Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 6 (1860)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 6
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 6Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.59 MB)

Scans (462.47 MB)

ebook (8.36 MB)

XML (1.03 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 6

(1860)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Over de natuer en de scheikundige zamenstelling der vlam.

(Vervolg en slot, zie bl. 92 dezes jaergangs.)

De vlam heeft dus van haer eigen noch kleur, noch licht, het is aen vreemde stoffen dat zy deze eigenschappen verschuldigd is; wy moeten dus buiten de gewoonlyke lichtgevende of gekleurde deelen der vlam de gloeijende garen ontmoeten die de echte vlam vormen, en dit vinden wy in het uitwendige deel d (fig. 2). Daer is het eigentlyk dat men eene genoegzame hitte vindt om de vlam te vormen; daer ziet men de gazen, van alle vreemde voorwerpen door een volkomen verbranden ontlast, hunnen gloeitoestand ondergaen; daer alleen ook kan men eenen fynen platindraed witgloeijend doen worden. In deze uitwendige lage, die het meeste zuerstof der lucht ontvangt, wordt de waterstof tot water verbrand, en de in het deel b vry gewordene koolstof in koolzuerstof en koolzuer veranderd. Het is de hitte welke deze scheidkundige werking vergezelt, die aen de andere deelen der vlam de genoegzame warmte verschaft om het vet te smelten, en, als het in de wiek opgeklommen is, het te ontbinden om gasvormige waterkoolstoffen te beelden. Deze worden in koolstof veranderd, die in het deel b beginnen te gloeijen, en de koolwaterstof beide elementen ontmoeten in de buitenste lage de zuerstof der lucht in grooten overvloed: daer worden zy warm genoeg om te kunnen gloeijen, en, als de brandstoffen teenemael met de zuerstof verbonden zyn, vervluchtigen zich de daeruitvoortspruitende gazen (water en koolzuer) als onzienlyke dampen in de lucht. Men zal misschien verwonderd zyn te vernemen dat eene vlam water voortbrengt,

[pagina 100]
[p. 100]

nogthans ziet men het dadelyk, als men eenen gasbek ontsteekt: men kan gemakkelyk, terwyl het glas nog koud is, de waterdampen zich daerop zien nederzetten. De gazen die de vlam voortbrengt, zyn meest altyd onzienlyk, maer men zou ze met het oog kunnen volgen, indien men in plaets van koolstof, een ander element brandde, wiens verbinding met zuerstof zienlyk zou zyn. Chrom is daervoor zeer goed. Men giet in de Uvormige buis der fig. 3 eenige druppels chlorchromzuer (acide chlorochromique). De dampen dezes lichaems volgen de waterstof tot in de vlam; daer ontbinden zy zich en het chromonyd vervangt de koolstof der bougie, want eene yzeren plaet, die men in dezelve plaetst, bedekt zich niet met lampzwart, maer met eene laga chromonyd, dat groen is. Daer het chromonyd altyd zienlyke dampen vormt, ziet men het boven de vlam, onder de gedaente van eenen rook stygen, die welhaest als een groen poeder terug valt. Wat het onderste of blauwe deel der vlam betreft, het is gevormd door zekere gazen (als koolzuer, stof en rusgas) die daer eene genoegzame hoeveelheid zuerstof ontmoeten, en die van eene flauwachtige vlam branden.

Nu dat wy gezien hebben uit welke deelen de vlam bestaet, kunnen wy de groote verscheidenheid verstaen die wy in de vlammen ontmoeten, want naer mate dat het eene of het andere deel grooter of kleiner wordt, zal het aenschyn der vlam ook veranderen. Is de brandstof byna vry van koolstof of van andere vaste elementen, zal men eene byna onkleurige en weinig lichtgevende vlam hebben. Is de koolstof in grootere hoeveelheid, en is het stelsel zoodanig dat de zuerstof gemakkelyk in verbinding met de vlam komt, en met eene genoegzame snelheid om de gevormde gazen teenemael te verbranden, dan zal de vlam zeer warm en terzelfder tyd zeer lichtgevend zyn: dit heeft plaets in de bougie en in de quinquets, waerin men de hoeveelheid van zuerstof door den togt die het glas geeft vermeerderd: in dit laetste geval, zoo wel als in de gasbekken die men in de openbare plaetsen brandt (chauve souris), is de oppervlakte der vlam zeer vermeerderd; daerdoor wordt de warmte zeer groot, en het koude of donkere deel, veel kleiner. Eindelyk, is de massa der koolstof te groot, is de zuerstof die altyd bykomt, niet toereikend om de gevormde gazen teenemael te verbranden, (gelyk het gebeurt als de wiek te groot of te dik is, in de flambeeuwen en de roete kaersen, by voorbeeld), dan zal het donkere deel der vlam het grootste zyn en buiten de andere ten voorschyn komen, om hare nog niet verbrande gazen in de lucht te storten: in éen woord, men zal eene rookende vlam hebben.

Wy zullen dit kort overzicht sluiten met eenige woorden over de gekleurde vlammen. In onze lampen heeft het licht eene witgeele tint omdat de gloeijende koolstof deze kleur bezit: maer als deze door een ander voorwerp, dat in de gloeihitte eene andere kleur bezit, vervangen wordt, moet de vlam ook dezelfde veranderingen ondergaen. Ziedaer geheel het geheim der vuerwerkerskunst. De vlam wordt gevormd door koolstof die men doet branden met voorwerpen die gemakkelyk veel zuerstof geven (stik- of chlorzuerstofzouten) en men doet in dit gemeng de lichamen voorkomen, die de vlam moeten hunne kleur geven. De purperachtige vlammen worden gemaekt met kool, zwavel en slikstofzuere potassche (salpeter): het stikstofzuer geeft de zuerstof, en de potassche maekt de vlam purper. Voor de roode vlammen gebruikt men stikstofzuere strontiaen, enz.

Wy hadden deze schets der eigenschappen der vlam veel kunnen verlengen, en vele andere bewyzen kunnen aenhalen om hare zamenstelling te bevestigen, maer wy hadden niet voor doel eene volledige theorie der vlamme voor te stellen; wy wilden echter alleenlyk een gedacht geven over den aerd van dit natuerverschynsel, en ons zoo veel, als mogelyk, in den kring der bekende daedzaken houden. Wy durven niet hopen dat deze dorre wetenschappelyke voorstelling eenigen byval geniete; nogthans is zy noodzakelyk voor het begryp der verlichtingstelsels wier onderzoek wy in eene der volgende afleveringen voornemens zyn te doen.

Th. S.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken