Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 13 (1867)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 13
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.29 MB)

Scans (24.60 MB)

ebook (8.03 MB)

XML (1.10 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 13

(1867)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Een blik op het plantenrijk.

De verscheidenheid der dieren is zoo groot, dat het in den beginne moeielijk schijnt, tusschen dezelve en de planten verband te vinden. Eenige dieren leven alleenlijk in het water, anderen slechts op de aarde of in de lucht; ook zijn er, die onverschillig op de aarde en in het water kunnen leven. Letterlijk kan men zeggen, dat het hetzelfde is, met de gewassen. Er zijn planten die alleen in de aarde leven; anderen, die niet groeien dan in het water; anderen, die schier geene vochtigheid kunnen verdragen; nog anderen, die onverschillig in het water en in de aarde leven; zelfs zijn er, die in de lucht leven.

Men weet, dat eene soort van paddestoel en andere kleine plantjes in de lucht zweven.

Iets nog meer bijzonders, is de groei van de aardnoot. Dit buitengewone knobbel-gewas heeft noch wortels, noch stam, noch bladeren, noch bloemen, noch zelfs zichtbare zaden. Het trekt zijn voedsel door de poriën van zijne schors. Maar hoe is het voortgekomen? Hoe komt het, dat op de plaatsen, waar dergelijke soorten van paddestoelen gewoonlijk groeien, geen gras gevonden wordt, en dat de grond er licht en vol scheuren is?

Dit is iets, dat men nooit wel heeft kunnen verklaren.

Geene plant is er, welke men beter met land- en waterdieren kan vergelijken, dan die soort van vliesachtige mos, welke men nostoch noemt. Het is een onregelmatig lichaam, een lichaam een weinig doorschijnend, en van eene lichte groene kleur; het beeft wanneer men het aanraakt, en breekt lichtelijk. Men kan hetzelve niet zien, dan wanneer het geregend heeft. Alsdan vindt men het op vele plaatsen, maar vooral op onbebouwde landen en langs zandige wegen. Deze plant vormt zich bijna in een oogenblik. Want wanneer men des zomers in eenige lanen van eenen tuin wandelt, bemerkt men er geen het minste spoor van; maar wanneer plotselijk eene sterke regenbui opkomt, en men na verloop van een uur naar dezelfde plaats terugkeert, vindt men dezelve in eene zoo groote hoeveelheid, dat de geheele laan er mede bedekt schijnt. Langen tijd heeft men zich verbeeld, dat de nostoch van den hemel viel, doch nu weet men, dat het niets anders is dan een blad, hetwelk eene groote hoeveelheid waters opslurpt. Dit blad, waaraan men geenen wortel heeft kunnen ontdekken, vertoont zich in deszelfs

[pagina 59]
[p. 59]

natuurlijken staat, wanneer het van water doortrokken is; maar hitte, of zware wind, doet het water binnen weinige uren uitdampen, en dan trekt het blad te zamen, krimpt in een en verliest deszelfs doorschijnendheid en kleur. Dit is de reden dat het plotselijk schijnt te groeien, en op eene wonderbare wijze voortgebracht te worden, door den regen, daar eene nieuwe regenbui op hetzelve vallende, wanneer hetzelve verwelkt en onzichtbaar geworden is, het op nieuw te voorschijn doet komen.

Maar men vindt nog meer opmerkenswaardige bijzonderheden in de plantgewassen. De geheele dampkring is met millioenen onzichtbare planten en zaden vervuld. Groote zaden zelfs, worden door den wind over de geheele aarde verspreid. Zoodra de lucht deze zaden heeft overgebracht op plaatsen, waar dezelve kunnen kiemen, worden het planten, en dikwijls is daartoe zoo weinig noodig, dat het moeite kost te begrijpen van waar zij het noodige tot derzelver groei kunnen trekken. Er zijn vrij groote planten en zelfs boomen, die wortel schieten en groeien in de rotsspleten, zonder eenige aarde. De groei heeft somtijds met eene onbegrijpelijke snelheid plaats: hetgeen men bemerkt b.v. in de paddestoelen en in de gewone kers, wier zaden, in nat linnen gedaan, in vier en twintig uren in salade veranderen. Er zijn planten, die slechts den minsten graad van levenskracht schijnen te bezitten, en die evenwel in stand blijven. Men ziet dikwijls wilgen, die niet alleen hol en inwendig verrot zijn, maar waarvan zelfs de bast zoo zeer beschadigd is dat nauwelijks het achtste gedeelte er van overig blijft: deze zoo beschadigde stammen groenen evenwel iedere lente op nieuw, en eene menigte takken en bladen spruiten uit dezelve. Hoe verwonderlijk is het niet, dat het voedende sap der planten niet alleenlijk door de wortels wordt aangebracht, maar ook door de bladen, die het uit de lucht tot zich trekken en als het ware daaruit pompen; en dat er planten zijn, wier takken wortelen worden en omgekeerd, naarmate men dezelve bij het planten keert. Moet ook niet de hooge ouderdom, dien de boomen bereiken, ons verwonderen? Er zijn appelboomen van meer dan duízend jaren oud. En wanneer men eene ruwe berekening maakt omtrent de vruchten, welke zoodanige boom ieder jaar voortbrengt, moet men de vruchtbaarheid van eene pit bewonderen, die alleen voldoende zou zijn geweest om geheel Europa van boomen en vruchten van deze soort te voorzien.

Maar wij zouden niet ten einde komen, wanneer wij deze overdenking zoo ver wilden uitstrekken als waarvoor dezelve vatbaar is. Alles is vol wonderen: alles leidt ons tot een oneindig volmaakt Wezen, wiens macht zich vereenigt met eene grenzelooze wijsheid en goedheid om ons onophoudelijk met weldaden en genietingen te overladen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken