Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 7 (1861)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 7
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.66 MB)

Scans (21.19 MB)

ebook (11.67 MB)

XML (1.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 7

(1861)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Kunst- en letternieuws.

Op 26 juny vierde de dood en zegepraelde zy, omdat hare schaer van kunstminnaren zich weder met eene schim verrykt had van eene der meestbelovende jongelingen die het moeijelyke vak der kunst hadden aengekleefd; wy willen spreken van het overlyden van den heer Frans Emmanuel Evers.

Zyn stoffelyk overschot werd ter aerde besteld op vrydag 28 juny 1861. Verscheidene leeraren onzer koninklyke Akademie, vrienden en kennissen, alsook een aental kunstenaren volgden den lykstoet en vergezelden den jongen kunstenaer tot zyne laetste rustplaets.

Twee vlaemsche redevoeringen werden op zyn graf uitgesproken, de eerste door den heer J. de Lathouwer, leerling aen de koninklyke Akademie, de andere door den heer D. Verest, in name van schilders vrienden.

Daer deze laetste al de hoedanigheden en het kunstkarakter van den overledenen getrouw en met waerheid afschetst, laten wy ze hier onder volgen; zy moge dan wel geene geheele levensschets bevatten, dan toch doet zy den jongeling, den yvervollen kunstenaer, zyn doel en zyne verhevene strekkingen in de kunst, kennen.

‘Myne heeren en vrienden.

Met een ontroerd hart en met droefheid in de ziel, willen wy eene smartvolle en heilige pligt vervullen. Wy vergaderen hier op het veld der dooden, waer alle geschapene wezens hunne laetste rustplaets moeten vinden. Wy staen hier ontzenuwd aen den boord van een gapend graf, dat welhaest het stoffelyke overschot van onzen vriend, van eenen kunstbroeder, voor eeuwig gaet ontvangen.

Wie van ons allen had gedacht, dat hy, met wien wy gisteren nog van kunst spraken; wiens ziel en oogen nog met glinsterend vuer over de schoonheid der kunst glansten en de geheimen der natuer doordrongen, dat zyn einde zoo naby was?

Oh! niemand voorzeker kon gelooven, dat hy zoo vroegtydig aen kunst en vaderland, door de wreede dood zou weggemaeid zyn geworden. Jong, en door God rykelyk met al de gaven bedeeld, die een mensch maer wenschen kan om kunstenaer te worden: begeestering, schepping en denkingskracht, dichterlyke gevoelens; en daerby zeer

[pagina 104]
[p. 104]

werkzaem, had hy al de goede hoedanigheden om naem te verkrygen, om lauweren te plukken ter eere van Antwerpen, zyne geboortestad, ter eere van Belgie, zyn vaderland.

Geheel zyne jeugd, geheel zyne levensbaen had hy toegewyd om de geheimen der kunst en de grootschheid der natuer te doorgronden; met aenbidding bewonderde hy al wat schoon, wat nuttig, wat verheven was. Na lange jaren met gewetensvollen arbeid en met mannenmoed gewerkt te hebben, blonk er op zyn voorhoofd eene sprankel van heilig kunstvuer. In zyne werken, ontwaerde men reeds dat hy een voortreffelyk meester, een goed kunstenaer zou geworden zyn.

Wat poëzy was er reeds niet in al wat hy voortbracht, zelfs in zyne

illustratie
de slag van woeringen, schets eener schildery van n. de keyser. Zie 1sten jaerg. bladz. 58.


aenzien, dat alleen dienen moet om de stoffelyke noodwendigheden te voldoen. Hy liet zich ook niet met den stroom des tyds, met de mode medeslepen.

Hy betreurde, dat er zooveel mannen zyn, die den weg der verbastering, der zelfverloochening inslaen, en die de vlaemsche schilderschool door hunne eigene werken niet alleenlyk verbasteren, maer vernietigen. Neen zyn doel, zyne strekkingen, waren verhevener, edeler, en nuttiger: hy zag de gewrochten onzer vlaemsche schilderschool gedurig voor zich, en met de natuer en die meesterstukken tot leidsman, gedurig het schoone en ware voor oogen, had hy zich eene eigenaerdige, eene oorspronkelyke kleur aengeschaft; hy was en hy wilde blyven zoo als hy in zyne ziel, en zyne natuer zich gevoelde, dat is echt vlaemsch. En het is nu, dat zyne werken naer waerde geschat werden, dat de toekomst voor hem zich zoo schoon, zoo hoopvol, zoo levendig, zoo grootsch opende, dat in eens die hoop, al dit kunstgenot wordt afgesneden. Wat is de dood onrechtvaerdig: jongelingen die de kunst en het vaderland zouden verheerlyken en roem doen verwerven, die edelmoedig, deugdzaem, rechtschapen, en nuttig aen de zamenleving zyn, worden in den bloei des levens weggerukt! en, zy die niets nuttigs, niets goeds laetste tafereelen, toen zyn gelaet als met de doodverw bedekt was, en dat de ziekte die hem van overlang ondermynde, van dag tot dag voortgang deed, toen wy helaes! door dit schrikwoord: Hy is niet meer, als een bliksem werden getroffen, 't welk ons van weemoed sidderen deed. Oh! Ja Myne Heeren, Evers was een kunstenaer in den vollen zin des woords. Hy had met het noodlot gedurig te stryden: nog kind zynde verloor hy zyne ouders, noch jong zynde was hy reeds een weeskind, en moest zyne opvoeding by vreemden, maer niet in het ouderlyke huis, vinden. Zich vernederen om iets voorttebrengen dat het karakter der kunst niet vroeg, dat wilde, of dat kon hy niet.

Hy was niet zoo als velen, die de kunst als een middel van bestaen stichten en tot last aen de maetschappy dienen, behouden het leven, bereiken een hoogen ouderdom, en sterven van eene natuerlyke dood! Ja, Evers, ja, kunstminnaer, uwe vriendschappelyke betrekkingen, uwe raedgevingen, uwe aenmoedigingen die gy ons als broeder, als kunstenaer gegeven hebt, zullen wy gansch ons leven gedenken en in ons hart, als in een heiligdom, bewaren. Stort tranen gy allen wie hem, gekend, bemind en geacht hebt. Gy vriend Evers, gy zyt ons te vroegtydig ontnomen. Wy zullen by het zien uwer werken, dezelve met onze tranen bevochtigen, omdat ook zy, getuigen zouden zyn van onze droefheid; wy zullen de kunst, zoo als gy ze hebt beoefend, verdedigen tegen al wat vreemd, wat verderfelyk voor onze kunstschool zou zyn. Rust vriend in het hart en den schoot van die natuer die gy, wy zeggen niet dikwyls, maer altyd voor uwen geest hadt toen gy uwe schilderstukken vervaerdigdet, rust vriend in den grond van uw vaderland! Geen eereteeken, geen grafzuil met gouden letteren, geen praelgebouw zal boven uw gebeente, boven uwe assche zich verheffen, om uwe gedachtenis te herinneren, maer die gedachtenis zullen wy in onze harten bewaren, dezelve zal zich vertoonen, als wy met het nageslacht uwe tafereelen zullen pryzen. Vaerwel Frans, vaerwel Evers!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken