Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vlaanderen. Jaargang 1 (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vlaanderen. Jaargang 1
Afbeelding van Vlaanderen. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Vlaanderen. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.47 MB)

Scans (63.47 MB)

ebook (3.24 MB)

XML (1.09 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vlaanderen. Jaargang 1

(1903)– [tijdschrift] Vlaanderen–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 95]
[p. 95]

Overzicht.

Louis Bouwmeester en Koning Oedipus.

- Wie zich vooraf kon zeggen, dat hij van Sophokles' prachtgebouw slechts ruïnen te zien zou krijgen, dat de enorme bloeiende schoonheid moest verstikt zijn, wie lijdzaam over zich den eentonigen vloed der Nederlandsche jamben en rijmen liet gaan, wie een overtollige muziek van zijn emotie wegjoeg, wie dat alles kon, die zou toch, ook bij deze opvoering in den Vlaamschen Schouwburg, nu en dan eens Sophokles' visioen als een weerlicht over het tooneel zien gaan. Peinzend bleef hij weer kijken door den klaren eenvoud van den bouw, zeer aangegrepen werd hij door 't zielenkervend in- en uitslaan van 't onverdiende schuldbewustworden, te melodramatisch bijna, zoo 't niet zoo onverbiddelijk waar afliep, en vooral mocht hij nog genieten van Bouwmeester's spel, dat wel niet, zoo als 't behoorde, klassiek afgemeten, toch ingetogen genoeg was om de rol in de hoogte te houden. Want zelfs een artist als Bouwmeester is niet bestand tegen het kunstontbindende der financieele ‘tournées’. Zeker zijn wij Bouwmeester dankbaar dat hij ook aan onze Vlaamsche tooneelen het voorbeeld komt geven van grooteerlijke akteurkunst, doch daartegenover achten wij het noodig, juist om het verlokkelijke van het voorbeeld, het recht van het dramatisch werk op eene naar alle zijden uitgewerkte vertooning, te verdedigen. Want ook Bouwmeester achtte het niet noodig zijn rol af te tinten tegen de schoonheid van Sophokles' werk. Doch is het niet onrechtvaardig hem dit te verwijten? Mocht hij zich niet éen voor allemaal zeggen, dat het bij zijn optreden als gast, er in 't geheel niet op eene zich in alle deelen gelijkmatig ontrollende vertooning aankomt? Waarom zou hij tijd en studie niet enkel aan zijn rol wijden, wanneer rond hem in der haast aangeleerde akteurs zonder bijzondere belangstelling meedoen? Immers hij en zij weten wel dat het publiek zijn aandacht enkel den gast toewendt. 't Publiek draagt de groote schuld, 't is hun meer om virtuositeit dan om hoog geestesgenot te doen. Daarom moest ook Bouwmeester zijn Oedipus zoo strak, zoo kort gespannen houden in 't begin, om dan teugelloos los te barsten in het slottooneel. 't Kwam op 't effekt aan, en daarom sloeg de akteur door den artist. In zijn Shylock ligt de fout nog meer aan de oppervlakte: het schilderachtige van de rol verliest hem zoo zeer, dat zelfs de eenheid van den Shakespearschen mensch er niet meer was. Bouwmeester toonde ons de prachtige brokken van een mooi beeld, dat wij toch liefst in zijn geheel aanschouwden. Bij Oedipus ligt de fout dieper: de verhouding tusschen de rol, gelijk hij ze opvat, en de tragedie, is niet juist. Hadden de groote artisten hun kunst waarlijk lief boven al, beseften zij dat een werk, zelfs met middelmatige krachten, door een fijngevoelige regie ten tooneele gebracht, een oneindig zuiverder genot schenkt dan de mooiste vertolking der titelrol in een niet meelevende omgeving, waarlijk zij waren voorzichtiger met het geven van gast-

[pagina 96]
[p. 96]

rollen. Zij werden eerst, en vooral bij den samenhang aller rollen, het ondergeschikte van de eerste zoowel als van de geringste, onder het tragisch idee gewaar. In 't gevoel van die verhouding, schikte de akteur zijn rol, beteugeld maar niet belemmerd; in Oedipus zocht hij bovenal de drager van tooneeleffekten, het aardsche beeld van een tragisch idee in schoonheid ontvangen, en hij stelde dan niet tegenover den soberen aanvang, een zoo materieel slottooneel, waar muziek, gerijm en leelijke bloedplakken den Sophokleïschen zin zoo overbluffen, dat er slechts een in 't leege gebarend mimicus zijn afzichtelijk verminkt gelaat op de planken toont.

A.H.

Lyrisch Tooneel van Antwerpen.

- Winternachtsdroom, zangspel in één bedrijf; woorden van Léonce du Catillon, muziek van August de Boeck. - De stof van dit licht gedramatiseerd zangspel is fijn gekozen om gansch in muziek te kunnen opgaan. Des te ergerlijker is het dat L. du Catillon de verzen zoo maar rompslomp aaneensloeg, dat hij, die herhaaldelijk blijk gaf van zijn kunde hoe met het vers om te gaan, het niet, maar ook in 't minste niet noodig vond zijn vers met kunst van woorden, te verheffen boven het opera-achtig banale waarin het nu stakedor steken blijft. Merkt hij dan niet dat het de kunstwaarde van hun beider werk vermindert, wanneer zijn woordkluiten hotsend en botsend bengelen aan de vliegende toonen? Want De Boeck, ja, die zingt en klinkt er maar op los; uit zijn levenslustig gemoed welt de muziek op, in ernst en luim, speelsch als 't zonnelicht, haar kracht verradend in zwier en onuitputtelijkheid van 't spel. Soms zelf speelt zij met het gevaar: zij rukt nu en dan de tragische gedaanten van Tristan en den Ring wat angstwekkend na op 't lijf: doch neen, even heeft zij hen met de vlerk geraakt of ze vliegt weer het ruim in van haar zonnige vrijheid.

A.H.

De Waard uit ‘De Bloeiende Eglantier’, door Lode Baekelmans.

- Met dit boek neemt L. Baekelmans een goede plaats in onder onze jonge novellisten. Hij heeft zijn eigen gebied gevonden, waar hij thuis is: het Antwerpsch volksleven, zoo pittoresk en eigenaardig, met zijn mengeling van kleinsteedschheid en cosmopolitisme. In dit boek herleeft een deel van het vroegere Antwerpen. Het leven van den volksjongen Caesar Broeckx wordt, door al zijn wijzigingen en vervormingen heen, sterk en logisch vastgehouden en doorgezet. Er zijn hier hoedanigheden van kracht en fijnheid, van opmerkingsgeest en humor, die op dit werk een zeer persoonlijken stempel drukken. Laat de schrijver zijn aangeboren gaven zuiver uitwerken, zich losmaken van het oneigene, dat het werk van ieder beginneling omwikkelt, vooral niet vergeten, dat brutaliteit niet altijd kracht is, maar meestal het tegendeel, - en dan mogen wij hopen dat Lode Baekelmans een der kloekste werklieden zal zijn voor den gouden oogst, die daar op 't veld onzer Vlaamsche letterkunde te rijpen staat.

P.v.L.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De waard uit 'De bloeiende eglantier'


auteurs

  • Prosper Van Langendonck

  • Alfred Hegenscheidt

  • over Louis Bouwmeester

  • over Lode Baekelmans