Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamse Gids. Jaargang 36 (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamse Gids. Jaargang 36
Afbeelding van De Vlaamse Gids. Jaargang 36Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamse Gids. Jaargang 36

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamse Gids. Jaargang 36

(1952)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 61]
[p. 61]

Spiegel van vroeger en nu

1

TELKENS als de natuur haar kleine of grote oorlogen voert tegen de mensen, met behulp van vulkanen, lawines, coloradokevers of ratten, geven de meeste volken verheugende blijken van internationale solidariteit. En dat een zo rijk bedeeld land als Italië ook zo vaak wordt beproefd, is nogmaals bewezen. Ditkeer was het water een te duchten vijand; zo dikwijls dreigen Vesuvius, Etna en Stromboli. In mijn prille jeugd heb ik mijn vader meer dan eens over de ramp van Ischia horen spreken, Ischia, dat lieve eiland waarover zulke aantrekkelijke toeristische vouwbladen bestaan...

Over die ramp vond ik een niet minder boeiend, maar prangend document, daterend van December 1883. In dat rijkelijk met lava overspoelde jaar werd bij Fernand Larcier, de welbekende Brusselse uitgever, een dun en hoog albumpje uitgegeven: ‘Charité, offrande artistique et littéraire de la Belgique aux victimes d'Ischia, de Java et de Battincourt’. In het comité zetelden ook twee Vlamingen, de schrijvers Edm. Mertens en Victor de la Montagne (wiens titel luidde: ‘rédacteur de la Nederlandsche Dicht- en Kunsthalle’). Aan heelwat vooraanstaande figuren had men een paar regels handschrift of tekst, een tekening of een paar notenbalken met muzikale tekens gevraagd. Er ontbreken namen: werden ze vergeten of vergaten ze zelf? In elk geval biedt dit twintigtal verzorgde bladzijden een bonte wemeling van talenten, een haastige doorsnede van hart en geest uit die tijd. Onder de componisten staan Peter Benoit, Karel Miry en F.A. Gevaert broederlijk naast Dupont, Radoux, Samuel en Servais; en er is een tekst van Edouard Fétis. Het illustratief gedeelte, met onderwerpen aan België of aan Italië gewijd, beslaat de helft van het geheel en bevat tekeningen van Karel Buls, Cassiers, Felix Cogen, Henri de Braekeleer, E. de Jans, Paul de Vigne, Albrecht en Juliaan de Vriendt, J. Dillens, Edg. Farasyn, L. Gallait, Theo Hannon, Fern. Khnopff, Mellery, Meunier, Portaels, Eug. Smits, Theodoor Verstraeten e.a.

In de letterkundige afdeling wordt onze literatuur voornamelijk door Conscience en zijn tijdgenoten vertegenwoordigd, terwijl de Frans-Belgische letteren zowel Clesse en Pirmez als de hele bent van de ‘Jeune Belgique’ hadden afgevaardigd. Het gebeurt niet vaak, dat in een zelfde uitgave, Vlaming en Waal, onder en boven elkaar staan in bonte nationale gemeenschap: daartoe moeten in andere landen vulkanen hun parten beginnen spelen.

Er is van Mlle Hélène Swarth een lief Frans liedje, ‘Baptême’, uit de tijd dat Pol de Mont haar nog niet had bekeerd. Op blz. 10, voorbehouden voor ons vorstenpaar Leopold II en Maria-Hendrika, voor de burgemeester van Brussel, Karel Buls, en voor de ministers Rogier, Frère-Orban, Malou, Van Humbeeck, staan ook de ‘koningen van ons proza’ Hendrik Conscience en

[pagina 62]
[p. 62]

Camille Lemonnier. De enige Vlaamse woorden op deze officiële bladzijde zijn deze van een stervende:

‘Door jarenlange ziekte geheel krachteloos geworden, is het mij onmogelijk anders dan door dit enkel woord mijne deelneming en mijn medelijden voor de ongelukkige inwoners van Ischia uit te drukken.
Elsene, den 27 Oogst 1883’.

Conscience overleed dertien dagen later, zodat hij de uitgave van ‘Charité’ niet meer beleefde. De Frans-Belgische letteren verloren in die tijd Octave Pirmez, van wie hier een brief werd afgedrukt, ook handelend over zijn lijden:

‘Je ne vous écris que peu de lignes en hâte, étant fort souffrant après une insomnie’.

Een flinker indruk krijgen we van het rijmpje van Vrouw Van Ackere, geb. Maria Doolaeghe. Met overtuiging galmt zij op 3 Sept. '83 uit:

 
‘Waar nood ontstaat blijf ik niet achter!
 
Het meêlij is me een trouwe wachter,
 
Die sporend aandrijft, zorgend waakt
 
Als 't lot een sulferafgrond braakt’.

Niets liet toen voorzien dat de ‘Diksmuidse Sappho’ in April van het volgende jaar het tijdelijke voor het eeuwige zou moeten ruilen.

Antheunis stond een stroofje af uit zijn bundel ‘Uit het Hart’; Wazenaar gaf een paar regels uit ‘Dood en Leven’; Jan van Beers schreef acht regels over uit ‘De Oorlog’ en Jan de Laet dertien regels over ‘De Tijd’; Edm. Mertens schonk een fragment uit zijn ‘Tante Verdyk’; Virginie Loveling pende vier versjes.

Als comitélid was Victor de la Montagne enigszins verplicht een speciaal sonnet aan Ischia te wijden, dertien regels min of meer leesbaar maakwerk, maar in de laatste, veertiende, wreekte plots de dichter zich vóór het te laat was. Hierbij de laatste terzine van zijn ‘Sonnet’:

 
‘'t Moet dubbel aaklig zijn en dubbel zuur,
 
Ellende en dood zien grijnzend ommedwalen,
 
In die meêdoogloos juichende natuur.’

Nestor de Tière gaf een huilerige ballade, ‘De schone Doos’. Catharina Beersmans liet haar hart spreken in de trant van die tijd (mooie tijd, menselijk gesproken):

 
‘Boven roem, kennis en kunst staat medegevoel voor hen, die lijden’.
[pagina 63]
[p. 63]

Emanuel Hiel en Nolet de Brauwere van Steelandt vonden Ischia en Krakatau geschikte draafterreinen voor hun Pegasus.

Hiel verbond in een genereuze verzenstroom het ‘nooit volprezen’ Italia met ‘'t goede Vlaanderen’; Nolet de Brauwere trachtte met eender geweld (van woorden) de lezer in een vulcanische stemming te brengen:

 
‘Over de weeldrige streek, eens Java's en Sumatra's lustoord,
 
Grafstil thans, van verdelging en dood nog een schrikkelijk toonbeeld,
 
Braakte de Krakatau uit zijn kraters de ziedende lava’.

De laatste Vlaming, Jan van Droogenbroeck, zorgde met zijn ‘Improvisator’ voor de luchtige, vrolijke toon:

 
‘Nog nooit heb ik om kusjes moeten bedelen’.

En wat bieden nu onze Waalse broeders?’ Antoine Clesse vormde een waardig tegenwicht voor Maria Doolaeghe. Gilkin gaf een ‘Lune symbolique’, Giraud een ‘sonnet gothique’ en Van Arenbergh een ‘sonnet mystique’. Ook Max Waller bleef zichzelf trouw met een ‘Ballade à Marcia’. Verhaeren was bepaald in een slechte dag.

Edmond Picard daarentegen stuurde een luie, maar spirituele vacantiebrief. Ook Georges Eekhoud liet gensters spatten in zijn ‘ballade des Gansrijders’. Van Georges Rodenbach is er een sentimentele anecdote ‘Le Missel’: stel u de Loveling's voor, bij vergissing te Montmartre geboren en niet te Nevele...

Veel litterair schoons is er uit dit charitabele albumpje niet te halen. Als ik het evenwel toch de moeite waard vond om het even af te stoffen voor de lezer van vandaag, dan gelden daarvoor twee redenen:

1) die aandoenlijke eensgezindheid tussen Vorstenhuis, overheidspersonen, diplomaten en artisten, waar het de sympathie voor het zonne-, water- en bergland Italië betreft;

2) die verheugende en heuglijke samenwerking tussen Vlamingen en Walen.

2.

HET Bulletin of selected Books (October '51) van de Internationale P.E.N.-Club (62-63, Glebe Place, Londen S.W. 3), dat o.a. een drietal recensies over Vlaamse boeken bevat van de hand van Hugo van de Perre, stelt aan zijn lezers volgende, in verband met het internationale geestesruilverkeer, interessante vragen:

Welke buitenlandse schrijvers kwamen uw stad of uw centrum bezoeken? Naam en land van herkomst aanduiden. Over welke onderwerpen hielden zij voordrachten? Hielden ze er zich met speciale opzoekingen bezig? Zo mogelijk een verslag over hun optreden. Kunt ge ons inlichten over de vertalingen

[pagina 64]
[p. 64]

die in uw land verschenen? Welke werken uit uw land werden in vreemde talen overgezet? Welke prijzen en wedstrijden bestaan er om het werk van de vertalers aan te moedigen?

Een tweede enquête betreft meer de universiteiten dan de brede lezerskring en handelt over de studie van het vertaalprobleem in al zijn uitzichten.

Als ik even mijn agenda's over 1950 en '51 overloop, dan noteer ik voor Brugge (zonder hoop op volledigheid): Umberto Morra (Sept. '50); Salvador de Madariaga (Oct. '50); Ferreira de Castro en Romano Guarnieri (Juni '51); Garmt Stuiveling (Jan. '51); Nico Verhoeven (Mei '51); de in Frankrijk levende Belg Armand Henneuse (Oct. '51); Fiumi, Augsbourg en vele deelnemers aan de Rencontres européennes de poésie (Sept. '51); verschillende leraars van het Europa-College; tenslotte de professoren Berteloot en Van den Heever en de romanschrijver Antoon Coolen op de Streuvelshulde (Nov. '51) en dr. Gerretson, alias Geerten Gossaert, voor een voordracht in het Algemeen Nederlands Verbond (2 Dec. '51).

3.

HET bekende Hollandse letterkundige tijdschrift ‘Het Boek van Nu’ (Hollandia Drukkerij, Baarn), verschijnt onder nieuwe redactie, wegens het plotseling overlijden van de gedegen romanschrijver en criticus Gerard van Eckeren. Top Naeff en Pierre H. Dubois zetelen thans ook in de opstelraad, naast Stuiveling, Ritter en Huincks. Een groot gedeelte van het Novembernummer is begrijpelijkerwijze aan Maurits Esser (in de literatuur Gerard van Eckeren) gewijd.

P.H. Ritter Jr. stipt aan dat Van Eckeren als romancier vooral belangstelling had voor de ‘zoekende en ongewisse’ mens, niet voor de ‘heroïsche’. Stuiveling merkt op, dat van Eckeren's ‘wezenlijke en wonderlijke groei als prozaïst eerst na zijn vijftigste jaar, tussen de jaren 1930 en 1940 geschiedde’. Top Naeff wijst op Esser's betekenis als criticus en zegt dat van Eckeren's roman, ‘Annie Hada’, behoorde tot (haar) liefste boeken’. Ina Boudier-Bakker verklaart dat V.E. ‘temidden van een jongere generatie, die totaal andere wegen van uiting zoekt en ook het essentiële anders beleeft, zich daartussen heeft staande gehouden, onaangetast op de eigen, oude plaats’. Jan Greshoff wil het critisch en essayistische werk van zijn vriend voor de vergetelheid gevrijwaard zien: ‘Men moet het zoeken in oude nummers van maandbladen. Wie heeft tegenwoordig lust en tijd daartoe? Wanneer het ernst is met onze bewondering en erkentelijkheid voor Esser's persoonlijkheid en levenswerk, dan moeten wij alles in het werk stellen om een zorgvuldige keuze uit zijn beschouwend proza tot stand te brengen’. En A. Marja stelt dezelfde bezorgde vraag: ‘Wie belast zich met de schifting van zijn nagelaten kritisch werk?’ Ab Visser vertelt over Esser's laatste levensdagen. Allen loven eenparig zijn meesterwerk, de roman ‘De Paarden van Holst’, welke in vier jaren tijds negen drukken beleefde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken