met de Armeense enclave Nagorno Karabach en de daaraan gekoppelde economische blokkade. Daar tegenover zijn het moreel, het optimisme en het geloof in de toekomst bewonderenswaardig voor een volk dat door de eeuwen heen al zo gekweld en beproefd en door natuurrampen geteisterd werd. Toch lijkt het er in hun ogen soms weer op (en dat voelden de Antwerpse bezoekers) dat het oude schrikbeeld, de demonen van weleer en de zwartste herinneringen aan de genocide door de Turken rond de eerste wereldoorlog, niet zomaar een apocalyptisch visioen zouden zijn, maar opnieuw een gruwelijke en finale genadeslag zouden kunnen aankondigen. Het is inderdaad niet denkbeeldig dat het ‘beschaafde, vrije Westen’, totaal in beslaggenomen door de toestand in het voormalige Joegoslavië, de problemen in Somalië en elders, de niet te voorziene ontwikkelingen in dit transkaukasische gebied, dat een historisch kruitvat is (net als de Balkan trouwens) op hun beloop zou laten.
Het was dan ook des te verrassender, in die totaal onconfortabele sfeer, in Jerevan het unieke Museum voor Armeense en Internationale Kunst van Kinderen te ontdekken, een echt museum met jeugdig werk in alle disciplines: Schilderijen, Grafiek, Beeldhouwwerk, Keramiek, metalen en houten objekten, borduurwerk, vloer- en wandtapijten, stenen artefacten en voorwerpen uit andere materialen. Momenteel zowat 150.000 stuks.
Zoals alle kinderen over de hele wereld is ook de Armeense jeugd gefascineerd door wat in de wereld gebeurt of via pers en T.V. getoond wordt, en zij doet het op een ontwapenend open, gevoelige en kleurrijke manier. De oorlog van de volwassenen staat er dan ook, in al zijn absurde wreedheid en waanzinnige hysterie, in schril en pijnlijk-beschamend contrast met de buitengewoon smaakvolle selectie van die kinder-creaties waarbij de bezoekende professoren, als professioneel beeldende kunstenaars, stil werden. Ze getuigden hier een symbolisch-allegorische geladenheid te ervaren in de vindingrijke creativiteit, in het zonnige optimisme en de kracht van de scheppende schoonheid van kinderen tegenover de zinloze, blinde haat en de hartstocht van inspiratieloze, naar macht strevende volwassenen.
Het is vanuit deze heilsfilosofie, vanuit een gedegen geloof in de kracht van ‘schoonheid’, dat het tentoonstellingsproject ‘Vlaamse Grafici in het Museum van Jerevan’ vorm kreeg. Waar de artistieke arbeid in ons vermoeide Westen steeds meer een eenzame bezigheid wordt waarbij de kunstenaar er doorgaans het raden naar heeft wat de impact van zijn creaties zal zijn, hadden diezelfde artiesten in Jerevan de indruk dat hun creatieve werk, over de culturele verschillen heen, een morele kracht kreeg die een gevoel van solidariteit voor een gemeenschappelijk ideëel streven naar Schoonheid en Harmonie teweeg bracht. Ze kregen de zekerheid dat in die concrete, harde oorlogsrealiteit, dat gevoel van actieve medeplichtigheid aan de opbloei van het culturele leven in Armenië met hun bescheiden bijdrage zou meehelpen om uiteindelijk het wapengekletter te doen verstommen.
De uitstekende opstelling en het onverwachte succes bij de vernissage, kregen ruime aandacht in de Armeense pers en televisie. Het was trouwens zuiver materieel, reeds een hele toer voor de plaatselijke organizatoren om in dit oorlogsklimaat waar werkelijk alles ontbreekt, bijvoorbeeld het nodige glas te vinden voor de inlijstingen, maar het was er. En dat het publiek het ernstig meende bleek uit het feit dat ze het, hoewel bijna volledig in beslag genomen door de materiële gevolgen van de chaos in hun land met het vaak dagen en nachten aanschuiven voor een brood, tijd wisten vrij te maken om zo talrijk mogelijk aanwezig te zijn op de opening. Op naïeve vragen hierover door de Antwerpse kunstenaars gesteld, was het antwoord duidelijk en niet voor interpretatie vatbaar:
’We zijn een beschaafd en intelligent volk, bewust van onze eeuwenoude culturele identiteit, maar dat zich daarom niet wenst terug te plooien op zichzelf, integendeel, mensen die zich met een gezonde nieuwsgierigheid openstellen voor het culturele denken en voelen van anderen. We leven niet enkel van brood alleen. Kunst, Muziek, Dans en vriendelijke interactie tussen creatieve mannen en vrouwen zijn voor ons even levensnoodzakelijk’.
Als er dan al twijfels zouden bestaan over de maatschappelijke zending van de Kunst, dan heeft deze tentoonstelling met stelligheid aangetoond dat confrontatie met een andere cultuur ‘via Kunst’ een gebaar van verbroedering impliceert.
Na alles wat in die enkele dagen aan ervaringen en indrukken werd verzameld, spreekt het vanzelf dat hier een eerste steen gelegd werd van een culturele verbroedering die verder uitgebouwd moet worden, in