Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 17 (1871)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 17
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 17Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 17

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.12 MB)

Scans (437.92 MB)

ebook (7.93 MB)

XML (1.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 17

(1871)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Een traan.

Een arme, maar in zijn vak bedreven schrijnwerker, in eene groote stad woonachtig, kreeg, door aanbeveling, van een aanzienlijk handelshuis, eene bestelling van menbelen, ten bedrage van 1500 frank, tot uitzet van de dochter des koopmans. Van vreugde als buiten zichzelve, spoedde de werkman zich naar zijne woning, om zijne vrouw het onverwachte geluk mede te deelen.

Nauwelijks was intusschen de eerste roes der vreugde voorbij, of onmiddellijk daarop volgde de bitterste kommer, want nu was de vraag, van waar het geld, voor de beduidende voorschotten, moest komen. Den nieuwen, voornamen klant om een voorschot vragen, dat ging in het geheel niet, wilde men hem niet voor het hoofd stooten, en misschien daardoor de bestelling kwijt raken; rijke vrienden bezat de arme man niet, en er bleef dus geene andere kans over, dan zijne toevlucht te nemen tot eenen woekeraar, die hem dan ook uit menschenliefde en nadat hij zich van de waarheid der bestelling overtuigd had, tegen aftrek van 20 ten honderd van de geheele som en 6 ten honderd 's maands, het verlangde geld voor twee maanden voorschoot.

De schrijnwerker zette zich met vlijt aan den arbeid, en in korten tijd had hij een paar dozijn keurige stoelen, eenige schoone kleerkassen enz., afgewerkt. Op zijn Zondags gekleed, stapte de schrijnwerker met zichtbare zelftevredenheid naast de berrie, waarop de meubelen naar den koopman gebracht werden en telkens klopte hem het hart van vreugde, wanneer deze of gene voorbijganger het keurige werk prees. Aan de woning van zijnen klant aangekomen, kwamen de huisgenooten toesnellen. Ook de huisheer werd geroepen, die over den arbeid zeerte vreden was en den werkman zijne goedkeuring te kennen gaf. ‘Gij zijt voortaan mijn schrijnwerker, want uw werk verdient allen lof. Laat nu alles voorzichtig nederzetten. Het is goed, gij kunt gaan. ‘Met deze woorden begaf de koopman zich weder naar zijn kantoor en de schrijnwerker zocht met zijne gezellen zijne woning weder. - ‘Meester, zeiden deze onder weg, gij hebt daar een goeden klant opgedaan. Die heer moet ontzaggelijk rijk zijn, en hij scheen over het werk zeer in zijnen schik.’ - ‘Ja, ja, mannen, antwoordde de schrijnwerker, dat is waar; ik ben er ook heel blijde om.’ - Maar op zijn gelaat was juist geene groote vreugde te lezen: ééne gedachte verstoorde die vreugde. De termijn van betaling, door den woekeraar gesteld, was binnen acht dagen uit, en de rijke koopman had geen woord van betaling gerept. Wat nu aangevangen? Reeds waren zeven dagen van het korte uitstel verloopen; droevig zaten de beiden echtgenooten bij elkander en raadpleegden. Maar goede raad was duur. Eindelijk begon de vrouw: ‘Schep moed, man, en verzoek onzen klant om betaling. Houd hem de zaak fatsoenlijk voor oogen; hij zal zeker van de billijkheid van uw verzoek overtuigd worden en u voldoen.’ - De schrijnwerker liet zich bepraten. Zijn hart klopte hoorbaar; krampachtig drukte hij den rand van zijnen hoed ineen, toen hij ter neder geslagen voor de deur van het kantoor trad, en rechts en links, achter traliën en stapels van boeken, meer dan een dozijn klerken aan hooge lessenaars, ieverig zag schrijven en rekenen. Hij groette verlegen; niemand sprak; na eene kleine poos herhaalde hij zijnen groet, terwijl hij zich tot den naastbij zittende wendde. Deze mat den schrijnwerker met een vertrouwenden blik van het hoofd tot de voeten en vraagde hem: ‘Wat wilt ge?’ - ‘Neem mij niet kwalijk, ik wilde gaarne mijnheer spreken.’ - ‘Daar ginder!’ antwoordde de klerk, naar een door glazen deuren afgesloten kabinet in de groote zaal wijzende. Met lamme schreden sloop de schrijnwerker door het ruime vertrek; het

[pagina 189]
[p. 189]

was hem als had hij lood in de schoenen. Daar zat de rijke koopman met het gerimpeld voorhoofd peinzend op de linker hand leunende; in de rechter hield hij eene pen, waarmede hij juist een gewichtig handelsontwerp op het papier wilde zetten, toen de schrijnwerker, wien de verlegenheid half blind en lomp had gemaakt, door de openstaande deur van het kabinet trad en den peinzenden koopman plotseling uit zijne mijmering deed ontwaken. ‘Wat wilt gij?’ vraagde hij op barschen toon. De schrijnwerker was buiten staat om te antwoorden. Alle vooruit overlegde, van buiten geleerde en wel tienmaal vooraf herhaalde, door zijne verstandige vrouw hem ingeprente schoone woorden en redenen, waren hem eensklaps uit het hoofd gegaan; hij was letterlijk, zoo niet met de deur in huis, dan toch? wat nog erger was, den koopman bijna op den neus gevallen. Hij stond als aan den grond vastgenageld.

- Nu, wat wilt gij dan toch? vroeg de koopman, die den schrijnwerker niet herkende.

- Vergeef mij, mijnheer, ik was... ik kom... ik ben - de schrijnwerker, die de groote eer heeft gehad, onlangs eenige meubelen voor u te maken.

- Zoo, zoo, en? - Ha! gij komt vragen, of er weer niet wat te maken is. Voor het oogenblik nog niet. Gij behoeft u ook de moeite niet te geven om weder hier te komen; als ik u noodig heb, zal ik om u zenden; misschien gebeurt dit wel spoedig. Adieu.

Dit gezegd hebbende, boog hij zich en zette de hand weder op het papier.

- Ach! begon thans de ter neder geslagen schrijnwerker op smeekenden toon, mijnheer, word niet boos, maar ik wilde u verzoeken, ik wilde u bidden, zoo goed te willen zijn, mij het bedrag van het geleverde te doen uitbetalen; ik bezit geen kapitaal en...

De koopman stond knorrig op. ‘Ik betaal slechts om de zes maanden; met zulke kleinigheden kunnen wij ons niet inlaten; dat geeft ons te veel werk.’ Hierop wendde hij zich tot een jongen klerk, met deze woorden:’ ‘Mijnheer de kassier, betaal den schrijnwerker zijne laatste rekening. Maar, vervolgde hij tot den werkman, dat is goed voor eens, gij moet geen werk aannemen wanneer gij niet behoorlijk crediet geven kunt; ik moet dus in 't vervolg op een ander gaan.’ Sprakeloos nam de arme man het geld in ontvangst, en toen hij aan den lessenaar van den koopman trad, om de quitantie te teekenen, overstelpte hem de gedachte. Gij moogt in het vervolg zulk een werk niet aannemen, want uwe armoede sluit u alle hoop daarop af! en een heete traan rolde over zijne wang. De koopman zag dien traan; toen boog zich de ongelukkige schrijnwerker en vertrok. Nauwelijks was hij echter tot op het midden van het vertrek gekomen, of de koopman riep hem terug. ‘Hoor eens, baas, gij kunt mij nog een dozijn stoelen leveren, benevens eene kleerkas en twee penant-tafeltjes; in de volgende week zal ik nog meer bij u laten bestellen. Doch opdat gij mij, in het vervolg, niet alle oogenblikken moogt komen lastig vallen en omdat gij mij geen half jaar crediet kunt geven, zal ik u crediteren.’ Hij beval daarop zijnen kassier den schrijnwerker nog 2500 fr.; uit te betalen, en keek weder op het voor hem liggend papier. Sprakeloos van verbazing stond daar de schrijnwerker tot in zijn binnenste geschokt; hij kon geene woorden vinden om zijne innige dankbaarheid te betuigen. Eindelijk liep hij snel op den koopman toe, greep zijne hand, en drukte die levendlg aan zijne lippen. ‘Dank, stamelde hij, duizendmaal dank, goede heer!’ - De koopman antwoordde: ‘Laat af, vriend! Als gij, en daar twijfel ik volstrekt niet aan, een eerlijk man zijt, behoeft gij mij niet te danken, maar gij moet hier geen opzien baren; zulke tooneelen passen niet op een kantoor, hetwelk geene plaats is voor de uitstortingen van het hart. Ga met God! Ik kom dezer dagen uw huis voorbij en wil dan eens zien, hoe gij gesteld zijt. Adieu!’ Meer dan gelukkig keerde de schrijnwerker naar zijne woning terug. Hij werkte vlijtig door en door de ondersteuning van zijn aanzienlijken begunstiger werd hij binnen kort een welgezeten man.

De rijke koopman gevoelde op dien morgen eene zonderlinge aandoening in zijn gemoed. Hij heeft sedert meer dan één traan gedroogd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken