken.

Niet in alle bijzonderheden kunnen we Baur volgen, en hij zal wel meer een abstract redeneerend socioloog wezen dan in het daadwerkelijke leven de feiten na te gaan, wanneer hij zegt: ‘Bij een groot deel van uitgesproken minderwaardigen, vooral bij de massa licht zwakzinnigen en min of meer krimineel aangelegde menschen, bestaat volstrekt geen wensch naar kinderen.’ Zeker heeft Baur gelijk wanneer men dezen zin zoo uit het geheel neemt; maar wanneer men ziet, dat

[pagina 286]
[p. 286]

hij hieraan conclusies vastknoopt, die trouwens door geen statistische gegevens gestaafd zijn, dan moet men er bijvoegen, dat ze er onverschillig voor zijn. Ze wenschen geen kinderen, maar ze wenschen ook niet er geen te hebben: wat komt is er zonder dat er verder eenige zorg aan besteed wordt; integendeel, de Staat, dat zijn de andere menschen, zullen er wel voor zorgen.

Volkomen gelijk heeft Baur wanneer hij nog eens van een biologisch standpunt aantoont, dat ons strafrecht een stuk middeleeuwsche kultuur is en een schande voor onze moderne maatschappij.

Baur stelt eindelijk onze moderne kultuur voor een dilemma: of wel, zegt hij, moet men trachten den Staat in te richten met vernietiging van elke individualiteit, zooals een mierenstaat of een termietenstaat, waar men in Rusland nu naar streeft, of wel moet men de individualiteit van een ieder eerbiedigen, rekening houdend met de gegevens der moderne biologie, voornamelijk de erfelijkheidsleer.

Het lijdt geen twijfel of onze Westeuropeesche beschaving, die voornamelijk steunt op de individualiteit van ieder mensch, kan geen anderen weg volgen en trots het verouderde ‘recht’, moet nolens volens en zal dien weg op- of ten onder gaan.

 

P. VAN OYE.

Dr. L. Knappert. - Willem I, prins van Oranje, een vader des vaderlands. H.D. Tjeenk Willink en zoon. N.V., Haarlem, 1933; 90 blz. in 8o, portret; prijs (geb.) f 1.90.

Na de uitvoerige biografieën die aan Willem den Zwijger gewijd zijn, zooals die van Rachfall en van Blok, kan men van een bondig werkje als het hier behandelde bezwaarlijk verwachten dat het ons veel nieuwe feiten leere. Toch heeft de schrijver, prof. dr. L. Knappert, die in de historische techniek volkomen thuis is, zijn onderwerp aan de bronnen weten te verfrisschen. Het valt op dat zijn nota's veel meer naar oorspronkelijke dokumentatie dan naar werk van voorgangers verwijzen. Nu Willem van Oranje, naar aanleiding van de vierhonderdste verjaring van zijn geboorte, overal herdacht wordt, is dit boekje ook zeer welkom. De leek, die voor uitvoerige werken als de hierboven genoemde terugschrikt, vindt hier zijn gading. Geen overvloed van feiten en data uit die toch al zoo ingewikkelde zestiende eeuw, maar duidelijke belichting van de verschillende zijden van 's Prinsen leven, rol en persoonlijkheid. Voor ons, vrijzinnige Vlamingen, in het bizonder, klinkt een zin als deze wel eenigszins bevreemdend: ‘Ieder weet, hoeveel ellende zijn tweede echt hem heeft gebracht, maar hoe tegelijk deze diepe smart zijn gemoedsleven heeft verdiept, zoodat wij, den gang der geschiedenis op vrome wijze verklarende, zeggen, dat dit huwelijk een middel is geweest, waardoor God hem voor zijn grootsche taak heeft voorbereid.’ Men stelt daarentegen ten zeerste op prijs dat de overtuiging van den schrijver en de warme sympathie die hij voor zijn hoofdpersoon koestert, zijn objektiviteit nooit in den weg staan. Het werk is bovendien in een sierlijke en pittige taal gesteld.

HANS VAN WERVEKE.

A.C. De Zwart: Willem van Oranje. Callenbach, Nijkerk; 198 blz.; f 0,60.

Dit flink volksboek beschouwt den Vader des Vaderlands als den Nederlandschen Macchabeër. Het brengt op uitstekende wijze het zijne er toe bij, opdat Nederland, op den vierhonderdsten geboortedag, zijn Oranje niet vergeten zou, den man, die zijn eigen vaderland verzaakte, zijn stoffelijke grootheid opofferde, om met onze vaderen te leven, te lijden en te strijden, te overwinnen en te sterven, en door zijn staatkundig genie de grondvester van Nederlands vrijheid te worden.

[pagina 287]
[p. 287]

Zeer juist merkt de Zwart op, dat Antwerpen het hem moeilijk vergeven kon, dat hij den hertog van Anjou zoo weinig had doorzien en hem voortdurend in bescherming had genomen, omdat hij niet openlijk met Frankrijk durfde breken. Toen hij in 1583 weder met een Fransche dame (Louise de Coligny) in het huwelijk trad, steeg de ontevredenheid der bevolking zoo hoog, dat Oranje niet langer in Antwerpen wilde blijven en zijn zetel naar Delft verlegde...

J.P.

J. Stamperius. - Het Leven van Willem van Oranje. Met 16 illustraties, 214 blz.; ing. f 1.50; in prachtband: f 2.50. Alkmaar, Gebr. Kluitman.

Werken als dit aantrekkelijk prachtboek, spotgoedkoop uitgegeven, mochten ook bij ons in geen enkele klasbibliotheek van onze lagere, en zeker niet van onze middelbare- en 4e graad-scholen ontbreken. Deze boeiende lectuur van den meester-verteller, die voor een kwart eeuws reeds onze jeugd onweerstaanbaar wist te bekoren, zal inderdaad gretig aftrek vinden.

Willem van Oranje wordt geschetst als strijder voor de vrijheid van de Nederlanden, de Zuidelijke en de Noordelijke, maar tevens als den man van groote verdraagzaamheid op het stuk van godsdienst. Dit geschiedt door den heer Stamperius op zulke wijze, dat de ouderen zijn boek even interessant zullen vinden als zij, waarvoor het wellicht in eerste instantie bestemd werd.

Hoe suggestief, hoe pakkend luiden de titels der 18 markante hoofdstukken (Van zijn ouders gescheiden. De onrust groeit. De storm breekt los. Een gruwelstuk. Allen des doods schuldig. De hopelooze strijd vangt aan. Als de nood op 't hoogst is. Op leven en dood. Voorspoed en nederlaag. De gelukszon rijst. Moordaanslag op den Prins...), zooals men ze nauwelijks op het witte doek weervindt. De auteur is een fijn psycholoog.

J.P.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Het leven van Willem van Oranje


auteurs

  • P. van Oye

  • Hans van Werveke

  • Jozef Peeters

  • over L. Knappert