Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 8 (1862)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 8
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 8Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.58 MB)

Scans (26.98 MB)

ebook (9.91 MB)

XML (1.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 8

(1862)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 161]
[p. 161]


illustratie
DE ZOON VAN LODEWYK XVI. - samenstelling en teekening van den heer j.e. van den bussche, plaetsneê van den heer jos. van hoof.


[pagina 162]
[p. 162]

Lodewyk XVII.

Sunt lacrymae rerum.

Neen, ik ken in de wereldgeschiedenis geen treuriger verhael, dan het leven, het ryk en de dood van dit ongelukkig kind, erfgenaem van zoovele vorsten, wiens paleis een kerker, wiens troon een houten voetbanksken, wiens kroon eene jakobynenmuts was; ik wil spreken van den zoon van Lodewyk XVI en die zelfs in de jaerboeken onder den naem van Lodewyk XVII staet aengeteekend.

Het was de 4 juny 1789. De omwenteling was nog niet losgeborsten en Lodewyk XVI troonde nog te Versailles in den vollen luister der vorstelyke glorie. Toen toch heerschte droefheid en rouw over het paleis, want de erfprins, de Dolfyn lag dood uitgestrekt op zyne sponde. Doch als eene lichtende sterre der toekomst, stond nevens deze lykkist een bloeijend kind, half weenend, half lagchend, nog niet beseffende het verlies eens broeders, noch de erfenisse eener koningskroon. Dit kind was de tweede zoon van Lodewyk XVI, Lodewyk-Karel van Frankryk en van Bourbon, geboren te Versailles den 27 meert 1785.

‘Hy was toen,’ zegt de heer Bauchesne, zyn levensbeschryver, ‘iets meer dan vier jaer oud; tenger, fraei en opgeschoten van lichaemsbouw, had hy een lieftallig voorkomen. Moeijelyk zou ik de engelachtige schoonheid zyner groote blauwe oogen, door lange bruine wimpers overschaduwd, kunnen beschryven, noch zyne schitterende blanke kleur, door het frische incarnaet geroodverwt, afmalen. Zyne ligtblonde haren vielen natuerlyk in lange krullen op zyne schouderen neder. Hy bezat den roodkoralen mond zyner moeder en hetzelfde versierend putje in de kin. In zyne edele en zoete gelaetstrekken vereenigde hy iets van de weerdigheid van Maria-Antonetta met de goedaerdigheid van Lodewyk XVI. Al zyne bewegingen waren vol vuer en leven, en in zyne manieren en houding straelde ik weet niet welke verhevenheid van gevoelens, welke kinderlyke rondborstigheid uit. Hem ziende bewonderde men, het hoorende beminde men het kind.’

Zoo was, eene maend vóor de inneming der Bastille, de Dolfyn, erfprins van Frankryk; maer in plaets van een Monharvier, een Fénélon, een Bossuet, kreeg hy een schoenlapper tot leermeester; in plaets van een koninklyken mantel, de vuile vest van een werkmanskind.

En inderdaed, het schrikkelyk orkaen der omwenteling, sinds zoovele jaren door het zedenbederf en de dwingelandy der grooten, door eene verpestende en goddelooze litteratuer voorbereid, was over Frankryk losgeborsten.

Snel volgden de gebeurtenissen zich op; de felheid des tempeests groeide aen en den 13 van oogstmaend 1792, werd het Koninglyk Huis in den Tempel, eene staetsgevangenis te Parys, opgesloten. Den 21 january van het volgende jaer viel het hoofd van Lodewyk XVI onder het mes der guillotien.

Door deze moord verviel het koninglyk regt op het hoofd des Dolfyns die byna vergeten leefde in den zelfden kerker als zyne moeder Maria-Antonetta. Het jonge kind werd, ongelukkiglyk voor hem, een dreigend gevaer voor de Republiek. De getrouwgeblevene onderdanen in de Vendée riepen den Dolfyn tot koning uit, schreven den naem van Lodewyk XVII op hun vaendel, en meer dan eene pooging werd aengewend om den jeugdigen vorst uit zyne gevangenis te verlossen.

Eens gelukte de koningsgezinden byna in het volvoeren dezer stoute onderneming. De wachten waren reeds omgekocht, de sloten gebroken, de sluilplaets voorbereid, als eensklaps eene schoenlapper de zamenzweering ontdekte, verraed riep en de pooging verydelde.

Den 1n july 1793, kondigde het Comité du Salut public het volgende raedsbesluit af: ‘Het Comité du Salut public besluit dat de zoon van Capet van zyne moeder zal gescheiden worden, en in de handen eens onderwyzers, door de Gemeente aengeduid, overgeleverd worden.’ De onderwyzer was de schoenlapper Simon die het plan der ontvlugting had doen mislukken.

Lodewyk XVII was toen acht jaer en drie maenden oud, en Simon, de schoenmaker omtrent zeven-en-vyftig; de Gemeente had den man de last opgelegd, den zoon van Tanguinus in een kind van Brutus te hervormen. Deze domme en wraekgierige beul liet geene gelegenheid voorbygaen om het koningskind te vernederen, te kastyden, zyn lichaem en ziel te krenken.

Robespierre, Marat, Saint-Just heerschten over Frankryk en dreven de dwingelandy tot de uiterste palen.

De meester was dan niet streng genoeg; nieuwe verorderingen en vermaningen kwamen Simon's yver aenvuren en hy begon te begrypen dat men het vorstelyk kind wilde van kant helpen. ‘Burgers,’ vroeg ‘hy aen zyne oversten, ‘wat hebt gy over het wolvenjong besloten? De jonge was opgebragt om onbeschaemd te zyn, maer ik zal hem wel temmen, zooveel te erger indien hy er van kapot gaet; ik kan het niet verantwoorden. In allen gevalle, wat wil men er meê doen? hem over zee voeren?’ - Doch het antwoord luidde: ‘Neen.’ - ‘Hem dooden?’ - ‘Neen.’ - ‘Hem vergiftigen?’ - ‘Neen.’ - ‘Maer wat dan?’ - ‘Er zich van ontmaken.’

De ellendeling had het verstaen; men wilde zich van het kind ontmaken. Nu waren de mishandelingen bovenmate, en hierin werd hy bygestaen door zyn wyf, Marie-Jeanne Aledame, eene byna zestigjarige vrouw, kortelings met den schoenlapper getrouwd, en die haer spyt niet kon verkroppen te laet in echt getreden te zyn om nog kinderen te krygen. Zy had dan een onzinnige, hartstogtelyke haet tegen dit lieve kind opgevat, en vergrootte, door allerlei plageryen, deze langzame martelie.

Somtyds voelde Lodewyk XVII de prikkel van het vorstelyk bloed, dat door zyne aderen stroomde en rigtte het hoofd op. Maer dan riep Simon met een grynslach uit: ‘Het wolvenjong laet zich moeilyk muilbanden! - Allo, Capet, zwygt of ik zal aen deze burgers eens toonen, hoe ik met u kan omspringen.’ En dan nam hy een spanriem, een schoenlyst of een minder werktuig en sloeg het kind onbarmhartig. Niet een der municipalen, of burgerwachten die den tempel bewaekten, durfde zich tegen deze laeghertige mishandelingen verzetten.

De schoenlapper zegepraelde weldra over de zwakke zielkracht eens kinds. Lodewyk was onderdanig, gehoorzaem, te neder gedrukt. Slaefsch vuerde het Simon's pyp aen, droeg de voetstoof van vrouw Aledame over en weder en bewees alle huiselyke diensten. Het kind was gekleed met eene vest, die men Carmagnole noemde en had eene roode Jacobynen muts op het hoofd. Vloeken en zweeren waren de eenigste lessen die hy ontving. Men zong vuile zangen, lasterde God en dan schepte men behagen het kind ontuchtige woorden en godslasteringen te doen herhalen. Men ging verder, men drukte hem zedelyk en ligchamelyk te neder, dat men eindelyk den zoon van zoovele koningen, de ongeloovelykste en afschuwelykste heschuldiging tegen zyne moeder afperstte.

Het gepeins is afgeschrikt en onze pen staet aerzelend stil.

Door die gedurige mishandelingen had men dit blozende kind in een

[pagina 163]
[p. 163]

bleek, afgeteerd, gekromd wezen veranderd. Wie had nog in dien mageren, treurenden knaep, vloekende en godlasterende, het lustige en zoete kind, dat wy hooger beschreven hebben, herkend?

De plaet die wy heden afkondigen en zoo wel opgevat en gesneden door de heeren van den Bussche en van Hoof, stelt ons eene der gewoone mishandelingen voor, welke de schoenlapper Simon, Lodewyk XVII, deed ondergaen. Het portret van Marat hangt tegen de wand en schynt van genoegen te grynzen en den beul aen te prikkelen; door het opene venster ontwaert men de pieken der Sans-Culotten en het hoofd eens edelmans, dat waerschynelyk voor den met lompen bedekten koning onder het mes der guillotien was gevallen. In een enkelen oogslag omvat men gansch dit akelig drama, dat met tranen en niet met inkt zoude moeten beschreven worden.

Het leermeesterschap van Simon duerde tot den 19 january 1794 voort; de knaep was nog niet onder de herhaelde martelingen bezweken, maer de kiem van die slepende ziekte, welke den 8 juny 1795 het vorstelykkind in het graf sleep, was ingeënt.

D.R.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken