Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 20 (1874)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 20
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 20Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 20

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.79 MB)

Scans (23.64 MB)

ebook (9.59 MB)

XML (1.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 20

(1874)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Opium.

Opium is het verdikte sap van eene zekere bloem uit de zaadkopjes der maankop (Papaver somnierum), volgens sommigen uit de Papaver oriental, welke in het Oosten, in zonderheid in Natolië, Arabië, Perzië. Egypte, en Oost-Indië, tot eene aanmerkelijke hoogte groeit; zij bereikt, in Perzië, de hoogte van 40 Duitsche voeten en draagt er koppen die een pond water kunnen bevatten. Om het opium hier uit te verkrijgen, worden de zaadbollen, voor dat zij geheel rijp zijn, des avonds, met een mes, van drie tot vijf lemmetten voorzien.

[pagina 4]
[p. 4]

ingesneden. Het melkachtig vocht, dat daardoor te voorschijn komt, laat men gedurende den nacht uitloopen, en wordt, nadat het den volgenden dag door de zon verdikt is, in eenen koperen ketel gekookt, vervolgens tot zuivering door eenen doek gegoten en voor de tweedemaal gekookt. Het fijn gesneden blad van eene andere plant wordt daarmede vermengd, zoodat het vocht daarin opgeslorpt wordt; daarna wordt het tot kleine pillen ter grootte eener erwt gerold. Eene dezer pillen legt men in een pijpje

illustratie

opiumrooker.


dat ter zijde aan de opiumpijp uitsteekt, zooals men op de bijgaande houtsnede zien kan, en wordt alsdan aangestoken. Het rooken van opium, waarvan de Chinezen vooral hartstochtelijke liefhebbers zijn, is uiterst nadeelig voor de gezondheid en heeft voor gevold: eene geheele vermagering, het wild staren van het oog, en niet zelden tering met het verlies van allen smaak en eetlust.

Degenen die het opium rooken en somtijds de slachtoffers daarvan worden, gevoelen daartoe eenen op bepaalde tijden wederkeerenden trek, welke door niets anders, dan door het genot er van te lenigen is. Kunnen zij het niet krijgen, wanneer die dagelijksche lust hun bekruipt, zoo verslappen hunne ledematen, hunne oogen en neuzen ontlasten een slijmerig vocht, en worden tot allen arbeid onbekwaam, doch nadat zij weer eenige trekken aan eene opiumpijp gedaan hebben, herleven bij hun, op eene wonderdadige wijze, kracht en geest. Het gebruik van dit nadeelig en bedwelmend middel is even zoo algemeen geworden in China, als de vraag van den beginne af schielijk toenam, ofschoon de invoer verboden is.

Maar het is voor de gewone verbruikers het leven zelf geworden; ook wanneer zij voor den rechter gebracht worden, zullen zij zich liever aan eene zware straf onderwerpen, dan dengene aan te klagen, die hun opium verkocht heeft. In opium wordt een groote sluikhandel gedreven.

Die sluikhandel is het eerst te Macao begonnen, maar de Portugezen van die plaats, hebben door hunne onvoorzichtige schraapzucht, dien handel naar het eiland Lintin verplaatst, alwaar het opium door gewapende vaartuigen aan de Chinesche smokkelaars overgegeven wordt, zoodra een schriftelijk bericht van Canton is ontvangen, dat de koop gesloten is en het geld aldaar zal betaald worden. Door het toenemen van het kwaad werd er eindelijk de aandacht van het hooger bestuur te Peking op gevestigd; het schijnt zeker dat reeds in 1832 de waardij van den invoer ongeveer 75 millioen franken bedroeg. De plaatselijke ambtenaren laten zich somtijds omkoopen, om de smokkelarij door de vingers te zien, of om eene begonnen vervolging te staken. De meeste te Canton ter markt komende handelaren, smokkelen opium binnen, en wanneer de bevoegde macht eenen opiumrooker aanhoudt zoo verklaart deze dat hij den persoon niet kan noemen van wien hij het goed gekregen heeft. Ook schijnt het dat het opium geheel en al van buiten wordt aangebracht; ongetrouwe onderbeambten en ondeugende kooplieden hebben er het misbruik van ingevoerd; jonge lieden van aanzienlijke familiën, welvarenden in verschillende standen maakten zich het opiumrooken eigen, tot dat zulks ten laatste ook onder het volk verspreid werd. Een onderzoek heeft doen blijken dat in alle provinciën opiumrookers zijn, en wel dat de rijksambtenaren er het meeste gebruik van maken. De bestuurders vaardigen bekendmakingen uit, om den heimelijken verkoop te verbieden, in denzelfden oogenblik dat hunne bloedverwanten, klerken, dienstboden voortgaan met rooken. De handelaars maken van dat verbod een voorwendsel, om er den prijs van te verhoogen. De politiebedienaars, die zich van het volk laten ompraten, worden in het geheim koopers van opium, in plaats van mede te werken tot uitroeiing, en zoodoende worden alle besluiten en verbodswetten verijdeld.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken