Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 14 (1868)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 14
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.95 MB)

Scans (22.58 MB)

ebook (8.88 MB)

XML (1.09 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 14

(1868)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Eene luchtreis.

In het jaar 1803 woonde er te Altona, een geleerde, Ludwig Klopstock genaamd. Wanneer ik zeg een geleerde, ben ik niet de tolk van het algemeen gevoelen zijner medeburgers ten zijnen opzichte, dewijl zij algemeen voorwendden dat hij geene andere verdiensten had, dan die van den grooten naam Klopstock te dragen. Zijn eenig recht tot eenige belangstelling bestond volgens hen daarin, dat hij een neef van den dichter der Messiade was. Naar den schijn te oordeelen, rechtvaardigde Ludwig het weinige belang, dat men in hem stelde. Altijd afgetrokken, in droomerijen verdiept, kwam hij op geene andere dan op onbezochte en eenzame plaatsen, waar hij dikwijls uren achtereen, met ten hemel gerichte blikken, konde zitten. Hij had geregelde tijden voor eten noch slapen, en kon geen daalder door den een of anderen arbeid verdienen. Hij leefde zoo goed en kwaad zulks kon, van het matige inkomen eener boerderij, die hij bezat, en van de rente, van een door hem bij eenen koopman geplaatst kapitaal, van omstreeks 20,000 frank. Voor het overige hadden noch zijne overdenkingen in de buitenlucht, noch zijne dikwijls twaalf uren achtereen onafgebroken voortgezette studiën, in de kamer waar hij zich opsloot, immer den minsten uitslag opleverd. Werd hij over het een of ander ondervraagd, bij voorbeeld, wat hij te midden zijner natuurkundige instrumenten verrichtte, en wat hij door eene groote, op het dak van zijn huis geplaatste telescoop bezag, dan bloosde hij, stotterde, werd verlegen en de ondervrager ging heen, de schouders ophalende, en met de overtuiging dat Ludwig een onnoozele sul was.

De overtuiging hiervan werd te Altona nog algemeener, toen men vernam dat Ludwig zoude gaan trouwen. Zijn huwelijk moest inderdaad wel zonderling voorkomen, want het was met een meisje, dat, tien jaren vroeger, door den dood van haren

[pagina 123]
[p. 123]

vader, geheel alleen, zonder eenige hulp, was achtergebleven, en die hij, in weêrwil van al de blijken van afkeuring van hen, die met zijn voornemen bekend waren, desniettemin naar het altaar voerde. Ebba (zoo was de naam zijner vrouw), nam het beheer zijner huishouding op zich. Orde en netheid, die zulke een geruimen tijd uit zijne woning verbannen geweest waren, zoo zij er immer bestaan hadden, bloeiden er welig door hare zorg en gaven aan zijne tot dusver zoo treurige woning een feestelijk en vroolijk aanzien.

Ludwig zelf verscheen in de stad met helder schoon linnen, kousen zonder gaten en kleederen, die niet met vlekken van allerlei kleuren bezaaid waren. Zijne bleeke kleur en afzichtelijke magerheid maakten allengskens plaats voor een voorkomen, dat hem een frisch en zelfs eenigszins vroolijk uitzicht gaf. Men zag hem nog wel alle avonden, en dikwijls zelfs een gedeelte van den nacht, lange wandelingen buiten in het veld doen, maar in plaats van zonder eenig doel rond te dwalen, werd hij door Ebba begeleid. Hare oogen ter neder geslagen, terwijl de zijne ten hemel gericht waren, ondersteunde zij hem in zeker opzicht, door als het ware hem op zijnen weg voor struikelblokken te behoeden.

Eens dat Ludwig bij het bed zijner vrouw zat, hoorde hij het eerste geschrei van een klein kind, hetwelk zulkdanige ontroering in zijn vaderlijk hart te weeg bracht, dat hij zich sedert dien tijd minder uitsluitend aan zijne studiën overgaf, en zelfs zijne telescoop vergat, om den jonggeborene op de knieën te schommelen, en met meer geduld en gevoel van geluk een lach van het kleine schepseltje bespiedde, dan wanneer hij twee sterren, die zich in conjunctie bevonden, had moeten waarnemen.

Het kind wies op, werd schoon gelijk zijne moeder, terwijl zijn breed voorhoofd Ludwig een helder en diepdenkend verstand voorspelde. Men zoude niet half de schoone plannen kunnen uitdrukken die hij, bij de wieg van zijnen lieveling gezeten, maakte. Ebba zag hem onophoudelijk aan, en Ludwig raakte bij het minste geschrei van het kind in al zijne berekeningen verward. Helaas! eens des nachts hield de ademhaling van het kind stil. Zijn gezichtje werd purperrood. Het had de kroep. Toen de dag aanbrak was het reeds een lijk.

De arme moeder was zelve den dood nabij. Het ware voorzeker beter geweest als haar lichaam met dat van haar kind in hetzelfde graf gelegd ware; want de ziel van Ebba bleef bij die van haar kind. Zij was krankzinnig geworden.

Een vriend van Ludwig raadde hem, zijne vrouw in een krankzinnigenhuis te zenden, waar hij, voor een gering kostgeld, bevrijd zoude zijn van altijd het droevige schouwspel van eene haar verstand verloren hebbende, vroeger zoo geliefde vrouw, voor oogen te hebben, en hare lastige zotte invallen niet meer zoude behoeven in te willigen. Ludwig werd over zulk eenen raad ten uiterste verbitterd, en hij hield niet op zijne waanzinnige vrouw al die teederheid en zorg te betoonen, die zjj voor hem gedurende hunne dagen van geluk gehad had. Hij zag niet meer naar zijne boeken of telescopen om, maar besteedde al zijn verstand, zijnen tijd, dag en nacht, om aan de gekke en zonderlinge invallen eener krankzinnige te voldoen, zoodat men ten laatste begon te gelooven, dat hij zelf door die kwaal aangetast was.

Niets ontmoedigde Ludwig gedurende vijf volle jaren, niets deed zijne zorg voor Ebba verflauwen. Na verloop van dien tijd trof hem een tweede slag. De koopman, bij wien hij zijne twintigduizend frank geplaatst had, maakte bankroet en ontvluchtte zijne schuldeischers. Deze droevige gebeurtenis liet hem geen ander inkomen over dan de matige opbrengst zijner pachthoeve. Zulks ware voor onzen geleerde, die zich weinig aan de genoegens en de gemakken des levens gelegen liet, weinig geweest; maar zijne arme vrouw... Daarom besloot hij tot den voor hem zwaren stap, om eenen toen openstaanden leerstoel voor de sterrekunde aan te vragen. Men verbeelde zich den angst en de verveling, die een bloode arme man, die bijna nooit uitging, en slechts zeldzaam met twee of drie vrienden in betrekking kwam, moest uitstaan, toen hij den burgemeester zijn verzoekschrift moest voorleggen, en de minachting, waarmede de raadsheeren hem aanzagen, moest verduren. Niemand was zijne voorspraak, en er werd een professor van elders beroepen. Toen Ludwig zulks vernam, verkocht hij zijn klein huis in Altona, en vertrok naar zijne boerderij in Oltenzen, niets dan natuurkundige werktuigen en zijne telescoop medenemende. Ebba volgde hem werktuigelijk en zonder te weten wat zij deed of waar zij henen ging; hare ziel was bij haar kind in den hemel.

De pachthoeve van Ludwig was te Oltenzen naast de kerk. Van uit het venster konde hij het graf zijns ooms zien, dat een eertijds door den grooten dichter geplante lindenboom overschaduwde. Ludwig zond zijnen pachter weg, en begon zijne velden met meer verstand en zelfs met meer kracht, dan men van hem had kunnen verwachten, te bebouwen. De boeren begonnen met zijne proeven te lachen en eindigden met hem na te volgen. De tijd, dien Klopstock niet tot eggen en bouwen besteedde, wijdde hij aan zijne studiën toe. De telescoop werd op het dak van de hoeve geplaatst en Ludwig, die weinig slaap genoot (want de slaap is gelijk aan de vrienden, hij bezoekt slechts de gelukkigen), bracht zijne nachten met het bestudeeren der sterren door.

Ludwig, gewoonlijk droefgeestig en droomerig, betoonde eens, des morgens, van zijn observatorium komende, eene ongewone blijdschap. Had Ebba zelf haar verstand terug bekomen, zijne betuigingen van vreugde en geluk, hadden niet luider en levendiger kunnen zijn. Hij besteedde zes nachten tot het schrijven van eenen langen brief, die hem nimmer voldoende voorkwam, want nu verscheurde hij denzelve en dan begon hij hem weder, vulde hem met noten aan, en raadpleegde wederom zijne telescoop. Het gewichtige werk eindelijk in orde gebracht hebbende, verzegelde hij zorgvuldig zijne memorie, die de ontdekking van de omwenteling van Saturnus in tien uren 32 minuten bevatte, en deed dezelve te Altona op de post, aan het adres van den bestuurder der sterrewacht te Hamburg, na de voorzorg genomen te hebben zijnen brief te frankeeren en er een ontvangstbewijs van te nemen. Ziehier het antwoord dat hij ontving:

[pagina 124]
[p. 124]

‘Mijnheer, het spijt mij u zulks te moeten berichten, maar zoo uw brief geene spotternij bevat komt gij een weinig te laat, om u de eer eener ontdekking, voor 14 dagen door den heer Frederik Willem Herschell gedaan en openbaar gemaakt, toe te eigenen.’

Op deze zoo treurige teleurstelling, die hem allen roem en alle grootheid, waarvan hij gedroomd had, benam, betoonde Ludwig zijn verdriet en zijne smart slechts door zijnen gewonen droefgeestigen grimlach. En echter werd deze zoo bloode en schroomachtige man, door den dorst naar roem, als het ware verteerd. Dag en nacht droomde hij, dat hij zich eenen grooten naam verwierf, hij gevoelde in zich eene geheimzinnige kracht, die hem boven het gemeen verhief, en die slechts zich behoefde te veropenbaren, om voor altijd te schitteren.

Maar zijne ellende, zijn ongeluk maakten deze openbaring onmogelijk. Toen hij, twee jaren later, de ontdekking deed, dat het mogelijk was het koolzuurgas tot eenen vasten staat te doen overgaan, wilde men zijne memorie zelfs niet lezen, noch de teekeningen onderzoeken, die hij er bijgevoegd had, om duidelijk het maken der werktuigen, noodig tot de volvoering der proeven, te doen blijken. De academie van Hamburg herinnerde zich de zoo laat aangekomene ontdekking van de omwenteling van Saturnus, en behandelde als eene ijdele mijmerij de groote bewerking, die de groote geleerde Philosier eenige jaren later op nieuws uitvinden moest. Er verliepen verscheidene jaren zonder dat Ludwig zijne hoeve verliet, of nieuwe proeven in het werk stelde, om de uitkomsten zijner studiën te openbaren.

(Wordt voortgezet.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken