Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamse Gids. Jaargang 53 (1969)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamse Gids. Jaargang 53

(1969)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 20]
[p. 20]

De contestatie en de studenten

De Gentse student Renaat Willockx, die vooral de aandacht vestigde op de contestatie in de universitaire kringen, baseerde zijn uiteenzetting hoofdzakelijk op het resultaat van maandenlang groepswerk en onderlinge discussie over dit onderwerp. De ideeën die tijdens dit permanent contact collectief groeiden en rijpten, beschouwt hij bijgevolg niet als persoonlijk werk en om die reden kregen we ook het verzoek zijn uiteenzetting te publiceren als ‘bijdrage van de studenten’.

Wat men zoal vertelt...

Men heeft ons verteld dat de maatschappij een harmonisch geheel is met duidelijk omschreven doeleinden zoals: ‘algemeen welzijn’, ‘welvaart’, ‘vrijheid’, ‘het geluk van de mens’, ‘orde en rust’... Men houdt ons voor dat iedereen, iedere groep in deze maatschappij met alle kracht moet meewerken aan een opbouwende, gezamelijke inspanning om deze doeleinden te bereiken.

Er wordt gezegd dat in de Derde Wereld nog wel honger wordt geleden, dat daar nog ellende, armoede en onderdrukking bestaan. Maar de eeuwige evolutie, de geleidelijkheid en het geduld zullen ook voor dit probleem wel een oplossing bieden. Laten we enkele vignetten verkopen. Laten we betrouwen op de goede wil van onze regeringen, van onze glimlachende ministers, van de internationale kapitaalgroepen. Laten we betrouwen op het dynamisme en op de ondernemingsgeest van de leidende personaliteiten in de arme landen. Laten we luisteren naar McNamara, voorzitter van de Wereldbank, die plots tot de ontdekking komt dat de boeren in de Derde Wereld veel te veel kinderen maken en dat een drastische geboortebeperking de enig zaligmakende oplossing is.

Er wordt ons gezegd dat de arbeider het nu toch goed heeft, dat hij langzaam maar zeker de gouden ladder van de welvaart, de cultuur en de kennis beklimt. Er wordt ons gezegd dat de scholen onze jeugd opvoeden tot meer menselijkheid, tot een brede cultuur, tot een algemene vorming.

Er wordt ons gezegd dat de universiteit een fijne, gezellige boel is waar je tenminste vrij bent, waar je sereen en objectief aan wetenschap kunt doen, waar je zowat het toppunt van kennis, inzicht en persoonlijke vervolmaking bereikt.

Kortom: wij leven in de beste der werelden.

Er zijn wel wrijvingen. Er doen zich af en toe wel eens botsingen voor. Er bestaan hier en daar nog wel tegenstellingen.

Deze valse noten in de symfonie zijn echter te wijten aan de hartstocht, de onredelijkheid, de slechte wil van de mensen. Of aan het negativisme van radicale minderheden, geleid vanuit Peking, die alles willen afbreken en niets in de plaats stellen. Of aan verouderde en onefficiënte structuren. Of aan een zwakke leiding.

Maar geleidelijk aan zal de redelijkheid, een volwassen houding, een sterke leiding deze wanklanken wel doen verdwijnen.

Laten we ons vooral niet ongerust maken. Laten we toch niet al te kritisch zijn. Laten we doen wat ons gezegd wordt te doen. Laten we studeren wat ons gezegd wordt te studeren. De eeuwige orde zal zegevieren onder de bekwame leiding van de partijpolitici, van de fabrieksdirecteuren, de bankdirecteuren, de ministers, de rectoren, de leraars, de proffen, de verkozen studentenleiders en allen, die de zware last van de verantwoordelijkheid op hun schouders torsen.

Dit wordt ons gezegd. Zo stelt men het voor...

Wat is echter de werkelijkheid?

Onze opvatting over de dingen en de werkelijkheid

Op de eerste plaats zijn wij de mening toegedaan dat elk ding, elk verschijnsel bepaald wordt door zijn inwendige tegenstellingen. Niets bestaat zonder tegenstellingen. De tegenstellingen maken de essentie uit van alle dingen en alle verschijnselen. Ze zijn niet zo maar toevallig. Ze duiken niet zo maar op als plotse golven in een rustige zee. Zij vormen de zee zelf.

Op de tweede plaats bepaalt de strijd tussen de tegenstellingen de vooruitgang en de verandering van de dingen, de fenomenen en de wereld. Er is voortdurend strijd. Niets is in absolute rust. Alles verandert, is voortdurend in beweging. De oorzaak van de strijd, van de verandering ligt niet in duistere krachten buiten de verschijnselen. Het vermolmde hout schiet niet in brand omwille van de achteloze roker. Het brandt, omdat het vermolmd is. Wat betekent dit concreet?

In een cursus van bedrijfseconomie wordt de industriële onderneming bepaald als een harmonisch geheel waar verschillende categorieën mensen sa-

[pagina 21]
[p. 21]

menwerken voor het algemeen welzijn. WAT IS ECHTER DE REALITEIT VAN DE ARBEIDER IN DE FABRIEK? Deze realiteit wordt bepaald door de tegenstellingen tussen arbeiders en bedienden, tussen arbeiders en meestergasten, tussen de arbeiders en de patroon, tussen de bedienden en het hoger kaderpersoneel, tussen politiek bewuste arbeiders en syndicaten, tussen syndicaten en patroons, door de tegenstelling tussen het familieleven van de arbeider en zijn afstompend werk, tussen zijn functie in de produktie en zijn behoefte om de produktie en de maatschappij als geheel te begrijpen en te beheersen.

Wanneer de arbeiders de concrete strijd aangaan, zoals op dit ogenblik in Italië, in Duitsland, in Frankrijk komen deze tegenstellingen het duidelijkst tot uiting. Dan verzinken onze theoriën over rust, harmonie, economisch nut en algemeen welzijn in het niet.

Wat is de realiteit
van de Derde Wereld
en van de onderontwikkeling?

Dit is een realiteit van onverzoenbare tegenstelling tussen de concrete belangen van de arme boeren en arbeiders en de belangen van de grootgrondbezitters en van het buitenlandse kapitaal. Het is een realiteit van tegenstellingen tussen zij die beroofd zijn van alle economische en politieke macht en zij die deze macht met alle middelen willen handhaven. Wanneer de boeren en de arbeiders in de arme landen de georganiseerde strijd aangaan tegen de uitbuiting dan tonen deze tegenstellingen hun ware gelaat. De machtshebbers in Brazilië, Griekenland, Indonesië schrikken er niet voor terug de meest fascistische dictaturen in te stellen, alle organisaties te verbieden, duizenden mensen in gevangenissen en concentratiekampen op te sluiten, 500.000 zgz. communisten zonder enige vorm van proces af te slachten (Indonesië).

De werkelijkheid en de geschiedenis bewijzen de valsheid van onze ideeën over geleidelijke evolutie, goede wil, caritatieve ontwikkelingshulp...

Wat is de realiteit
van het universitaire onderwijs?

Een eerste tegenstelling

Sommigen zeggen dat aan de universiteit objectieve en neutrale wetenschap bedreven wordt. Wij zouden deze stelling even kort willen betwisten.

Tijdens de middeleeuwen bezat de individuele werker zijn eigen instrumenten: hij begreep en beheerste het hele produktieproces. Het kapitalisme ontstaat wanneer een aantal individuën voldoende kapitaal hebben vergaard om een atelier te bouwen waar ze meerdere arbeiders tewerkstellen. Het arbeidsproces wordt in zijn meest eenvoudige bewegingen opgedeeld: elke arbeider voert steeds één en dezelfde beweging uit. Wanneer de macht van de kapitaalbezitters toeneemt gaan zij deze uiterst eenvoudige beweging veel goedkoper kunnen uitvoeren door het gebruik van machines.

