Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 11 (1865)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 11
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.00 MB)

Scans (24.86 MB)

ebook (8.83 MB)

XML (1.13 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 11

(1865)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Karel M.J. Cogels.

Op 2 Meert is jonkheer Karel M. Jos. Cogels, voorzitter der Wetenschappelijke Vereeniging van Antwerpen, overleden in den ouderdom van 43 jaren en 6 maanden. M. Cogels was kommandeur der orde van den H. Gregorius den Groote, lid van de besturende commissie der gevangenissen, voorzitter der Société Paléontologique, leeraar in het Kruidkundig Genootschap, in de Nijverheidsschool en lid van verscheidene geleerde genootschapppen.

De plechtige lijkdienst had plaats te Deurne, op 6 Meert ten 11 ure, in tegenwoordigheid van eene ontelbare menigte volk, uit alle standen der maatschappij.

De hoeken van het baarkleed werden gehouden door M.K. Ommeganck, bestuurder der Wetenschappelijke Vereeniging, M. Dillen, voorzitter van het Kruidkundig Genootschap, M.H. Altenrath, bestuurder der Nijverheidsschool, en M. Vercammen, ondervoorzitter der afdeeling van het Kruidkundig Genootschap van Duffel.

Aan het graf werden er verschillende redevoeringen uitgesproken; door MM. K. Ommeganck, namens de Wetenschappelijke Vereeniging, door P.J. De Beucker, en Van Heerendaal, namens het Kruidkundig Genootschap; en door M. Altenrath, namens de Nijverheidsschool; door M. graaf G. Le Grelle, namens de besturende commissie der gevangenissen.

 

M.K. Ommeganck drukte zich uit als volgt:

 

‘Namens de Wetenschappelijke Vereeniging van Antwerpen, kom ik hier eene plechtige hulde bewijzen aan onzen geachten en diep betreurden voorzitter.

Indien er eenige vertroosting gebracht kan worden, aan de bittere droefheid die zijne eerbiedweerdige bloedverwanten komt te treffen, even als de leden der genootschappen die zich mochten roemen den aflijvige onder hunne medewerkers te tellen, is het wel zeker deze vertroosting, van te mogen en te moeten verklaren dat wij allen lof zonder uitzondering aan zijne nagedachtenis moeten toewijden.

Hij, wiens afwezigheid in ons midden nimmer aangevuld worden zal, was aan hert en geest met alle gaven verrijkt; vreemd aan de werkeloosheid die hem zijn maatschappelijke stand kon bezorgen, wist hij zijne uren te verdeelen en dezelve aan de studie, het onderwijs of goede werken toetewijden; nooit heeft er iemand vruchteloos een beroep op zijne welwillendheid of zelfopoffering gedaan.

[pagina 27]
[p. 27]

Alwie het voordeel genoot de talrijke verhandelingen bijtewonen welke hij gaf, zal getuigen van de eenvoudigheid en duidelijkheid waarmede hij de moeilijkste punten aan de minst ervarenen wist te leeren of uitteleggen, met welke krachtvolle uitdrukking en zachtaardigheid hij de vruchten zijner studiën aan meer gevorderde toehoorders wist voortestellen, en hunne aandacht te boeien.

Reeds in zijne studiejaren, werd hij door de leeraren der hoogeschool van Luik als met uitmuntend begaafd geestvermogen, opgemerkt; na aldaar zijne inwijding in de wetenschappen te hebben genoten, voltrok hij zijne studiën door menigvuldige reizen in de bijzonderste landstreken van Europa.

Zijne wetenschappelijke navorschingen waren bijzonder gericht naar het onderzoek der scheikundige geheimen van het plantenleven.

De belangrijke ontdekkingen door hem in dit vak gedaan, lang voor andere geleerden, zouden hem academische titels, en eenen algemeenen roem hebben verworven; maar het was hem genoeg de vruchten van zijnen arbeid aan zijne vrienden en aanhoorders mede te deelen, zonder eer of roem natejagen; zijne onbaatzuchtigheid voor eeretitels of verhevene plaatsen werd door zijne kennissen geëvenaard.

De prachtige betrekkingswetten die de hoofdkrachten der stoffelijke wereld beheerschen, waren de geliefkoosde voorwerpen zijner overwegingen, en zijner samenspraken; overeenstemmend met den wensch die wij hem meermalen hebben hooren uitdrukken; hebben wij de verzekering dat het aanschouwen der wijsheid des Almachtigen Scheppers nu reeds voor hem grootendeels in de belooningen treed, die hem zijn verzekerd door een leven te kort voor ons, maar zoo langdurig en volmaakt door zijne werken, door een leven bekroond met heldenmoed in de smerten zijner ziekte en voltrokken met eene volkomene onderwerping aan den goddelijken wil.’

M.P.J. de Beucker hield de volgende redevoering:

‘Mijne heeren, sedert het achtjarig bestaan van ons genootschap, hebben wij nog geen verlies, zoo als dat welk wij thans bij dit graf betreuren, onderstaan.

Het is de eerste maal dat onze standaart de stille droefheid onzer harten uitdrukt.... Voor de eerste maal draagt onze standaart een rouwkleed over het droevige schaduwgroen van den Cypresssus, en ook voor de eerste maal zijn de harten onzer leden in een diep gevoel van treurnis gezonken.

Wij hebben een edelen en beminden vriend en welwillenden en kundigen leeraar verloren... Ja, jonkheer Karel, was de gekende weldoener van ons genootschap; in hem ontvlamde eene begaafdheid, welke ons menigmaal eene zeldzame zielsharmonie voor het schoone geschapene deed ontdekken. Doch hij verwaarloosde de schoone gaven, hem door den Schepper geschonken, niet, maar werkte onverpoosd voor het nut en welzijn van het volk; en door zijne dubbele liefdadigheid in wetenschap en fortuin, kenden wij zijne liefde, die hij voor den evenmensch gevoelde!

Nooit zocht zijne oprecht edele inborst naar wereldlijke verheffing.... Hij was een der eerste scheidkundigen in Europa, die door aanhoudende proefnemingen de meest duistere vraagpunten over de voedingstoffen der planten wist op te lossen. Dit onderzoek heeft hem 15 jaren arbeid en oplettendheid gekost, dus meer dan een derde zijns levens.

Het was onder zijne kundige leiding dat men in onze provincie voor de eerste mael gelukte eenen artesiaenschen bornput te boren. In verscheidene wetenschappelijke maatschappijen, hoorden de leden zijne kundige voordrachten; hij stond bijna in allen aan 't hoofd huns bestuurs; nooit weigerde die brave man zijne kundige hulp aan min kundigen.

Bij de voordrachten van andere leeraars in ons genootschap schaamde hij zich niet tusschen de tuiniers op de banken plaats te nemen, en bij zijne voordrachten ontwaarde men, door zijne zachte en edele blikken, de innige tevredenheid die hij bij het leeren van anderen smaakte. Doch door zijne soms zoo schoon gekozene toepassingen voelde men zijn hart tot den Schepper getrokken; want Gods zegen was hem boven alles dierbaar.

Het was een rechtzinnig oefenaar van het ware christendom, een ridder door zijn eigen zelve uit het heldendom der wetenschappen, en kalm en weerdig gaf hij zijn laatste lot ten volle in Gods handen over.

...Ach! beste vriend, hebt gij wel beseft wat gij ons in uwe laatste voordracht zegdet?... Hebt gij het onbedacht gezegd, of heeft uw geest gesproken?... Eilaas! het moest waarheid worden, onze leden zullen het blijven gedenken.

Jonkheer Cogels had, om zijne voordracht op te helderen en meer verstaanbaar te maken, eenige zouten en zuren bij zich; - doch bij het overgieten derzelve had hij eenig vergiftig vocht op zijne vingers gestort. “Nu moet ik voorzichtig wezen” zegde hij, en droogde de gevaarlijke vloeistof af, hier bijvoegende: “Het is nogtans toch gelijk waar een mensch van sterft, doch als dit zou gebeuren, dan verzoek ik eene zaak, dit is, dat de achtbare leden van het Kruidkundig Genootschap mijne begrafenis zouden vergezellen.”

Gij zijt van dit vergif niet gestorven, vriend; eene ongeneesbare ziekte rukte u uit ons midden; - doch wij komen met onze leden helaas! aan uw verzoek plichtshalve, voldoen. - Gij waart ons in uw leven dierbaar, en gij zult ons in de geheugenis altijd dierbaar blijven. Uw achtbare naam zal zich in ons genootschap vereeuwigen.

Vaarwel, tot wij u wederzien!’

 

Hierna sprak M. Van Heerendael: ‘Mijne heeren, niet zonder innerlijke aandoening, veroorloof ik mij, in naam van het Antwerpsch Kruidkundig Genootschap, de stem te verheffen aan den rand van het onverbiddelijke graf, dat voor altoos ons scheiden moet van hem, dien wij als leeraar bewonderd, als innig vriend gekend hebben.

Niet zonder smart- en angstgevoel, kan ik mij zijne veelvuldige diensten herinneren, want met hem is niet alleen het uitstekend vernuft, maar ook zijne broederlijke betuiging afgestorven.

Ja, leden van het Antwerpsch Kruidkundig Genootschap, zeggen wij het luide, dat wij in hem eenen vaderlijken geleider verliezen; dat zijn afsterven eene noodlottige leemte in ons midden achterlaat; dat de beschaving dien slag pijnlijk zal gevoelen.

In 1858 zag Antwerpen uit zijnen moederlijken schoot een gesticht oprijzen, waar het heilzame woord zou klinken ter opleiding van landbouwer en tuinier, tot beschaving der maatschappij.

Karel Cogels bleef niet ten achter; schoon was het doel en

[pagina 28]
[p. 28]

schitterend het licht, dat achter de donkerheid des tijds schuilde. Hij was overtuigd, dat de verspreiding der wetenschap de rechte stempel is der beschaving en geestontwikkeling van een volk, en het nederlandsche volk werd deelachtig aen den rijkdom van zijn brein. Door edele gevoelens immer aangedreven, vergat hij zijne geboorte, het perkament van zijnen adel, om ons in zijn hart den adel der menschheid te toonen.

Wat hij door drooge, dorre navorschingen verworven had, de rijkdom van zijnen geest, kwam hij gewillig ons mededeelen, en het drooge, dorre, werd aengenaam en lachend door zijn woord dat eenvoudig was, door zijne beschouwingen, die treffend en sprekend waren. Hoe aengenaam waren de stonden niet, die wij met hem genoten; wat nevelen deed hij niet van voor onzen geest verdwijnen; want schatten bracht hij niet er in; wat kennissen de boeien verbrijzelend der menschelijke verstomping, de verbeelding door rijkere gedachten sterker en levendiger makend!

Gij immers, gij, landbouwers, die met mij tot dit graf zijt genaderd, gij weet het meer dan ik, hoe heilzaam, hoe nuttig de verhandelingen waren van hem, die, koud en geknakt, de stille rust bekomt; hoedanig hij de verheerlijking van uwen stand bewerkte; gij beseft uwe vorderingen op de baan der wetenschap, en dit gedacht doet u angstig de toekomst ondervragen, ontrukt uwen benepen boezem eenen zucht; eilaas, hij is niet meer! Wie zal hem vervangen, wie voortaan onzen naar wetenschap dorstenden geest verzaden en laven? En hier blijft alles stom, geen stem die u komt vertroosten! Wat klinkt u tegen? Slechts de pijnlijke kreet, dreunend in de verte: Hij is niet meer!

O, goddelijke macht, hoe streng waren uwe besluiten! Uw vinger wees op hem, en de schicht des bleeken doods trof het hart dat immer tot werkdadigheid gestemd was. Hij viel; wij buigen voor uwe besluiten en bezweeren uwe barmhartigheid, dat het zaad hetwelk hij zoo vol liefde in onzen geest strooide, tot ontkieming moge gedijen en welig opgroeien.

Rust zacht dan, vriend en leeraar, in den killen schoot der aarde; de dood verijdelt wat gij nog edels in het hart ontworpen hadt; maar ook hij heeft den lach gezien, de lach van zelfvoldoening die op uw wezen blonk, vóór gij deze wereld verliet. Uw leven vlood niet werkeloos henen; menschlievende gevoelens spraken u van moed en zelfopoffering: eilaas, gij zijt gevallen, zonder zelfs de vruchten uwer werken te mogen aanschouwen. - Van dankbaarheid en erkentenis slaat ons gevoelig hart; de hulde, die wij uw overblijvend stof betuigen, mocht zij den dank vergoeden, dien wij u levend verschuldigd waren! - Het antwerpsch Kruidkundig Genootschap zal uwe verdiensten gedenken; uw aandenken zal met ons voortleven, uw voorbeeld ons met moed en volharding bezielen, om den ingeslagen weg der wetenschap en beschaving te blijven bewandelen, zonder verpoozing, zonder afbreken, tot de dood ons weder zal vereenigen!

Vaarwel dan, vriend en leeraar, vaarwel!’

 

Redevoering van M.H. Altenrath:

 

‘Mijnheeren, gelast van wege het bestuur der vrije Nijverheidsschool van Antwerpen het woord te voeren, zoo kom ik aan den boord van dit gapende graf eenen droeven plicht vervullen, een laatste afscheid nemen van onzen diepbetreurden medeleeraar Karel Cogels.

Wie onzer zou over een viertal maanden gedacht hebben, toen wij hier een laatst vaarwel aan zijne geliefkoosde zuster brachten dat, weinige dagen nadien, ook voor hem de eeuwige rustplaats in den killen schoot der aarde zou geopend worden? Niemand onzer zou dit hebben durven denken, en nogtans.... daar ligt hij nu, koud en gevoelloos uitgestrekt in dien killen kuil, in dit nijdige graf dat alle standen vernietigt en wegvaagt, dat niets nalaat dan treurnis, dan aandenken aan het verledene....

Waarom moest de ijskoude hand der dood hem zoo vroegtijdig uit ons midden komen rukken? Waerom moest het onderwijs van eenen voorbeeldigen leeraar beroofd worden?

Onlangs werkte hij immers nog met ons tot den vooruitgang der wetenschappen; onlangs nog bestuurde hij de boring der artesische bornputten van Hemixem en Antwerpen: hij doorzocht in den vreemde die schoone, rijke en grootsche natuur, om, bij zijne terugkomst zijne waarnemingen mild aan anderen mede te deelen.

Zijn vermogen was toch zoo omvattend, zijne denkbeelden zoo breed, zijn omgang zoo gulhartig; de vooruitgang van het volk was zijn gedurig streven; het beoefenen van kunsten en wetenschappen aanzag hij als den grondslag van der volkeren roem! Te meer, hoevele ontwerpen heeft hij niet gekoesterd om onze vrije Nijverheidsschool groot te maken; hoevele onzer leerlingen niet met de geheimen der scheikunde vertrouwd! Heeft hij niet bestendig de welvaart van ons gesticht gedroomd, en nu... nu is hij uit ons midden weggerukt, hij is niet meer eilaas, binnen eenige oogenblikken wordt dit kille graf gesloten, elke schup aarde die op zijne laatste woonstede zal nederploffen, zal als een droeve zucht opstijgen en ons het hart verbrijzelen, doch, al is hij ons stoffelijk ontnomen, zijn weldoende geest zal ons immer bijblijven en vergezellen op de moeilijke baan der wetenschappen, die wij zijn ingetreden; zijn geest zal ons vooruitlichten op het hobbelige pad des vooruitgangs en der toekomst.

Ontvang dan, o vriend, ons droef en laatst vaarwel; slaap in den schoot der aarde die gij zoo diep bestudeerd hebt; slaap zacht, Karel Cogels, uw naam zal voor uwe schoone werken als eene star schitteren en een welverdiend loon ontvangen.

Vaar dan wel, voor het laatst, vaarwel tot wederziens!’

M. de graaf Gerard Le Grelle, oud burgemeester van Antwerpen, namens de besturende commissie der gevangenissen, deed in eene schitterende improvisatie, al de hoedanigheden van den aflijvige uitschijnen; het spijt ons deze heerlijke afschildering van den verdienstelijken menschenvriend hier niet te kunnen mededeelen, vooral daar hij sprak van de diensten door M. Cogels bewezen aan de bedsponde der armen, aan de stoffelijke verbetering der gevangenen.

Verzedelijken, lief hebben, troosten en bijstaan dat was zijne leus, zegde de spreker, die eindigde met de nederigheid van M. Cogels te doen uitschijnen in al wat eeretititels betrof. M. Le Grelle sloot zijne rede met een gebed, opdat de schoone ziel van den aflijvige moge rusten in vrede.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken