Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 14 (1868)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 14
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 14Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.95 MB)

Scans (22.58 MB)

ebook (8.88 MB)

XML (1.09 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 14

(1868)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Een huwelijksverhaal.

I

- Wees verzekerd, lief kind, dat ik het niet zijn zal, die u zal aanraden met mijnheer Colebrook te trouwen, als gij inderdaad eenen afkeer voor hem gevoelt

- Ik heb noch genegenheid, noch afkeer voor hem, moeder; ik gevoel hoegenaamd niets voor hem, en mij dunkt dat men toch iets moet gevoelen voor den man met wien men trouwt.

- Zeker, zeker, en ik zou u, onder zulke omstandigheden, niet willen zien trouwen; enkel zal ik u zeggen, dat hij u misschien zou bevallen, als gij hem de gelegenheid verschafte om u aangenaam te zijn. Wat denkt gij er over?

- Niets, tenzij dat hij mij niet aanstaat als echtgenoot.

- Hoor eens, Ada, spreek rechtuit: hebt gij genegenheid voor iemand anders?

- Neen, moeder, voor niemand.

- Lief kind, denk er wel op na en bedenk welke de gevolgen van uwe weigering zullen zijn: uw oom heeft verklaard

[pagina 158]
[p. 158]

dat hij u geen penning zou achterlaten als gij met dien jongeling niet trouwt, en gij weet, dat ik maar eene kleine lijfrent heb. Zoodat gij, als ik kwam te sterven, niet de geringste fortuin zult bezitten. Wat zoudt gij dan doen?

- Ik zou doen, wat zoovele jonge meisjes moeten doen, ik zou werken om mijnen kost te verdienen.

- Dat is gemakkelijker te zeggen dan te doen, kind; na den welstand waaraan gij gewoon zijt, zou het werken voor het dagelijksch brood, u zeer pijnlijk vallen, en de vrouw die met tegenspoeden heeft te kampen, is waarlijk te beklagen.

- Maar, moeder, gij zijt, God zij geloofd! zoo dicht bij uw' dood niet en al is het dat ik met mijnheer Colebrook niet trouw, daaruit volgt niet dat ik zal veroordeeld zijn om heel mijn leven alleen te blijven.

- Welk huwelijk denkt gij te kunnen doen, als uw oom u niets geeft? Een rijk man trouwt met geene onvermogende vrouw.

- Hewel, dan veronderstel ik dat mijnheer Colebrook mij enkel wil trouwen voor de fortuin van mijnen oom, en ik maak hem daarover geen compliment.

- Wat gij daar zegt, Ada, is niet fraai, want iedereen weet, dat mijnheer Colebrook de keus had tusschen verschillende jufvrouwen die meer fortuin bezitten dan uw oom er u waarschijnlijk zal achterlaten.

- Welnu, ik wensch hem zulke jufvrouw en dan zal ik over hem niet meer lastig gevallen worden.

- Gij hebt ongelijk, zooveel hinderpalen op den weg van uw geluk te plaatsen, maar ik hoop nog dat gij van gedacht zult veranderen eer uw oom daar is.

De jongeling, wegens wien deze woordenwisseling werd gevoerd, was de zoon van eenen rijken fabrikant uit Nottingham; hij bezat een aangenaam uiterlijke, doch hij was zoo wat hoogmoedig en ingenomen met zijnen persoon; evenwel mocht zijne inborst goed genoemd worden; er ontbrak hem echter iets om Ada's hart te treffen, en ofschoon zij zelve niet zou hebben kunnen zeggen waarin dat iets bestond, gevoelde zij desniettemin allerbest dat hij het niet bezat.

Het was hare moeder nogtans gelukt haar de halve belofte te ontrukken, dat zij zou getracht hebben haren afkeer voor een zoo voordeelig huwelijk, en waartegen zij geene ernstige bezwaren wist aan te voeren, te overwinnen. Doch Ada begreep al spoedig dat zij ongelijk had gehad die toezegging te doen en mijmerend richtte zij hare schreden naar hare geliefkoosde wandelplaats, langs heen de boorden van de Trent.

Die wandelplaats bestond uit eene dreef eeuwenoude boomen.

't Was er stil en eenzaam en men bespeurde er noch menschen noch woningen, behoudens het huisje van den veerman, aan den overkant der rivier. Het ware moeielijk geweest, eene betere plaats uit te kiezen, om zich aan mijmeringen over te geven en het jonge meisje dacht al wandelend: ‘Ik ben heel zeker dat ik voor Richard Colebrook niet de minste genegenheid heb. Zou het dan van mij niet verkeerd gehandeld zijn, met hem te trouwen? En waarom zou ik met hem trouwen, ik ben maar negentien jaar oud en heb dus al den tijd om te wachten.’

Deze overwegingen werden onderbroken door de verschijning van eenen manskerel, die uit het struikgewas te voorschijn trad en zich, op het voetpad, vóór haar stelde. Die man had een zeer boosaardig voorkomen; hij droeg eenen verscheurden kiel en was blootshoofd. Dichte zwarte haren, die gedeeltelijk zijn gelaat verborgen, gaven hem een zoo vervaarlijk uitzicht, dat de sidderende Ada stil bleef, zonder te weten of zij voor-, dan wel achteruit zou gaan; de man naderde haar en, den fonkelenden blik op de gouden keten, die haren hals omsloot, gevestigd, vroeg hij haar barsch:

- Hoe laat is het, jufvrouw?

- Ik weet het niet, antwoordde zij bedaard, ik heb geen horloge.

- Maar gij hebt eene keten, zegde hij, en die moet ik hebben.

Terwijl de baanstrooper deze woorden sprak, vatte hij het meisje ruw bij den arm, drukte de hand op haren mond, om hare kreten te smooren en gebood haar, onder de vreeselijkste bedreigingen, te zwijgen.

Gelukkiglijk waren Ada's kreten gehoord geworden en eer de man nog den tijd had gehad om zich van de keten meester te maken, ontving hij eenen hevigen slag, die hem de vlucht deed nemen, terwijl een flink jonkman Ada ondersteunde, welke, zonder dezes hulp, ten gronde zou gestort zijn.

- Stel u gerust, sprak de als door den hemel gezondene redder, met zachte en welluidende stem; gij hebt niets meer te vreezen; maar 't is gelukkig dat ik mij zoo dicht in uwe nabijheid bevonden heb.

- Ja zeker, antwoordde zij. Hoe zal ik u ooit genoeg kunnen bedanken?

- Och! laat ons daar niet van spreken; veroorloof mij slechts u te geleiden. Woont gij ver van hier?

- Neen, niet heel verre, en indien gij de goedheid wildet hebben mij tot aan het einde van deze dreef te brengen, zou ik verders alleen kunnen huiswaarts keeren.

Hij bood haar den arm en zij bemerkte dat de jongeling, ofschoon hij hoogst eenvoudig was gekleed, zeer beschaafde manieren had. Overigens mocht de onbekende, in zijn volledig grijs gewaad en met zijnen met een blauw lint bezetten stroohoed, wel de bevalligste jongen genoemd worden dien men zien kon.

Ada's gelaatstrekken hadden hunne frische kleur terug bekomen en haar blik vestigde zich vol erkentenis op haren redder, die in alle stilte aan zichzelve bekende nooit een aanminniger schepsel te hebben ontmoet. 't Was niet slechts Ada's schoonheid die hem bekoord had, maar de ongekunstelde eenvoud die verspreid lag over heel haren persoon. Ook besloot hij te trachten, het jonge meisje, dat het toeval op zijnen weg had gevoerd, nader te leeren kennen. Toen zij aan het uiteinde van de dreef gekomen waren, trok zij haren arm terug, betuigde den jongeling andermaal haren innigen dank, en zegde dat zij nu wel alleen huiswaarts keeren kon; maar hij weigerde haar te verlaten, daar hij niet volkomen zeker was, dat zij niet opgevolgd

[pagina 159]
[p. 159]

waren geworden door den man, die haar had willen berooven.

De weduwe May bewoonde een aangenaam gelegen buitengoedje, in welks net onderhouden tuintje, zij aan een hoftafeltje te borduren zat, toen zij hare dochter, aan den arm des onbekenden jongelings, zag binnentreden. Vermoedende dat er iets buitengewoons gebeurd was, snelde zij haar ijlings te gemoet, en vroeg, wat haar was wedervaren.

Ada verhaalde in weinige woorden het voorgevallene en voegde er bij, dat zij, zonder de tijdige tusschenkomst van den gentleman die haar vergezelde, er misschien erg aan toe geweest zou hebben kunnen zijn.

De weduwe richtte eenen erkentelijken blik tot den vreemdeling, die zich vergenoegde te zeggen: ‘Ik acht mij gelukkig in staat te zijn geweest, mejuffer voor iets ergers dan den schrik te bewaren; nu ik haar in veiligheid weet, heb ik het genoegen u en uwe dochter vriendelijk te groeten.’ Hij wilde zich verwijderen, maar de weduwe verzocht hem, ten minste eenige oogenblikken in hare woning te vertoeven en haar nauwkeurig te verhalen, hoe deze schrikkelijke zaak zich toegedragen had.

De jongeling liet zich niet pramen en volgde de beide vrouwen in den huize, waar hij ongeveer een paar uren doorbracht. Hij deed eere aan de ververschingen die men hem voorzette en gedroeg zich zoo lieftallig, dat men hem, toen hij wegging, met aandrang verzocht, zijn bezoek te vernieuwen, als hij eens weder in den omtrek mocht komen.

In den loop van het gesprek, had hij verklaard Claudius Bennet te heeten, schilder van beroep te wezen en sedert eenigen tijd bezig te zijn, met gezichten uit de omstreek te schilderen, voor sir John Loswell, bij wien hij tijdelijk inwoonde.

Sir John was sedert lang als een verlicht kunstbeschermer gekend. Zijn aloud kasteel van Radleighhal stond ongeveer acht mijlen van Nottingham af. De heer Bennet schetste gezichten in de nabijheid van de plaats waar Ada eene zoo schrikwekkende ontmoeting had gehad. Hij antwoordde aan de twee vrouwen, voornemens te zijn zich nog een paar weken in de streek op te houden en hij voegde er bij, zich te zullen veroorloven haar van tijd tot tijd zijne opwachting te komen maken.

(Wordt voortgezet.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken