Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 18 (1872)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 18
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 18Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 18

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.39 MB)

Scans (23.77 MB)

ebook (8.11 MB)

XML (1.09 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 18

(1872)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 120]
[p. 120]

De laatste Ruthven.
1e deel.

- David Calderwood! waarde voogd en meester! David Calderwood! De oude man beantwoordde dezen roep niet, dien hij nauwelijks scheen gehoord te hebben. Hij was niet ver buiten de schaduw der muren van zijn college gezeten, en aanschouwde in diepe gedachten de kleine zilveren rimpels van den Cam. Zijn leeraarsmantel, verborg zijne grijze huisdracht; zijne groote voeten, over elkander gekruist, zwierden over den boord der beek, en zijn wit glad haar gaf hem een puriteinsch voorkomen, wanneer men het in vergelijking bracht met het ruiterlijk uitzicht der twee jongelingen die achter hem stonden.

- David Calderwood - ontwaak, mensch! Er is nieuws! - groot nieuws. Het komt van Schotland! voegde de oudste jongen er voorzichtig fluisterend bij.

Dit woord drong door de diepe gedachten van den ouden man: bevende van verlangen sprong hij recht.

- Hei, mijn duurbare jongen! - Mijlord wil ik zeggen - Mijlord Gowrie!

- Stil! zei de jongen, spijtig; dat de vogelen des hemels deze klanken op hunne vleugelen niet medevoeren. Werd die naam niet reeds een jaar geleden van de aarde verbannen? Noem mij William Ruthven of eenvoudig William, tot wanneer ik, bij middel van mijn goed zwaard, mijn eeretitel en mijns vaders naam terugwinnen kan.

- Willie - Willie! murmelde de jongere broeder, op een toon van angstvallige waarschuwing.

- Hij is bevreesd - die arme Patrick! lachte William Ruthven.

- Hij denkt dat de muren ooren hebben, en de wateren tongen, en dat elk nutteloos woord dat ik mijnen mond ontsnappen laat, met spoed naar de verwaande, verslensde, oude tooveres in Londen overvliegen zal of tot den schoonen koning Jamie, in Edinburg! Hij vreest de beminde haarlokken van zijn broeder Willie, nog van het hoogste punt van den Talbooth te zien in de lucht zweven, even als die van den overwinnenden Alex en den edelen John.

De oudste jongeling sprak op dien toon van bittere scherts, waarachter gewoonlijk de diepst gevoelde smart verborgen wordt; maar de jongste, een magere, teedere knaap van negentien jaren, greep krampachtig zijns broeders arm vast, en barstte in tranen los.

- Mijlord, sprak de leeraar David Calderwood, gij diendet den jongen zachter aan te spreken - hij is uw broeder - de jongste zoon uwer moeder! Gij spreekt te lichtzinnig van dingen die vreeselijk om vermelden zijn, - vreeselijk om aan te denken. Heer Patrick, vervolgde hij, zachtjes zijne hand op den schouder van den jongen drukkende, gij denkt aan elk lichaam den roofvogels der lucht en den winden des hemels ter prooi gegeven te Stirling, te Edinburg en te Dundee; maar ge vergeet, dat terwijl de mensch het stof onteert, God de ziel bewaart. Daarom, denkt ge derwijze aan uwe twee broeders - de goede graaf van Gowrie, en den edelen Alexander Ruthven, - want beide zijn thans bij den Heer.

De leeraar uitte deze laatste woorden met eene stamelende stem, want de natuur had in zijn groot, onregelmatig lichaam een zachten geest geplaatst; en in weerwil hij zijn vaderland ontvlucht was, en het nooit meer terug bezocht, sinds het jaar dat zijn beminde heer, de eerste graaf van Gowrie, en vader der twee jonge lieden, op het schavot het leven verloor, toch, bleef David Calderwood, in het midden zijner schatten van geleerdheid en der eerbewijzen waarmede zijn aangenomen vaderland hem begunstigde, een echt Schotsch hart in den boezem dragen. Mogelijk bekommerde dit hart zich het meest over den jongen Patrick, omdat hij, evenals zijn sinds zoo lang gestorven vader, een stil ingetogen student was, die tot elke diepgrondige wijsbegeerte voorbeschikt scheen, terwijl William, de oudste, een jongeling was met een stoutmoedigen geest bedeeld, die steeds in opstand leefde tegen zijne gedwongen eenzaamheid, en niets zoo zeer verlangde als de voetstappen zijner voorvaders te drukken, zelfs dan, wanneer zij tot een even bloedig einde geleiden moesten.

- Welnu, mijn goede leermeester, zeide hij, wanneer gij en Patrick zult uitgeweend zijn, luister dan, naar mijne nieuwstijding.

- Komt zij van uwe moeder, arme, verjaagde duif, die, oud en afgesloofd, hier en ginder, rond de puinen van haar nest rondvliegt? Lord Gowrie - laat ons hem dien eeretitel geven, welken hij reeds drie maanden gedragen had, en waarvan hij vervolgens vervallen verklaard werd, maar die steeds met voorliefde op de lippen zweefde van twee trouwe vrienden, namelijk van David Calderwood en zijne dochter Letticia - lord Gowrie's voorhoofd kleurde en instinctmatig bracht hij de hand naar de plaats, waar, hadde hij er een gevoerd, zijn zwaard zou gehangen hebben. Ha! lispte hij gramstorig, ik vergat dat ik geen graaf noch Schotsch edelman meer ben, maar eenvoudiglijk een arm student aan de hoogeschool van Cambridge. Maar, vervolgde hij, terwijl zijn gelaat ophelderde, alhoewel de bliksem op den vaderstam en zijne twee moedige takken gevallen is, en het overige onder de voeten der menigte verpletterd werd, toch is er nog leven, - stout, nieuw leven, in den ouden boom. Hij zal opgroeien en haar nog beschutten, - mijne edele langlijdende moeder - de eerste, de beste, de... Neen, zij zal niet de laatste edelvrouw van Gowrie zijn.

Terwijl hij aldus sprak, kwam er een hoogere blos, dan de blos eener jeugdige begeestering, des jongen graafs wangen bestijgen, en zijne blikken richtten zich naar het venster waarvoren Letticia gezeten was - de zachtaardige Letticia Calderwood, veel zachtaardiger zelfs dan zij schoon was! Van op dien afstand had zij dien blik waargenomen en beantwoordde hem met een vromen glimlach - een glimlach die elk niet beminnend, gelukkig meisje met genoegen op al het geschapene rond zich henen werpt.

- Het nieuws! - het nieuws! herhaalde de oude David. Gij klapt en raaskalt, jongens, maar gij vertelt mij het nieuws niet.

[pagina 121]
[p. 121]

- Mijne moeder schrijft mij, dat de zwarte wolk, die ons huis bedreigde, schijnt voorbij te drijven; want koningin Anna - die ons steeds begunstigde ondanks haren man - heeft in 't geheim onze zuster Beatrix aan het hof ontboden.’

- Beatrix, die onzen broeder Alexander boven ons allen lief had, bemerkte Patrick. Maar de oudste broeder gebood hem bijna bitsig, zich stil te houden.

- Patrick is een kind en weet niets, zei de jonge graaf; maar ik weet alles. Wat geeft mij de uitzinnigheid dier zwakke koningin of hare wroegende zonde? Wat geeft het mij, of mijn stoutmoedige broeder Alexander hare misdadige liefde aanmoedigde of niet, indien ik door hare hulp, binnen het heerlijke slot mijns vaders komen kan? Och schande! dat ik er slechts binnenkruipen kan; dat ik als een dief in Schotland dringen, en, mij vasthoudende aan den rok eener vrouw, binnen het hof sluipen moet, wanneer ik zoo graag met vuur en zwaard afkomen zou om den moorder van mijn geslacht onder de asch van zijn eigen paleis te begraven!

Hij sprak met eene beraden gewelddadigheid, die men zelden bij zulke jonge lieden aantreft; zijne zwarte wenkbrauwen trokken te zamen, zijne gestalte scheen te verlengen en te verzwaren. De eenvoudige David Calderwood staarde hem aan en beefde.

- Gij zijt een echte en stoutmoedige Ruthven, maar gij gelijkt aan den gewezen graaf van Gowrie niet. Ik zie in uw gelaat datgene terug van uw vaders vader - van hem die van zijn sterfbed opstond om een bloedvergieter te worden - van hem die Rizzio in Holyrood om het leven bracht!

- En wanneer ik eens in Holyrood ben, - of ik er dan ook binnensluip, of door het geweld van mijn zwaard, mij er eenen weg toe bane - zal ik op die bloedige plaats nederknielen en den hemel smeeken, dat hij mij ook een even trouwe wreker make.

Dan met een gebaar, zijn drift afwerpende, zooals het hem dikwijls gebeurde, sprak lord Gowrie vroolijk tot zijnen broeder: ‘Kom, kom, Patrick, zie er zoo beangstigd niet uit, vertel onzen goeden meester het overige nieuws, - zeg hem dat gij en ik dezen nacht, dezen nacht zelf, naar het lieve Schotland vertrekken moeten!’

- Wie spreekt er van het lieve Schotland? vroeg de stem van een meisje, die inderdaad nog jeugdig was, maar reeds dien onverklaarbaren klank bezat, die nergens gehoord wordt dan daar waar de eerste ondervindingen des levens reeds waargenomen zijn; - die ondervindingen, hetzij ze vroolijk of smartvol zijn, die in 's kinds zorgeloozen boezem steeds het hart eener vrouw na zich laten.

Lord Gowrie wendde zich spoedig om, en staarde Letticia opgetogen doch bedeesd aan, zooals een jongeling immer het voorwerp zijner eerste liefde aanstaart. Vervolgens herhaalde hij de tijding van hun vertrek, doch ditmaal op een min vroolijken toon. Letticia hoorde dit aan, zonder schijnbare ontroering, doch hare twee magerige handjes - want zij was klein, bleek en tenger - wrongen zich innig te zamen. Er zijn personen wier gelaatstrekken, hetzij instinctmatig of uit wilskracht, al hunne inwendige gevoelens verbergen kunnen, en bij deze zijn het de handen, de bevende vingeren, eene krampachtig geslotene vuist, of de sterk in elkander gewrongen palmen die het geheim ontsluieren. Maar deze kenteekenen van een innig lijden worden door niemand waargenomen: niemand ook bemerkte ze bij Letticia Calderwood.

- Betreurt gij niet, mijne dochter, dat de jonge heeren ons verlaten? Wee mij! er bestaat gevaar in elken stap dien zij wagen.

- Vertrekken zij beide? vroeg Letticia, en haar oog zocht den jongeren broeder op, die een weinig ter zijde gegaan was, en thans aan den boord der beek stond, waar hij, droomend, de twijgen hunne bladeren afrukte en dezelve in het vlietende water nederwierp. Het is eene lange afmattende reis, en master Patrick is onlangs zoo ziek geweest en is thans nog niet geheel hersteld, voegde het meisje er bij op eenen toon van statige waardigheid, dien zij soms in het bestuur des huishoudens aannam, en die haar veel ouder schijnen deed, dan zij werkelijk was.

- Patrick is inderdaad een zwakke kerel, antwoordde lord Gowrie, inwendig lachende over zijne eigene jeugdige kracht en schoonheid; maar ik zal er zorg voor dragen - hij zal met zijnen broeder meegaan.

- Ja, zei Patrick, die, zoo het scheen, alles gehoord had. Maar hij voegde er geen woord bij: hij was een weinig gespraakzame jongeling. Weldra waren Calderwood en de jonge lord in een gesprek gewikkeld over de ontworpene reis; maar Patrick had zich aan den boord der beek nedergezet en begon de grasbloemen rond zich te plukken en te onderzoeken, juist als maakte zijne lievelingsstudie, de kennis van kruiden en planten, het eenigste belang van zijn leven uit.

- Patrick! lispelde Letticia met eene zoete zusterlijke stem. Door het teeder gevoel dat zij koesterde jegens de jonge verbannen vluchtelingen, die in zulken uiterlijken staat van verlatenis en ellende, aan haars vaders zorgen toevertrouwd waren geworden, vergat zij somtijds het verschil van stand en bloed dat er tusschen hen bestond. - Patrick!

- Wat is uw verzoek, jufvrouw Letticia?

- De avondlucht wordt zeer koud, neem dit aan! Zij had een mantel medegebracht om er hem mede tegen de guurheid des weders te beschutten.

- Ge zijt zeer goed, zeer bezorgd - juist als eene zuster. Deze woorden uitsprekende, wendde hij zich plotseling om en bezag haar. Letticia glimlachte: vroolijk of droevig gestemd, immer kon zij hare lippen tot dien bleeken, ernstigen glimlach plooien.

- Welnu, luister naar mij, zooals gij gewoonlijk doet - naar mij die zulk eene gestrenge, verstandige oude vrouw ben.

- Gij zijt een jaar jonger dan ik!

- Echter, luister naar mij. Mijlord Gowrie is oploopend en stoutmoedig; gij moet voor u beide voorzichtig zijn. Wanneer ge van hier henen gaat, Patrick, wedersta dan aan uwe neiging tot droomen, en gebruik het verstand dat ge

[pagina 122]
[p. 122]

bezit. Gij hebt inderdaad krachtdadigheid en wijs beleid evenals een man; gij zult deze hoedanigheden noodig hebben. Laat u door William tot geen gevaarlijk bedrijf verleiden; draag zorg voor hem en voor u zelf.

De lippen, die deze woorden, zoo liefdevol, zoo ernstig en zoo kalm, uitspraken, begonnen te beven, en haren naam hoorende roepen, liep zij plotseling henen.

Patrick scheen zich hare laatste woorden werktuigelijk te herhalen. Of hij dit deed met genoegen, met smart of onverschilligheid, ware onmogelijk met zekerheid te zeggen. Vervolgens ontspande zijn gelaat zich tot zijne gewone uitdrukking - gedachtvol, rustig en zonder driften. Het was een oud-jong wezen - eene vermengeling van het gelaat des kinds met dat van een bejaarden mensch, maar zonder jonkheid tusschen beide - een gelaat zooals men er somtijds ontmoeten kan, en waarin men waant, zijne toekomende lotgevallen te lezen, even goed als waren zij in een boek geschreven. Lord Gowrie's vurige geest hield zich onledig, gedurende den avond, met samenzweringen en ontwerpen te smeden en over het lot van landen en koningen te beschikken, - terwijl David Calderwood, gestoord in zijne geleerde bezigheden, zijne eenvoudige inbeelding met schrikbeelden bevolkte, over het lot zijner twee duurbare leerlingen - en Letticia hield al hare gedachten, trouw in het hart gesloten, en mijmerde vreesachtig over hun aller toekomst. Maar de jonge kruidkundige zat zijne bloemen geduldig aan stukken te rukken, en de oogen strak op het rimpelige beekje gericht, in diepe gedachten verslonden. Hij scheen geboren om een dier zachtaardige wijsgeeren te zijn, die een geheel leven in rust overbrengen, en de wereld, met haar gedruisch, hare driften en zorgen, nevens hen voortrollen laten. Zij zijn boven of, zooals sommigen veronderstellen, ver beneden haar; maar, in alle geval, de wereld raakt hen niet.

(Wordt voortgezet.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken