Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 17 (1871)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 17
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 17Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 17

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.12 MB)

Scans (437.92 MB)

ebook (7.93 MB)

XML (1.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 17

(1871)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Frans-Joseph Fétis.

Den 26n Maart verwisselde Frans-Joseph Fétis, de uitstekende componist, muziekmeester en geschiedschrijver, het tijdelijke met het eeuwige. Hij overleed te Brussel, na eene zeer kortstondige ziekte; want nauwelijks 14 dagen vóór zijn dood dirigeerde hij nog een concert van het conservatorium, welke instelling sedert 1833 een zoo ieverigen als beleidvollen bestuurder aan hem had.

Fétis werd den 25n Maart 1784 te Bergen (Henegouwen) geboren; zijn vader, een orgelist en muziekmeester, moet zijnen zoon van de wieg af aan tot de muziek bestemd hebben, want er verliepen, na des knapen geboorte, nauwelijks zes jaren, of de stad Bergen kende den kleinen Frans-Joseph als een wonderkind; niet slechts ontcijferde de jongen, op het eerste gezicht, lange rijen noten; maar hij bespeelde de viool, met eene vaardigheid en juistheid die ook kenners verbaasden. Toen hij zeven jaar oud was, schreef hij duos voor de viool en speelde piano; twee jaren later bracht vader Fétis op een muzikaal feest een ‘concerto voor piano, met orkest,’ ten gehoore, dat door zijnen zoon geschreven was. De negenjarige Frans-Joseph had toen reeds eene aanstelling als orgelist bij het kapittel van Ste-Waudru bekomen, en toen zijn vader hem in 1800 naar het Parijsche conservatorium zond, had de knaap reeds meer dan een dozijn muziekstukken, waaronder ook eene mis, geschreven. Fétis betoonde zich een onvermoeibaar student en onderscheidde zich aan het conservatorium op de gunstigste wijze. Hij trachtte zijnen aanleg veelzijdig te ontwikkelen en bestudeerde ook de Duitsche en Italiaansche muziek, zonder daarom na te laten het aanzijn te schenken aan een groot getal toonscheppingen.

Op 22-jarigen leeftijd trad Fétis in den echt met eene Fransche juffer, wier ouders zeer vermogende lieden waren, doch die later alles wat zij bezaten door mislukte handelsondernemingen verloren. De jonggetrrouwde man zag zich dus niet slechts het fortuin ontvallen, dat hem van wege den vader zijner vrouw, in eene min of meer verwijderde toekomst, weggelegd scheen; maar hij liet zich ook bewegen, om persoonlijk borg te blijven voor de betaling van vrij aanzienlijke sommen, die hij in eene tijdruimte van een kwart eeuws, niet zonder zich vrij groote opofferingen te getroosten, dan ook regelmatig en eervol aan de schuldeischers van zijnen schoonvader uitgekeerd heeft.

Ten gevolge van deze ongelukkige fortuinswisseling verliet Fétis in 1811 de Fransche hoofdstad, om zich op nederigen voet eene huisvesting te gaan zoeken in eene landelijke gemeente van het departement der Ardennen. Hij verbleef hier ongeveer tot op het einde van 1813, wanneer hij benoemd werd als orgelist der collegiale kerk van Douai en zangmeester van de muziekschool dier stad, waar hij zich met der woon ging nederzetten. Hij maakte zich hoogst verdienstelijk, in de waarne-

[pagina 69]
[p. 69]

ming zijner dubbele betrekking. Als muziekmeester vooral bewees hij uitstekende diensten, door de verbetering der onderwijsstelsels.

Fétis leverde omstreeks dezen tijd en later eene reeks belangrijke werken over de wetenschap der muziek, die hij verrijkte met verschillende uitvindingen, welke blijvend gewaardeerd worden door de beoefenaars der muziek. In 1824 gaf hij een werk in het licht, getiteld: Méthode élémentaire d'harmonie et d'accompagnement, welk een grooten opgang maakte en waarvan te Napels eene Italiaansche, te Londen eene Engelsche overzetting verscheen. Nog heden dienen in Frankrijk en België vele regels, in voornoemd werk aangegeven, als richtsnoer bij het onderwijs der harmonie.

Van voor hij te Douai kwam, had Fétis ondernomen, de levensschetsen van muzikanten uit te geven, onder den titel: Biographie des musiciens. Gedurende zijn verblijf in de voornoemde stad, zette hij dit werk voort. Hij schreef tenzelfden tijde een aantal toongewrochten en wel van den meest afwisselenden aard, ondanks de tien uren welke hij dagelijks moest besteden aan zijne bezigheden om den broode: 't bespelen van het kerkorgel en 't geven van lessen. Gedurende de 4 1/2 jaren die Fétis te Douai doorbracht, werkte hij zestien of achttien uren daags.

In den zomer van het jaar 1818 trok hij op nieuw naar Parijs, waar hij verscheidene zijner muzikale gewrochten en onder andere eenige operas liet uitvoeren, zooals les Soeurs jumelles, le Mannequin de Bergame, la Vieille enz. Laatstgenoemd stuk werd, eenige jaren geleden, heropgevoerd in den schouwburg van het Park, te Brussel. Des meesters operas genoten slechts een middelmatigen bijval.

In 1821 verving hij Eber als leeraar van toonzetting aan het conservatorium te Parijs. Hij vervulde dit gewichtig ambt met de meeste onderscheiding.

Van 1827 (Februari) tot November 1835 gaf Fétis te Parijs eene Revue musicale uit, en gedurende de vijf eerste jaren van zijn bestaan, schreef hij dit weekblad nagenoeg alleen.

In 1833 werd hij benoemd tot kapelmeester van koning Leopold I en bestuurder van het conservatorium te Brussel. Als dusdanig heeft hij machtig veel bijgedragen tot de bevordering der muziek in België. Den 6n October 1856, ter gelegenheid van Fétis' 50-jarige huwelijksviering, lieten de leeraars van het conservatorium zijn bronzen borstbeeld op de opene plaats van het gebouw stellen. Dit borstbeeld is een werk van den heer W. Geefs. In 1858 liet de Cercle artistique van Brussel een bronzen gedenkpenning slaan, met het portret van den meester, gegraveerd door Leopold Wiener, ten blijke van de erkentenis, die deze maatschappij hem verschuldigd was, voor de talrijke muziekuitvoeringen, welke, onder zijne leiding, in haar lokaal hadden plaats gehad.

Hoe verdienstelijk ook een groot getal van de samenstellingen zijn, door Fétis in de verschillende vakken der muziek geleverd, de kenners zijn het vrij algemeen eens om te erkennen, dat het niet zijne zangstukken, niet zijne toonzettingen voor piano, zijne missen, ouvertures of fantasieën zullen wezen, welke zijnen naam bij de nakomelingschap voor de vergetelheid zullen bewaren; maar veeleer en wel zijre doelmatige werken over het onderwijs en over de geschiedenis der muziek.

Den 29n Maart werd de heer Fétis onder een ontzaggelijken toeloop van vrienden en vereerders ter aarde besteld. Als grootkruis van de Leopoldsorde, werd aan den overledene de krijgseer bewezen, door detachementen van al de troepen der bezetting van Brussel, onder bevel van den generaal-majoor Bocking. De muzieken van de karabyniers, de grenadiers en het 3e linie vergezelden den stoet, onder het spelen van lijkmarschen. De doodkist werd gedragen door leeraars en oudleerlingen van het Brusselsch conservatorium. De hoeken van het baarkleed werden gehouden door de heeren Fallou, voorzitter van de rekenkamer; Gallait, kunstschilder; Vervoort, oudvoorzitter der kamer van volksvertegenwoordigers; Kervyn van Lettenhove, minister van binnenlandsche zaken en Funck, schepen te Brussel. De lijkdienst werd gedaan in de Onze-Lieve-Vrouwe-kerk van den Zavel.

In het sterfhuis waren redevoeringen uitgesproken door de heeren Fallou, namens de besturende commissie van het conservatorium; Gallait, namens de Belgische academie, die den heer Fétis tusschen hare leden telde; Vervoort, namens den Cercle artistique; Quelus, namens zijne mede-professoren van het conservatorium.

Men zegt dat de leeraars van het conservatorium eene in schrijving zullen openen, om Fétis een standbeeld op te richten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken