Paul de Wispelaere: Een dag op het land
Sedert Paul de Wispelaere in 1967 in een boekaflevering van het tijdschrift ‘Komma’ zijn geloofsbrief onder de titel ‘Het Vat der Danaïden’ publiceerde, heeft hij de bewuste beleving van zijn schrijverschap en de problemen die het meebrengt, geregeld creatief gestalte gegeven. Uit die tijd dateert ook een sterke behoefte om die problematiek niet uitsluitend in de traditionele vorm van het verhaal te behandelen, maar in een mengvorm van vertelling en beschouwing.
‘Een Dag op het Land’, dat in de zomer 1976 verscheen, is volgens dit principe gestructureerd. Twee plans wisselen elkaar voortdurend af; we zouden ze, op het gevaar af ietwat ongenuanceerd te klinken, kunnen bestempelen als de intrige en de reconstructie, waarbij toch dient te worden benadrukt dat ze beide organisch zijn vervlochten.
Het ‘verhaal’ gaat over een jonge studente die de auteur komt interviewen met de heimelijke bedoeling aporieën en contradicties in zijn werk te ontmaskeren. De lichamelijke aantrekkingskracht tussen man en vrouw blijkt echter sterker dan het getheoretiseer, zodat het vraaggesprek onherroepelijk de mist ingaat.
Wanneer die dag enkele maanden later wordt gereconstrueerd, wordt het al vlug duidelijk dat de confrontatie met het meisje heel wat verborgen of onbewust aanwezige gedachten en gevoelens heeft losgewoeld. In de dialectische beweging tussen heden en verleden dringen de schaduwgestalten van het bestaan zich op: de obsessie van de gemiste kansen, het besef van de onmogelijkheden en de onvolkomenheden van de existentiële situatie en de daaruit voortvloeiende dubbele noodzaak het heimwee in te dijken en iedere potentiële modus vivendi artistiek aan te scherpen. Net zoals het overige werk van De Wispelaere staat ook ‘Een Dag op het Land’ dus in het teken van de paradox: het intuïtief negeren van wat het verstand dicteert, het koesteren van de nooit helemaal te verwezenlijken mogelijkheden en het creëren van structuren, waarvan de premissen op het existentiële vlak tegenstrijdigheden zijn. De bewust beleefde impasse slaat dialectisch om in een geluksbron...
De Wispelaere heeft deze subtiele,