De wetenschap en de kennis worden in de praktijk het bezit van de kapitaalbezitter. De kennis, de wetenschap, de machines en de techniek, ze rijzen op als een steeds stijgende muur tegenover de arbeiders. De kennis stapelt zich op: zij wordt een blinde en onontkoombare macht waarvan maar één iets vaststaat: zij dient de patroon. Voor de arbeider zelf wordt het werk van elke zin ontdaan, steeds eentoniger en sneller.

Adam Smith beschrijft in de negentiende eeuw dat de arbeiders zo dom en afgestompt waren geworden dat ze bijna onbruikbaar werden. Hij was daarom een voorstander van de schoolplicht, die de arbeiders voor te verregaande afstomping zou behoeden en hen opnieuw bruikbaar zou maken...

De wetenschap wordt geleidelijk het exclusieve bezit van de kapitalisten. Zij betalen, zij nemen af, zij kopen proffen en intellectuelen op. De wetenschap bestaat niet buiten haar toepassing en de enige die haar kan toepassen is de kapitaalbezitter, de staat, het leger, de industriële onderneming.

De toepassing van de wetenschap heeft als uiteindelijk doel: de uitbreiding van de winst. De uitbreiding van de winst heeft als voorwaarde: passiviteit, onderdanigheid en versnippering van de arbeiders en bedienden. Ook voor dit laatste zorgt de wetenschap... Ingenieurs, fysici, chemici en juristen werken in een bedrijf. Eén wet beveelt hun wetenschapsbeoefening: winstmaximering. Verhoging van het rendement, efficiënt en functioneel werk. Als het meer opbrengt is het efficiënt. Als het niet meer opbrengt is het nutteloos. Psychologen, dokters, sociale assistenten, kunstenaars worden ingeschakeld om de gevolgen van het rendement en de winstmaximering op te lappen: beroepsziekten, psychosomatische ziekten, zenuwziekten, maatschappelijke desinteresse, apathie en de strijd van allen tegen allen om te overleven.

De wetenschap en haar toepassing is voor het grootste deel ingeschakeld in dienst van de burgerij. De sociale

[pagina 22]
[p. 22]

onderdrukkingsrol van de wetenschap bestaat permanent. Zij bereikte haar merkwaardigste hoogtepunt in het nazistische Duitsland.

De wetenschap kende een ongezien hoogtepunt. De geneeskunde deed experimenten op levende Joden. Werner von Braun ontwierp zijn V1 en V2. De fundamentele verhouding van de intellectueel tot de arbeider, van het intellect tot de arbeid en de wereld is niet iets speciaals voor het nazisme. Dezelfde verhouding bestaat in elk kapitalistisch en staatskapitalistisch (cfr. Rusland) systeem. De Amerikaanse universiteiten, die bacteriën produceren om boven Vietnam uit te storten geven ons een voorbeeld van de onderdrukking, die het intellect ten dienste van de kapitalisten doorvoert. De psychologen die trucs bedenken om een bacteriologische oorlog door de massa te doen ‘aanvaarden’ leveren ons een ander voorbeeld.

Aan de universiteiten zien we dus een eerste tegenstelling opduiken. De tegenstelling tussen de wetenschapsbeoefening en de belangen van de gewone mensen, tussen de aanwending van het intellect en de arbeid, het leven, de problemen van de werkende mensen.

Een tweede tegenstelling

Anderen beweren dat men aan de universiteit juiste theorieën leert, dat de universiteit de mensen leert abstraheren en juiste denkmethoden bijbrengt.

Wat is deze mening waard wanneer men haar confronteert met de werkelijkheid? Wie geneeskunde of psychologie studeert krijgt eerst een paar jaar ‘theoretische vorming’ en hij leert zoals men zegt ‘abstract denken’. Na een paar jaar krijgt hij dan de realiteit te zien: men voert, al dan niet op een rollend ziekbed gelegen, een ‘concreet personage’ ten tonele. Zo bekijkt men een maagulcer, een hyper-tyroïde en een of andere vorm van schizofrenie. De sociale realiteit van de werkende mens wordt nooit in acht genomen: daar zitten nochtans de wortels van de ziekte en de krankzinnigheid. Het soort werk, het eentonige of het zware werk, het ritme en de controle, de verveling en de lusteloosheid, het werk van de vrouw, de kinderen, de onverwachte schuld en de overuren. In de concrete, sociale realiteit van de werkende mensen moeten wij de oorzaken van de ziekte zoeken. Maar, volstaat het die realiteit op te merken? Het is niet voldoende te weten welke concrete realiteit ten grondslag ligt aan de ziekte van één bepaald individu. We moeten het geheel zien van de groep van de arbeiders en de werkende mensen: het geheel van het wonen, het reizen naar het werk, het arbeiden, het gezin, de ontspanning. Het geheel zien betekent: begrijpen welke wetten in de fabriek en welke wetten in de maatschappij heersen over de arbeiders. Het geheel zien betekent: de groep van de arbeiders en de werkende mensen zien tegenover de burgerij.

De architect wordt volgepropt met esthetica. Als eindwerk mag hij een ontwerp maken voor een droomvilla. Waarom niet de realiteit gaan aanpakken? Waarbij nog de vraag rijst: welke realiteit? Een moderne kerk bouwen, een building of de villa van een groot-industrieel? De sociale realiteit van de werkende mensen lijkt ons het beste werkterrein. Een achterbuurt waar 1000 vreemde arbeiders wonen, wordt in recordtempo afgebroken te Brussel. Dit is een praktisch terrein waar de architecten zich kunnen inzetten. Maar deze inzet ‘ter plaatse’ brengt hen direct op de arbeiderssituatie als geheel. Het wonen van de vreemde arbeiders is maar één aspect van hun globale situatie als meest verdrukte laag van de arbeiders: soort werk, werkvoorwaarden, familiale problemen, racisme, financiële en juridische uitbuiting en bedrog... Het komt er niet op aan als architect een mooi voorstel te presenteren dat ons architecten interesseert en tot fierheid stemt. Het belangrijkste is: de concrete mensen helpen in hun strijd, strijdmethodes, voorstellen, de maneuvers van de stad Brussel doorzien, een oplossing afdwingen.

Zo zien we dat de universitaire opleiding bepaald wordt door een tweede tegenstelling: de tegenstelling tussen de theorie in de boeken en colleges en de sociale realiteit, de tegenstelling tussen de wijsheid van de cursussen en de concrete problemen van de werkende mensen. Omdat de theorie los staat van deze problemen kan zij niet juist zijn. Zij kan alleen het voorwerp zijn van intellectuele bespiegelingen. Men kan ze alleen van buiten blokken en opdreunen op het examen. Zij stelt de studenten gerust en sust ons in slaap in de ivoren toren van de universiteit.

Wanneer de boeren en de arbeiders in de Derde Wereld strijden tegen de uitbuiting dan is dit om de tegenstelling tussen hun belangen en de belangen van de grootgrondbezitters en buitenlandse kapitaalbelangen op te lossen. Zo zullen de uitbuiting en de onderontwikkeling in hun tegendeel worden omgezet: de boeren en de arbeiders zullen zelf hun economie, hun landbouw, hun cultuur en hun politieke organisatie uitbouwen.

Wanneer de arbeiders in Italië, Duitsland, Frankrijk strijden tegen de patroon, de politie, de staat dan is dit

[pagina 23]
[p. 23]

om de kapitalistisch maatschappij in haar tegendeel om te zetten.

Wanneer de studenten strijden tegen de huidige universiteit, tegen de abstracte theorie, tegen de zinloze massacolleges, tegen het autoritaire optreden van de prof, dan is dit om de huidige universiteit, die in dienst staat van de bourgeoisie om te vormen tot haar tegendeel: een universiteit ten dienste van de werkende mensen.

Hoe moet deze strijd, deze verandering en omvorming aangevat worden?

De principes van een juiste strijd

Het collectieve werk...

Op de eerste plaats moeten wij beseffen dat wij als individuen machteloos zijn. Vele mensen zien wel de problemen. Velen zijn wel bewust van de tegenstellingen, van de wantoestanden. Zij steken echter hun armen in de lucht en zien geen oplossing wanneer iemand hen zegt dat de zaken moeten veranderen. Het individualisme in de opvoeding en in de opleiding leidt gemakkelijk tot een individuele kritiek, tot een individuele aanpak en tot individuele oplossingen. Dit laatste kan dan gaan van bitter scepticisme tot vertrekken naar de ontwikkelingslanden. We moeten hiertegenover stellen dat alleen het collectieve, gezamelijke en georganiseerde werk tot oplossingen kan leiden.

Contact met de sociale realiteit
en de strijd van de arbeiders

Op de tweede plaats zijn wij de mening toegedaan dat het niet de boekjes zijn of de revolutionaire theorie alleen die de mensen ertoe zullen brengen de wereld te veranderen en de tegenstellingen op te lossen. Het is de sociale praktijk, het is de activiteit van de mensen die hun ideeën en hun opvattingen over de wereld bepalen.

Er zijn studentenvertegenwoordigers die hun activiteiten beperken tot het zetelen in allerhande commissies en raden, tot het gaan praten met proffen, decanen, rectoren. Deze praktijk bepaalt hun opvattingen over de studentenbeweging, over medebeheer, over participatie... Zij zullen in een conflict steeds aansturen op dialoog, op compromissen, op redelijkheid. Zij zullen zelden de massa van studenten op een zelfstandige manier gaan organiseren.

De plaats van een ingenieur in het produktieproces, zijn sociale relaties bepalen zijn ideeën over de strijd van de arbeiders. Bij een staking zal hij zeer zelden deze strijd steunen. Hij zal meestal het standpunt van het patronaat verdedigen.

Wanneer wij menen dat de sociale praktijk de ideeën en de theorieën van de mensen bepaalt, dan moeten wij een juiste praktijk ontwikkelen om de juiste theorie en de juiste idee- en te verkrijgen. Alleen deze praktijk is juist die de studenten in contact brengt met het leven en het werk van de arbeiders en de gewone mensen. Alleen deze praktijk is juist die de strijd van de arbeiders en de werkende mens steunt. Wij kunnen dit samenvatten onder het motto ‘De sociale realiteit in de faculteit te brengen’. Alleen wanneer men direct en praktisch contact heeft met de realiteit en de strijd van de werkende mensen kan men de theorie op een juiste manier ontwikkelen en wordt de theorie een wapen voor het oplossen van de tegenstellingen en voor de verandering van de wereld. Er is een gezegde dat luidt ‘Zet uw licht niet onder de korenmaat’. Waartoe dient het licht van de theorie als men het onder de korenmaat zet?

Op de derde plaats zijn wij ervan overtuigd dat het niet de intellectuelen zullen zijn die de fundamentele tegenstellingen gaan oplossen en die de huidige maatschappij in haar tegendeel zullen omzetten. De intellectuelen kunnen revolutionaire idee- en ontwikkelen. Zij kunnen deze revolutionaire ideeën uiteenzetten en propageren bij de studenten, bij de kaders, bij de technici, bij de middenklassen. Er is echter een gezegde dat luidt: ‘Het zaad dat niet op de vruchtbare bodem valt, schiet geen wortel’. De arbeiders en de werkende mensen zijn de vruchtbare bodem voor de revolutionaire ideeën. Door hun materiële arbeid zijn zij met duizenden geconcentreerd en georganiseerd in grote bedrijven. Zij worden op de eerste plaats het slachtoffer van mechanismen als inflatie, devaluatie, B.T.W.... Tezelfdertijd leert de geschiedenis dat het de arbeiders zijn die de oktoberrevolutie hebben doorgevoerd in Rusland, dat het de arbeiders en de boeren zijn die China hebben bevrijd van het juk van het imperialisme, dat het de arbeiders en de boeren zijn die op dit ogenblik de strijd in de Derde Wereld organiseren, dat het de arbeiders zijn die op dit ogenblik strijden in Italië, Duitsland, Frankrijk...

De rol van de intellectuelen zal slechts dan belangrijk en juist worden, wanneer ze met de arbeiders en voor de arbeiders willen werken, wanneer ze hen leren kennen, wanneer ze leren voelen en spreken als zij, leren wonen en leven als zij...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken