Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 18 (1872)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 18
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 18Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 18

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.39 MB)

Scans (23.77 MB)

ebook (8.11 MB)

XML (1.09 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 18

(1872)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

De laatste Ruthven.
Vervolg van bladz. 168.

Letticia zette zich neder om Patricks terugkeeren te verbeiden. Zij gaf haar hart lucht met deze woorden: - Och, William, arme William! - gij, die mij zoo innig bemint, ofschoon ik u geene wederliefde kan schenken! In uwen voorspoed wendde ik mij van u af, en nu... zal ik u redden en mij zelf in het verderf storten? - zal ik alles aan u opofferen? Maar haar geweten meer dan haar wijs beleid, lispelde Letticia tegen, dat zij die zich in het huwelijk begeeft, in het volle bewustzijn dat haar hart aan haren echtgenoot niet verkleefd is, twee slachtoffers maakt. Bij den hemel en de aarde zweert zij eenen valschen eed, en indien zij niet door den mensch gestraft wordt, zeker zal zij de wraak van God op zich laden.

Patrick Ruthven keerde geheel ontsteld terug, en zegde, dat zijn broeder niet vluchten wilde, dat hij noch het gevang noch de onthoofding vreesde, geene vreugd meer beleven kon, en hij het best achtte te sterven! ‘Ga tot hem, Letticia, red hem - gij alleen kunt dit doen!’

- Hoe kan ik hem redden? klaagde Letticia droevig.

- Met hem tot vluchten aan te manen. Wij kunnen te paard stijgen en dwars door het veld naar Harwich rennen, vanwaar dezen nacht een schip naar Frankrijk zeilt. Ik weet het, want gisteren zocht ik ook een middel om van hier te vertrekken.

- Gij?

- Neem geen aandacht, zei Patrick overhaastig, Ga slechts tot mijnen broeder; dwing hem, om zijn leven te redden; op uw verzoek zal hij het doen.

Hij sprak deze woorden op bevelenden toon, als hadde de broederliefde den bedeesden jongeling eensklaps in een beraden man herschapen. Letticia, verwonderd en onthutst, gehoorzaamde hem werktuigelijk. Zij kwam bij Lord Gowrie, die, met het ontsteld voorkomen van iemand, die een ellendigen nacht overgebracht en niet geslapen had, op den vloer uitgestrekt lag in de plaats, die eertijds getuige was zijner kinderlijke vermaken. Ondanks al haar smeeken, antwoordde hij niet en keerde slechts zijn gezicht van haar af. Eindelijk werd Letticia door zijnen broeder afgehaald.

Patricks gelaatsuitdrukking verwonderde het meisje. De droefheid was van zijn wezen verdwenen. Hij zag er over 't geheel veel waardiger uit; zijn blik was vol uitdrukking; voor de eerste maal zag Letticia in hem wat zij innig overtuigd was dat hij eerlang worden moest - een grootmoedige, echte man. Patrick bleef eene poos stilzwijgend; dan sprak hij plechtig: ‘Letticia, er is thans geen tijd om eenigen gemoedstwijfel te onderzoeken. Ik weet alles wat er gisteren plaats gegrepen heeft. Ik weet ook, dat er slechts ééne kans overblijft om William te redden. Is uw wil zóó vast, dat er geene verandering aan te brengen is? Moet mijn edele, duurbare broeder, voor wien ik gaarne mijn leven opofferen zou, moet hij den dood vinden in de liefde die hij voor u opvatte? In dezen grooten strijd, Letticia, ik - zelfs ik, - smeek u, en hij huiverde zichtbaar, toen hij deze woorden uitsprak - overweeg wel wat ge doet. Het is eene verschrikkelijke zaak, het leven van eenen mensch in handen te hebben. Ik bid u, laat u door hem beminnen en wees gelukkig.’

Letticia luisterde. Terwijl hij sprak, trok het jong rijk bloed zich traagzaam van haar gelaat naar het hart terug; zij werd ernstig, bleek en koud; al het leven dat haar nog bezielde scheen in hare oogen saamgetrokken en zij waren op Patrick gericht met de strakheid van den laatsten blik eener stervende.

- Antwoord mij, sprak zij met doffe stem, - antwoord mij naar waarheid en op uwer ziele zaligheid. Verlangt gij dit van mij? Is het uw wensch dat ik de vrouw van uwen broeder worde?

- Mijn wensch - mijn wensch! stamelde hij, doch liet er klaar en duidelijk op volgen: ‘ten aanhooren van God, zeg ik ja!’

Letticia gaf hem hare hand en hij geleidde haar terug bij zijnen broeder.

- Het is niet noodig dat ik met u blijf, lispelde hij: gij, Letticia, zult hem alles zeggen - zeg het zonder talmen.

Zij aanzag Patrick ontsteld en begon dan te spreken: ‘Lord Gowrie - ik wil zeggen, William, ik...’ Zij kon niet verder en stortte in zwijm voor Patricks voeten neder.

Uren lang bleef Letticia bewusteloos. Toen zij weder tot bezinning kwam, waren de twee broeders vertrokken. Eene gouden keten was rond haren hals gehangen, en aan haren vinger stak een ring; de driftige William had haar, die hij voortaan als zijne verloofde aanzag, vurig omhelsd. Maar Letticia was onbewust van al wat er plaats gegrepen had, en toen men het haar mededeelde, wierp zij ring en keten ver van zich weg en smeekte den hemel om te mogen sterven, vooraleer Lord Gowrie haar de vervulling harer belofte zou komen afeischen. Van den jongsten Ruthven kon zij, van haren ontstelden vader, noch van hare voedster iets vernemen, tenzij

[pagina 177]
[p. 177]

dat hij zijnen broeder met geweld van haar had moeten wegrukken.

Tegen den avond stond Letticia van hare legerstede op; voor geene inwendige smart wilde zij haren braven vader verzuimen. Nogtans waren hare zintuigen zoodanig verstompt, dat zij nauwelijks haren tegenwoordigen en toekomenden staat beseffen kon. Zij zat daar bijna als ware er niets voorgevallen en luisterde naar de onsamenhangende woorden van den ouden man, of volgde droomend met hare blikken de bevallige rookwolkjes van den Virginietabak, kort te voren door Sir Walter Raleigh ingevoerd en van welk zeldzaam artikel van weelde, de vriendschap der jonge edellieden David Calderwood voorzien had. Nedergedrukt door de plotselinge voorvallen, die zoozeer zijn kalmen levensloop gestoord hadden, was de waardige leeraar al rookende in slaap gevallen. Dezen sluimer nam Letticia te baat om ongemerkt de doffe kamer te verlaten. Het arme meisje smachtte naar lucht en ondanks de duisternis en de koude van den Maartschen avond, spoedde zij zich naar buiten, en dwaalde rond, in de donkere lanen van den hof. De maan verlichtte hare schreden, toen zij zich, als door eene onzichtbare macht voortgestuwd naar Patricks gewone zitplaats aan den boord der Cam begaf.

Wie beschrijft haren schrik, toen zij Patrick zelve, aan den boord van het water, slapende vond.

Nauwelijks wetende wat ze deed, liet Letticia zich nevens hem nederzijgen; zij vatte zijne koude hand en drukte ze aan haren boezem. Plotseling ontwakende, voelde hij dezen innigen handdruk; een blik vol zuivere liefde lachte hem tegen. ‘Wanneer kwaamt ge terug?’ vroeg Letticia, nauwelijks hoorbaar.

- Omtrent den avond; een volle dag te paard zitten had mijne krachten uitgeput, en ik veronderstel dat ik hier in slaap gevallen zal zijn.

- Waarom keerdet gij terug?

- Waarom ik terugkeerde?

- Ja, terug in het gevaar? Och, Patrick! wat zullen wij doen om u te redden? Waarom gingt ge niet met William scheep, indien hij afgevaren is?

- Ja, dat is hij. Er was slechts ééne plaats meer aan boord, en zijn leven was het kostbaarste; hij is mijn oudste broeder; zoodus heb ik hem aangeboden van dit redmiddel gebruik te maken en heb hem dan verlaten.

- Patrick! Patrick! Zij lachte hem aan op hare oude kinderlijke wijze, terwijl hare oogen vol tranen schoten.

- Zijt ge tevreden, Letticia?

- Tevreden, ja, omdat ge zulke edele daad verrichttet. Maar indien gij hierdoor moest ontdekt en gevangen genomen worden: indien ik - 't is te zeggen, indien wij uw bijzijn derven moesten... Stil! Haar gehoor, door den schrik gescherpt, vernam op dat oogenblik, beneden den stroom, de vallende slagen van roeiriemen in het water. - Daar zijn, riep zij, dezelfde mannen die ik verleden nacht hier zag; zij zullen thans 's konings bevel medegebracht hebben, waarvan ik hen hoorde gewagen. Het is te laat. Gave God, dat gij ten minste in veiligheid waart!

- Ik, en William niet? Zijne woorden drukten een ernstig verwijt uit, maar zijne schitterende blikken weerspraken dit.

- Ik denk thans aan Wiliam niet. Waarom vertrok hij, terwijl hij u achterliet om te sterven? Maar ik zal u niet verlaten; met u zal ik den dood te gemoet gaan, Patrick.

- Letticia! Zijne stem begon te beven, hij vatte hare hand, en blikte haar ondervragend in de oogen. Plotselings scheen er een twijfel uit zijnen geest te verdwijnen, zoodat alles voor hem licht en volle dag werd. Ja, in weerwil met elken stond, het verwijderd gerucht naderde, en hem van het dreigend gevaar waarschuwde waarin hij zich bevond.

- Luister! zij zijn reeds dicht bij, zei Letticia, angstvol fluisterend. Zij zullen eerst het huis doorzoeken: wat moet er gedaan worden!

- Ik weet het niet, antwoorde Patrick werktuigelijk.

- Maar ik weet het, kom, kom.

Voorzichtig geleidde zij hem in een laurierboschje, daar dicht bij, dat, geheel overschaduwd, eene veilige bergplaats aanbood. Zich verders een oogenblik bedenkende, ontdeed zij zich van haren zwarten mantel, opdat men dwars door de twijgen der boomen, zijn licht gekleurd wambuis niet zou zien schitteren hebben.

- Wij kunnen hen ontsnappen, zeide zij; beiden hebben wij ons hier dikwijls verborgen, toen wij kinderen waren.

- Ach, Letticia! zuchtte hij, dan waren wij gelukkig! Thans nog, indien Willam u niet bemind had.

- Stil! zij zijn aangeland; ik hoor hunne voetstappen - hou u dicht bij mij. Zij deed hem nederknielen, opdat hare kleederen hem zouden verbergen; vreezende dat zijne blonde krullende haarlokken een straal der maan opvangen mochten, legde zij hare handen op zijn hoofd.

(Wordt voortgezet.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken