De Vlaamse Gids. Jaargang 41
(1957)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De–
[pagina 55]
| |
Staatkundige Vraagstukken
| |
[pagina 56]
| |
De internationale gemeenschap streeft er naar de materiële toestand van de enkeling te beschutten en te verbeteren. In die zin worden tijdens de XIXe eeuw multilaterale verdragen gesloten tot bestrijding van de slavenhandel, van de vrouwenhandel, van de handel in verdovende middelen enz. De Volkenbond beijvert zich om de ongelukkige toestand van de vluchtelingen te verhelpen. In 1920 wordt een thans nog bestaand organisme opgericht, waarin nevens de vertegenwoordigers der regeringen ook afgevaardigden van werkgevers en werknemers zitting hebben: de Internationale Arbeidsorganisatie. Na de tweede wereldoorlog kent deze strekking een nieuwe en veelomvattende activiteit in het kader der Verenigde Naties. Talrijke instellingen worden in het leven geroepen, onder meer de Organisatie voor de opvoeding, de wetenschap en de cultuur (UNESCO), de Organisatie voor de voeding en de landbouw (FAO), de Wereldorganisatie voor gezondheid (WHO) en de Internationale Organisatie voor de vluchtelingen (IRO). Ook wordt een bijzondere nadruk gelegd op de rechten van de Mens. Het vertrekpunt wordt in 1941 gegeven door president Roosevelt, die aan het Congres zijn programma van de vier vrijheden voorlegt: vrijheid van gedachten en van godsdienst, geen economische nood, geen angst voor agressie. Deze principiële vrijheden zijn verder opgenomen in het Atlantisch Handvest (1941), de Verklaring van de Verenigde Naties (1942) en in het te San-Francisco op 26 juni 1945 ondertekend Handvest der Verenigde Naties (zie Inleiding en artikelen 1, 13, 55, 62 en 76). Het nader bepalen dezer rechten alsmede hun practische bescherming worden in 1946 door de Economische en Sociale Raad opgedragen aan de door hem opgerichte Commissie voor de Rechten van de Mens. Een Universele Verklaring van de Rechten van de MensGa naar voetnoot(1) wordt door deze Commissie opgesteld en op 10 december 1948 door de Algemene Vergadering van de UNO goedgekeurd. De Verklaring moet nu worden aangevuld door internationale verdragen, die aan deze tamelijk idealistische opsomming van rechten bindende kracht toekennen. Tot nog toe zijn de Verenigde Naties in dit opzet niet geslaagd. Wat nu de op de enkeling rustende volkenrechtelijke verplichtingen betreft, kan worden gewezen op het feit dat hij persoonlijk verantwoordelijk is voor de door hem gepleegde oorlogsmisdaden. Deze aansprakelijkheid werd vastgelegd in het Handvest van Nuremberg (1945) en door het Internationale Militaire Gerechtshof in 1946 toegepast. In hetzelfde verband dient nog vermeld te worden het Verdrag inzake voorkoming en bestraffing van genocide (groepsvernietiging) dat op 9 december 1948 door de Algemene Vergadering van de UNO werd aangenomenGa naar voetnoot(2). Pogingen zijn ook ondernomen om een Internationaal Strafwetboek te stellen en een Internationaal Strafgerechtshof op te richten. | |
[pagina 57]
| |
In haar conclusie onderstreept Juffrouw Rochette dat een vredig samenleven, in de internationale familie, de eerbiediging verElst, door alle staten, van de rechten van de Mens. Kan dit niet worden verwezenlijkt, dan ligt de voornaamste oorzaak van de mislukking in de remmende werking van het Russische blok.
***
L'Individu devant le droit international is een interessant boek, klaar en bondig geschreven en dat de lezer precies inlicht over een zeer actueel probleem. Zo de moderne auteurs van internationaal publiek recht vrij algemeen aanvaarden dat het individu rechtssubject, d.i. titularis van rechten en verplichtingen, van volkenrecht is, toch moet worden vastgesteld dat de teksten hem slechts uitzonderlijk die hoedanigheid toekennen. Twee recente verdragen, door Juffrouw Rochette niet onderzocht, verdienen echter in het volle daglicht te worden gesteld. Het Verdrag d.d. 18 april 1951Ga naar voetnoot(3) tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (artikelen 33 tot en met 35) kent aan de ondernemingen - het betreft hier dus geen staatsorganen - in bepaalde omstandigheden het recht toe vóór het Hof een beroep tot nietigverklaring of tot schadevergoeding in te stellen tegen beslissingen van de Hoge Autoriteit. Het Verdrag tot bescherming van de rechten van de Mens en de fundamentele vrijhedenGa naar voetnoot(4), dat op 4 november 1950 ondertekend werd door de staten-leden van de Raad van Europa, laat ‘ieder natuurlijk persoon, iedere (andere dan een regerings-)organisatie of iedere groep van particulieren’ toe een verzoekschrift te richten tot de Europese Commissie voor de rechten van de Mens (artikel 25). Echter kunnen zij niet persoonlijk een zaak aanhangig maken bij het Europees Hof voor de rechten van de Mens (artikel 44). Uit deze laatste tekst blijkt dat de internationale protectie van bepaalde rechten van de enkeling in het kader van de Raad van Europa toch wat verder gevorderd is dan op het wereldplan. Maar hier zijn de moeilijkheden dan ook aanzienlijker waarmede de Verenigde Naties te kampen hebben om de kloof tussen de Westerse en de Slavische levensopvatting te overbruggen, en tot overeenstemming te komen over een gemeenschappelijk idee betreffende de verhouding individu en staat, met name hun respectieve rechten en plichten. |
|