Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 14 (1868)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 14
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.95 MB)

Scans (22.58 MB)

ebook (8.88 MB)

XML (1.09 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 14

(1868)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Eene luchtreis.
(Eerste vervolg, zie bladz. 124.)

Eens dat de luchtreiziger Bitorff zich gereed maakte, te midden van eenen grooten toeloop van aanschouwers, te Hamburg met eenen luchtbal op te gaan, zag hij een klein manneken, in een armoedig afgesleten zwart frakje gekleed, tot zich komen. Deze man stelde hem zonder eenige voorafspraak voor, hem in de voorgenomene luchtreis te vergezellen. Bitorff meende met eenen gek te doen te hebben, maar daar de onbekende niet afhield, er meer en meer op aandrong, en hem zelfs eene handvol gouds bood om den luchtreiziger in zijn voorstel te doen instemmen, eindigde deze met toe te geven, en zulks zooveel te eerder, dewijl de vreemdheid van het hem gedane voorstel en het daarop gevolgde geschil, grootelijks de algemeene nieuwsgierigheid opgewekt had. Maar als een goede speculant, die eene dubbele inzameling doen wilde, verklaarde hij aan Ludwig, dat zijne opstijging niet dan veertien dagen daarna plaats grijpen zoude, dewijl de luchtbal, zooals hij zeide, niet sterk genoeg was, om twee reizigers te bevatten. Ludwig stemde in dit uitstel toe, en vertrok aanstonds wederom naar Oltenzen, van waar hij op den bepaalden dag terug kwam.

Gedurende die 14 dagen hoorde men te Hamburg van niets anders spreken dan van het voornemen van Ludwig Klopstock. Men dischte de oude historie van de onwenteling van Saturnus, eene maand nadat Herschell die bekend gemaakt had, wederom op, men maakte allerlei laffe spotternijen, en nimmer had Bitorff zooveel aanschouwers rondom zich verzameld gehad, dan toen de opstijging van zijnen reisgezel plaats zoude hebben. Ludwig, door het gedrang en het gewoel vervaard geworden, naderde op eene eenigszins linksche wijze het schuitje en had bijna, door den luchtbal te stooten tegen eenige natuurkundige voorwerpen, waarmede hij zich belast had om gedurende den overtocht proeven te doen, denzelve doen barsten. Tot zijn groot misnoegen noodzaakte de luchtschipper hem een gedeelte van dit reisgoed op aarde te laten: zij namen beiden plaats, men maakte de touwen los en de luchtbal steeg schielijk op en was weldra uit het gezicht.

De eerste aandoening van Ludwig, toen hij zich met het brooze werktuig voelde opstijgen, was schrik en ontzetting. De onmetelijke afgrond onder zijne voeten geopend deed hem duizelen. Op deze ontroering volgde eene soort van betooverende begoocheling. Hij blikte, door eene geheimzinnige kracht getrokken, naar de aarde, en zoude zich naar beneden gestort hebben, wanneer zijn reisgezel hem niet bij tijds teruggehouden had. Eenmaal aan dit gevaar ontsnapt, kwam Ludwig weder geheel tot zich zelve, wapende zich met moed en betrouwen, en begon naar beneden te zien met eene koelbloedigheid en eene bedaardheid, waarover de andere zich niet genoeg verwonderen kon; niets ter wereld zoude in staat zijn, eenigszins een denkbeeld te geven, van hetgene onze geleerde ondervond. Naarmate hij zich van de aarde verwijderde, zoude men gezegd hebben, dat zijne ziel zich scheidde van al wat stoffelijk was, en zich van derzelver banden ontdeed. Eene onuitsprekelijke zaligheid doordrong hem van alle zijden, eene zachte warmte deed hem herleven; hij vergat al zijne ellenden, al zijn lijden, al zijne vernederingen, hier beneden. Hij was eindelijk, wat hij eigenlijk was. Rondom hem schitterde een licht, dat de weêrschijn van opalen en robijnen scheen. Boven hem verhief zich de onmetelijkheid des uitspansels. Beneden hem verwijderde de aarde zich al meer en meer, terwijl de gezichteinder zich langzamerhand meer en meer ontwikkelde. De rivieren vertoonden op eens alle derzelver kronkelingen, de steden schenen uit den schoot der aarde voor te komen, de zee geleek eene groote uitgestrektheid van zijde, door de winden beroerd, de velden vertoonden hunne gouden strooken, door groen en purper gescheiden, de sombere wouden bedekten groote uitgestrektheden; de menschen waren kleine, nauwelijks meer zichtbare stipjes, licht en onmerkbaar stof, dat heen en weêr bewogen werd, en geene de minste beweging bemerkten zij rondom zich; alle was in diepe stilte, eene stilte, waarin zelfs niet het minste gedruisch vernomen werd, eene om zoo te zeggen melodijvolle stilte. Het scheen hun toe, dat heerlijke in de verte klinkende hemelsche tonen, hunne aardsche ooren zouden bereiken.

Terwijl Ludwig zich geheel aan deze verhevene en voor hem zoo nieuwe indrukken overgaf, beheerde Bitorff, aan dezelve gewoon, alles met de meeste zorg, en deed verscheidene, voor hunne opstijging, met zijnen makker afgesproken proeven. Uit zijne berekeningen opmakende, dat zij zich op zeshonderd meters afstands bevonden, gaf hij zulks aan Ludwig te kennen: deze sprong geheel verschrikt op, want de stem van den luchtschipper klonk bovennatuurlijk en had niets menschelijks meer. Inmiddels begon de dampkring te verkoelen, en op het onuitsprekelijk gevoel van welzijn, dat Klopstock ondervond, volgde langzamerhand de verstijving en de verkleuming, die men bij eenen strengen vorst gevoelt. De stem van Bitorff verloor hare wonderbare trilling.... een zonderling gesuis begon hunne ooren te verdooven: zij waren op twaalfhonderd meters afstand.

Tien minuten daarna meende Ludwig een bijna onverstaanbaar gemurmel te hooren. Hij wilde Bitorff vragen, of deze hem niet toegesproken had.

Tot zijne groote verbazing hoorde hij echter zijne eigene stem niet, en hij moest ongehoorde pogingen, die zijne borst ten uiterste vermoeiden, doen, om er zijne vraag uit te krijgen.

- Wij zijn tweeduizend meters boven de aarde, gaf Bitorff hem ten laatste met veel moeite te kennen. Het hydrogeengas (waterstof) dat zich in den luchtbal bevindt, en zich meer en meer uitgezet heeft, naarmate wij den grond verlieten, is nu zoodanig opgeweld, dat ik genoodzaakt ben de klep te openen.

[pagina 134]
[p. 134]

Inmiddels verspreidde een dikke nevel, gelijk aan eenen zwaren mist, die somtijds als eene smerige stinkende gordijn eene geheele stad bedekt, zich over de aarde, en onttrok dezelve geheel aan het gezicht der reizigers. Weldra rolde de donder met een verschrikkelijk gedruisch beneden den luchtbal, flikkerende bliksemstralen, zagen zij gelijk strepen vuurs om en rondom hen. Het was een verschrikkelijk schouwspel deze omkeering der elementen, die gehoord en gezien werd door twee menschen, die zich in die ruimte vasthielden aan een dun stukje taf, door een weinig waterstof opgezwollen. Bitorff werd schrikkelijk beangst, Ludwig ondervond eene uitgelatene en wilde vreugde. Hij lachte op eene zonderlinge wijze, klapte in de handen, sprong in de hoogte, zoodat men meenen zoude, den geest der stormwinden te midden van zijne gruwelijke triomfen te zien. De luchtbal steeg inmiddels hooger, met dezelfde regelmatige, voor hen die hij in de hoogte voerde, onmerkbare beweging. De donderwolk werd ten laatste eene kleinezwarte en nauwelijks zicht- en hoorbare stip, beneden hen.

Die stip verdween ook langzamerhand, en de aarde begon zich, ofschoon nog duister en in eenen nevel gehuld, wederom te vertoonen. Met groote moeite konde men nog de wegen, gelijk aan zwarte strepen, en de rivieren, gelijk aan zilveren strepen, onderscheiden. Boven de luchtreizigers flonkerde de hemel met eene helderheid, waarvan men zich zelfs op de hoogste bergen geen denkbeeld kan maken. Het hemelsblauw nam eene hooge sombere tint aan, dat vervolgens tot de lichtere kleuren van eene meer groenachtige tint afdaalde.

- Vier duizend meters, schreeuwde Bitorff, wiens stem meerdere kracht begon te krijgen, zijnen geheel van koude verstijfden makker toe. Deze stem klonk op eene oorverdoovende wijze, toen hij een kwartier daarna uitriep:

‘Zes duizend meters!’

Men kon niets meer van de aarde onderscheiden. Bitorff wierp twee vogels die hij mede in den luchtbal genomen had, naar beneden; de arme beesten strekten hunne vleugels om te vliegen, maar zij vielen als een stuk lood naar beneden: de al te verdunde lucht konde hen niet houden. De ademhaling viel Ludwig moeielijker, zijne borst benauwde hem, en echter gevoelde hij zich door eene soort van koortsachtige ontroering opgewekt. Zijn hart benauwde; zijne ademhaling ging schielijk, de twee vogels en een konijn, die zij nog over hadden, begonnen te reutelen en stierven oogenblikkelijk wegens gebrek van levenmakende lucht.

‘Acht duizend meters!’ zeide Bitorff.

Zijne stem was wederom bijna onhoorbaar geworden, en door gebaren wees hij Ludwig aan, dat er niets meer beneden hen te zien was. De aarde en de wolken waren verdwenen, de onmetelijkheid des uitspansels omringde hen van alle kanten. De koude was niet langer uit te houden; hunne benauwde ademhaling voldeed nauwelijks meer ter bewaring van dierlijke warmte. Uit oogen, ooren en neusgaten sprong hen het bloed; zij konden zelfs hunne eigene woorden ter nauwernood meer verstaan. De luchtbal, het eenige voorwerp dat zij zagen, scheen op het punt te zijn van te barsten en in stukken te vallen.

(Wordt voortgezet.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken