Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 13 (1867)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 13
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.29 MB)

Scans (24.60 MB)

ebook (8.03 MB)

XML (1.10 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 13

(1867)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De kracht der verbeelding.

De uitwerkselen der verbeelding op menschen en dieren zijn zoo wonderlijk als onbetwistbaar. Men kan er duizende voorbeelden van aanhalen.

Eene dame, eene aalmoes aan eenen behoeftige geweigerd hebbende, wreekte zich deze met haar te voorspellen dat zij binnen de zes maanden sterven zou. Tegen dat dit tijdperk ging om zijn, had de schrik zoo sterk op haren geest gewerkt, dat zij inderdaad stierf. Insgelijks kan aan de kracht der verbeelding toegeschreven worden de dood van Paus Clemens en Philippus-den-Schoone, die beide door den grootmeester der Tempeliers gedaagd waren om, de eene binnen de veertig dagen, de andere binnen het jaar, voor Gods rechterstoel te verschijnen.

Verschillende door honden gebetene personen werden erg ziek, omdat zij, deze dieren als razend beschouwende, dat ook vreesden te worden of reeds waanden te zijn. De koninklijke maatschappij van wetenschappen van Montpellier schrijft in eene verhandeling in 1730 uitgegeven, dat, twee broeders door eenen dollen hond gebeten zijnde, de eene naar Holland vertrok, van waar hij eerst na tien jaren afwezens terugkeerde. Bij zijne terugkomst vernomen hebbende dat zijn broeder van de watervrees gestorven was, stierf hij zelf razend door den schrik het te worden.

Het volgende feit is niet minder zonderling: een hovenier droomde dat hij door eenen grooten zwarten hond gebeten werd. Hij kon geene hoegenaamde sporen van beten aanwijzen, en zijne vrouw, die bij zijnen eersten hulpkreet opgestaan was, verzekerde hem dat alle deuren goed dicht gesloten waren en geen hond binnen kon. Niets hielp; het gedacht aan den grooten zwarten hond werkte altoos op zijne verbeelding; onophoudend zag hij hem: zijn slaap en zijne eetlust gingen te loor, hij werd afgetrokken en verkwijnde zichtbaar. Zijne vrouw welke, in den beginne verstandiger, al hare krachten had ingespannen om hem te stillen en van zijnen waan te genezen, eindigde met te gelooven dat daar zij er niet in geslaagd was, er iets waars in het gedacht van haren man moest liggen, en dat zij, naast hem geslapen hebbende, het zeer mogelijk ware dat ook zij gebeten was. Deze gesteltenis van geest bracht bij haar dezelfde teekenen als bij haren te man weeg: neêrslachtigheid, afgematheid, vrees en slapeloosheid. De geneesheer, ziende dat de gewone hulpmiddelen zijner kunst tegen deze ziekte der verbeelding niets vermochten, raadde hen aan, op eenen toon alsof hij verzekerd was dat hiermede genezing zou worden verkregen, eene bedevaart naar St-Huibrechts te doen. Van dit oogenblik af waren de twee zieken geruster; zij gingen naar St-Huibrechts, onderwierpen er zich aan de daar gebruikelijke behandeling, en kwamen genezen naar huis terug.

En het was evenwel niets anders dan een droom, en een belachelijke droom, welke al die wanorde in de gezondheid van twee sterkgebouwde personen teweeggebracht had.

Eene Livonische jufvrouw droomde dat een woedende draak zich op haar wierp. Die droom werkte zoo zeer op haar, dat zij des anderendaags stierf.

Tissot verhaalt dat een boer droomde dat eene slang zich rond zijnen arm slingerde. Hij was zoo verschrikt, dat hij ijlings opsprong en zijnen arm van dan af aan stuiptrekkingen onderhevig bleef, die somwijlen uren lang duurden, zonder men in staat was hem stil te houden.

De beroemde toonkunstenaar Tartini legde zich zekeren dag te slapen, het hoofd met muzikale gedachten vervuld. In den slaap, verschijnt hem de duivel, eene sonate op de viool spelende. Hij zegde hem: ‘Tartini, speel zooals ik.’ De muzikant, verrukt over deze zoete welluidendheid, staat op, loopt naar zijne piano, en maakt zijne beste sonate: die des duivels.

Ziedaar wel kunstenaarsverbeelding! Maar wat zal men zeggen van den droom eener schoone juffer, welke op min dan een uur tijds stierf, omdat zij zich onteerd geloofde door eenen kus, welke haar een jongeling, waarvan zij de verloofde was, ontstolen had. Men begrijpt beter en beklaagt meer dien armen in het buitenland dienenden soldaat, die, het vaderland niet kunnende vergeten, op den dag dat men hem zijn verlof geweigerd had, stierf.

Wij hebben gezien dat de verbeelding, door hevige en onverwachte aandoeningen, dikwijls zeer ernstige ziekten en somwijlen de dood veroorzaakt; dezelfde oorzaak kan pijnstillend werken en dikwijls heeft zij volslagene genezing van zenuwziekten teweeggebracht. De prins van Hohenloë en mevrouw de Saint-Amoir, hebben wonderen verricht, door tot de zieken, welke vertrouwen stelden in hunne kunst, te zeggen: ‘trekt uwe plaasters af, werpt uwe krukken weg, gij zijt genezen.’ Het is wel mogelijk dat de lichtgeloovigsten, wier geest zeer gespannen was, eene tijdelijke verlichting gevoeld hebbben. De eene indruk neemt den anderen geheel of gedeeltelijk weg, en 't is juist en enkel daarin dat de kracht moet gezocht worden van de tooverwoorden, hekserij, getallen, tooverfiguren enz., wanneer zij op bijgeloovige menschen in het werk gesteld worden.

[pagina 36]
[p. 36]

Er zijn zulke zwakke geesten, dat zij niet eens bestand zijn tegen het voorbeeld; het is daardoor dat de vallende ziekte, de stuipen, de krankzinnigheid somwijlen besmettend geschenen hebben. Thouret en Bailly verhalen, dat, in 1780, gedurende de plechtigheid der eerste communie in de Sint-Rochusparochie, te Parijs, een jong meisje zich onpasselijk bevond en stuiptrekkingen gehad hebbende, deze ongesteldheid en kwaal zich met zulke snelheid verspreidden onder de eerste-communiecanten, dat in min dan een half uur, tusschen de vyftig en zestig meisjes van twaalf tot negentien jaren er door aangerand waren. Boerhave genas de vallende ziekte, in het weeshuis van Haarlem, door de bedreiging dat de eersten die er zouden van aangerand worden, zouden worden verbrand in een groot vuur, welk men, op zijn bevel, in het midden der plaats van dit gesticht brandende hield. Hij wist dat, om eene verbeelding, die langs ééne zijde getroffen is, te genezen, dezelve langs eene tegenovergestelde zijde moet getroffen worden.

Men kent de wonderbare genezingen door het mesmerismus bewerkt. Bailly, Franklin, Leroy en Lavoisier, in 1784 gekozen om hun oordeel te doen kennen over deze zoogenaamde kunst, drukten zich volgender wijze in hun verslag uit: ‘Wat ons vooral heeft verbaasd, is het gering verband welk er schijnt te bestaan tusschen den aard der door het magnetismus teweeggebrachtte uitwerkselen en de schijnbare ontoereikendheid der aangewendde middelen. Van den eenen kant, zijn het hevige, langdurige en herhaalde stuiptrekkingen; van den anderen kant, zijn het eenvoudige aanrakingen, gebaren en figuren; en evenwel geeft de openbare behandeling, door deze middelen, hoe gering ook, in het werk gesteld, eene groote macht te kennnen. Wij hebben gevraagd door welke veerkracht zooveel verbazende uitwerkselen teweeggebracht werden, en welke de redenen waren waarom zij aan eene onbekende en nieuwe vloeistof werden toegeëigend, aan eene vloeistof welke den mensch toebehoort en op den mensch terugwerkt. Als natuurkundigen handelende, hebben wij de aanwezigheid van deze vloeistof trachten te onderkennen; maar zij ontsnapt aan alle bevatting. Men heeft ons verklaard dat hare werking op de bezielde lichamen de eenigste waarborg was welke men van haar bestaan geven kon.... De verbeelding schijnt er dus het grondbeginsel van te zijn. Men moet te weten komen of men deze uitwerkselen door de kracht der verbeelding alleen kan teweegbrengen. Wij hebben het beproefd en wij zijn er ten volle in geslaagd. Eindelijk, om de proef volledig te maken, hebben wij de stuiptrekkingen door dezelfde tooverij welke haar teweeggebracht had, namelijk door de kracht der verbeelding doen ophouden.’

Het dierlijk magnetismus telt hedendaags vele aanhangers, vooral in Frankrijk en Pruisen; maar het bestaan zijner werking is nog niet goed waargenomen geworden, en het is geoorloofd te gelooven dat de uitwerkselen door het magnetismus teweeggebracht, allen tot het gebied der verbeelding behooren. De oude faam der tooveraars, nestelbinders, bezweerders enz., pleit genoegzaam voor de kracht van het gevoelsvermogen en toont duidelijk aan, hoe gemakkelijk de onwetendheid al de indrukken welke men haar wil doen gevoelen, ondergaat. De voorbeelden aan de onbeschaafde eeuwen ontleend zijn ontelbaar; zelfs in deze verlichte eeuw, zouden zij niet ontbreken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken