Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 12 (1866)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 12
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 12Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.33 MB)

Scans (25.55 MB)

ebook (8.04 MB)

XML (1.15 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 12

(1866)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De woudreuzen.

Dwaas is soms de mensch in zijne werken. Geroepen om te verbeteren en voorttebrengen, gebruikt hij soms den geest, die God hem gaf, om te vernielen wat de alles vernielende tijd, storm en omwenteling zelfs niet durfden aanraken en wat zij eerbiedigden.

Amerika roemt te recht op zijne onmetelijke en eeuwige wouden, op hunne reuzenboomen door wier dichtgebladerde en eindelooze vertakkingen de zonne maar nauwlijks doordringt. Met hunne reuzenarmen reiken die boomen ten hemel, hun onmetelijke stam verheft zich 435 voet boven den grond en hunne fiere kruin baadt zich in het drijvend wolkenheir. Negentig voeten omtrek heeft de reuzenstam wiens voet zich in het kronkelende beekje baadt dat de oppervlakte der bosschen soms met zijne vluchtende wateren overdekt. Grootsch en majestatisch moet zulk een woud zijn, een onoverstijgbare berg moet het den vreemdeling in de verte schijnen, dit woud waar onze grootste boomen als ellendige dwergen tegen zijn. Vol dichterlijke droomen is dit zwarte bosch met zijne plechtige stilte, half onderbroken door den murmelenden vloed of het ritselend blaadjen dat het bange vogeltje roert, vluchtend voor de fluitende slang. Daar treft u de oneindige grootheid van Gods werken in dit eenige woud, dat zelf een oneindig klein stipjen in de natuur vormt!

[pagina 186]
[p. 186]

Een dezer wouden, wellicht het oudste, was getuige van den ongestadigen geest van den mensch. Ongetwijfeld vloekte hij zelfs de vlammen niet die voorheen een der reuzenboomen tot assche legden; neen, als wilde hij dit edele woud gansch vernielen, had hij ook de andere boomen tot nedervellen gedoemd. En dit wandalenwerk verrichtte hij, want wellicht was hem de macht van dit reuzengevaarte al te uitdagend.

Een voor een, rukte hij afgunstig de takken dier boomen, om gaanstokken te vervaardigen, als wilde hij, gekwetst in zijne macht, dien boom hem tot speelbal doen dienen. De natuur weigerde haar dit sieraad te laten ontnemen. Vijf man werkten 25 dagen om één boom neêr te werpen en aan den voet des menschen zijn trotschen stam te vernederen die over zijne hoogmoedige kruin dertig eeuwen zag varen, die aan de woedendste stormen weêrstond, die kalm de omwentelingen van tijd en mensch gadesloeg, die alles zag verdwijnen en, getuige van het verleden, hoopvol in de toekomst zag.

De wispelturigheid der menschen weêrstond hij niet: hij viel en in zijnen verpletterenden val sleepte hij de tweede natuur mede die zich om zijnen eeuwenouden stam gevormd had.

De menigte woekerboomen die zich om dien stam slingerden en die den boom op zich zelven het aanzien van een woud gaven, verstrekten tot schuilplaats aan eene menigte dieren: van de kleinste insecten tot de grootste afgrijselijkste slang.

In dezen stam werden geheele kamers uitgehouwen die den bewoners der landsstreek zelfs tot balzaal verstrekten.

Hoe oneindig nietig moeten de voortbrengsels dezer dagen die reuzengewassen voorkomen!

V..........

De jeugd is heilig; zij moet voorzichtig en eerbiedig behandeld worden; de jeugd is gelukkig, maar men moet zorgen, dat zij zoo min mogelijk deelt in de rampen der samenleving, voor zoo ver zij die in hare jaren kan ondervinden; - men moet haar soms kwellen en lastig vallen - tot haar nut! - maar passen wij vooral op, dit niet te overdrijven! Een geheel leven kan geen gedrukte jeugd verzoeten; want welke zaligheid zouden latere jaren te stellen hebben tegenover het verspeelde geluk eener schuldelooze jeugd?
N. Beets.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken