Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 21 (1875)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 21
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 21Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 21

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.35 MB)

Scans (23.04 MB)

ebook (10.19 MB)

XML (1.16 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 21

(1875)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Hulde aan Gustaaf Wappers.Ga naar voetnoot(1)

In de zitting van den Antwerpschen gemeenteraad werd op 5 Februari door den heer J. Nauts lezing gegeven van het volgende verslag, uit naam der commissie van schoone kunsten:

‘Voor elk openbaar bestuur beslaat er geen dringender en natuurlijker plicht, dan hulde te brengen aan de groote burgers, die door hun verstand, hunne zelfopoffering of hun vernuft hebben bijgedragen tot de zedelijke en stoffelijke welvaart of tot de verheffing van den kunstroem des lands.
De stad Antwerpen, bakermat van zóóvele gevierde kunstenaars. vernam niet zonder innige droefheid het overlijden van Gustaaf Wappers, den gewezen bestuurder onzer koninklijke academie van schoone kunsten.
Steeds was het afsterven van ieder onzer uitstekende mannen het teeken van eenen algemeenen rouw in Antwerpen; en zulks ware ook bij den dood van Gustaaf Wappers gebeurd, indien hij ons niet sedert meer dan twintig jaren in vrijwillige ballingschap hadde verlaten. Doch al werd dit huldeblijk aan de nagedachtenis van den grooten kunstenaar niet gebracht, zijn aandenken is er ons niet minder duurbaar om; ieder Antwerpenaar draagt hem een goed hart toe, voor de diensten die hij heeft bewezen op het tijdstip van de herleving onzer luisterlijke Vlaamsche school.
Eene vrije en verlichte burgerij behoort ieders verdiensten naar waarde te schatten.
Groote schilders van vroeger hebben ons verbaasd door de kracht hunner opvatting of de toovermacht hunner kleuren; Wappers zal leven als hervormer onzer Vlaamsche school, als kamper voor de opstanding der Vlaamsche kunst, als een dergenen, die haar wekten uit haren sluimer.
In 1830, toen wij, nog duizelig van den schok der omwenteling, in onzekerheid en bezorgdheid verkeerden, toen groote staatsmannen ons eene toekomst vol hoop toonden en ons in de grondwet het onderpand van den grootsten vooruitgang en de ruimste vrijheid schonken, toen hoefde er - zou de kunst alleen niet achterblijven. - een groot kunstenaar, die het wagen kon met het verledene af te breken, en zich vastberaden aan het hoofd eener nieuwe richting te plaatsen.
Die groote kunstenaar was Wappers.
Vol kunstiever en kunstzin schonk hij der Vlaamsche school eenen machtigen aandrift, en weldra bewezen zijne leerlingen, die nu meesters geworden zijn, dat Wappers' pogingen met goeden uitslag werden bekroond en dat voor de kunst in België een nieuwe dageraad aangebroken was.
De leerling van Van Brée, werd weldra dezes opvolger. In 1840 werd Wappers tot bestuurder onzer academie van schoone kunsten benoemd, welk ambt hij met eere en onderscheiding tot in 1853 waarnam.
Zijne oud-leerlingen herdenken nog met erkentelijkheid en bewondering de lessen van hunnen meester en vriend.
Als leeraar verhief Wappers zich tot het hoofd eener nieuwe school, waaruit eene talrijke schaar verdienstelijke schilders is gesproten; als kunstenaar verbaasde hij zijne tijdgenooten
[pagina 39]
[p. 39]
door de koene vastberadenheid waarmede hij de oude overleveringen liet varen en de vaan van het romantisme opstak.
Gedurende den veelbewogen tijd, toen Wappers zijne beste krachten en al zijn talent gebruikte om eene afgeleefde school te verdringen. schilderde hij een aantal merkwaardige tafereelen, die in België zullen blijven geteld worden als gedenkteekenen der kunstherbloeiing van 't jaar 30.
Zijne talrijke schilderijen zijn heinde en ver verspreid.
Het beleg van Leiden, - Karel I afscheid nemende van zijne kinderen, - De episode uit de Septemberdagen van 1830, - Karel IX in den Sint-Barthelsnacht, - De groote vischvangst te Antwerpen, - Eene episode uit het beleg van Rhodes door de Turken, - Christoffel Columbus, - Czaar Peter de Groote te Saardam, - Boccaccio bij Joanna van Napels, - Genoveva van Brabant, - De Camoëns, al deze gewrochten, die dagteekenen van het tijdstip toen de kunst uit haren langen slaap ontwaakte, zullen de nakomelingschap een denkbeeld geven van den strijd, dien de groote meester tegen diep ingewortelde vooroordeelen heeft gevoerd.
Erkentelijk en fier zal de stad Antwerpen hare mannen van groote verdienste huldigen, met het aandenken te vereeuwigen van hen, die aan de bevordering van haren kunstroem hebben gewerkt.
Eenstemmig, Mijnheeren, verzoekt u dus de commissie van schoone kunsten: 1o Een marmeren borstbeeld van Gustaaf Wappers te doen maken voor het museum; 2o Met dit werk een Antwerpschen beeldhouwer te gelasten; 3e In beginsel te besluiten tot den aankoop van eene van Wappers' beste schilderijen voor het museum van oude meesters.
Verders is onze commissie eenpariglijk van oordeel, dat er geene aanleiding bestaat om gevolg te geven aan het voorstel van den raadsheer, die de beeltenis van den gewezen bestuurder zou willen doen schilderen in de frescos der trapzaal van het museum: uwe commissie is beducht, dat die bijschildering afbreuk zou kunnen doen aan den samenhang van het geheel.’

De voorstellen, in dit verslag vervat, werden aangenomen met eene lichte wijziging, hierin bestaande, dat de raad den wensch heeft uitgedrukt eene van Wappers' beste schilderijen te kunnen aankoopen, terwijl de commissie voorstelde tot dezen aankoop te ‘besluiten.’ Dienaangaande maakte de heer schepen Van der Taelen onder andere de volgende opmerking:

‘Ik kan geen grondbeginsel stemmen waardoor de stad zou kunnen verplicht worden 100,000 fr. voor eene schilderij te betalen. Onnoodig te zeggen, dat ik voor het voorstel zou zijn, indien men er in gelukken kon een stuk van Wappers te koopen tegen een gematigden prijs, maar ik ben er niet meer voor, wanneer daaraan al te grof geld zou moeten ten koste gelegd worden.’

Nadat de heer schepen Allewaert zich in denzelfden zin uitgelaten had, verklaarde de verslaggever zich bij de voorgestelde wijziging te kunnen aansluiten, daar zij de zaak eigenlijk niet veranderde. De heer Suremont vernieuwde zijn voorstel, het portret van Wappers bij de schilderingen in de trapzaal des museums te doen voegen. Er werd tegen ingebracht, dat een dergelijk voorstel niet in aanmerking kon genomen worden, of het zou ‘van den heer De Keyser zelf moeten komen.’ De meening werd te kennen gegeven, dat ‘eene commissie of een gemeenteraad onmogelijk kan zeggen aan den kunstenaar die een werk als dat van den heer De Keyser heeft voltooid: voeg er nog het afbeeldsel van dien of gene bij.’ Er kan, zoo werd opgemerkt, ‘aan den heer De Keyser niet gezegd worden, dat hij het portret van Wappers in zijne schilderingen moet brengen, daar men noodzakelijk en vóóral hoeft rekening te houden van het volledig plan, waarnaar de kunstenaar werkte.’ Maar men erkende, dat de zaak eene geheel andere gedaante zou aannemen, ‘indien bij voorbeeld de schilder, de heer De Keyser zelf, voorstelde zulks te doen.’ De heer Gits zeide, naar aanleiding daarvan: ‘De heer bestuurder De Keyser zal ongetwijfeld kennis dragen van het verlangen van den heer Suremont. Indien hij het gedacht goedkeurde, zou hij er ons reeds lang van onderricht hebben.’

De heer Suremont verzocht den gemeenteraad in aanmerking te willen nemen dat ‘van al de bestuurders der Antwerpsche academie. Wappers de eenigste is, wiens portret in de schilderingen der trapzaal van het museum niet voorkomt. Van Bree, Wappers' onmiddellijke voorganger, en ook de heer De Keyser, die Wappers heeft opgevolgd, zijn in de muurschilderingen afgebeeld.’ Spreker achtte het ‘onverantwoordelijk, dat in de schilderingen geen portret bestaat van den bestuurder die de roemrijke hervormer van de Vlaamsche kunstschool is geweest.’ Hij deed verder uitschijnen dat de schilderingen in de trapzaal van het Antwerpsch museum ‘de geschiedenis der Vlaamsche school en der academie tot op dezen tijd verbeelden, en hij beweerde dat ‘die geschiedenis in verband met de academie onvolledig is, juist omdat er het portret van Wappers in ontbreekt.’ Spreker voegde er bij, dat hij wellicht zijn voorstel niet zou gedaan hebben ‘indien de heer De Keyser er niet meer ware geweest om het portret te maken.’

Het voorstel vond geene ondersteuning in den raad, iets wat wij en velen met ons ten zeerste betreuren.

Het maken van Wappers' marmeren borstbeeld is door het Antwerpsch gemeentebestuur aan den heer Jaak De Braekeleer opgedragen, tegen 3500 fr.

 

Op 23 Februari, 's morgens ten 11 ure, had in de Antwerpsche hoofdkerk eene plechtige uitvaart plaats, ter nagedachtenis van baron Wappers. De lijkbaar stond onder den koepel vóór het hooge choor en was bedekt met het zwart fluweelen kleed dat gebruikt werd in de lijkdiensten ter eere van de aartshertogen Albertus en Isabella, keizerin Maria-Theresia, koningin Maria-Louiza en den schilder Hendrik Leys. Op een zwart fluweelen kussen lagen de versierselen der ridderorden, waarvan Wappers deel had uitgemaakt. Zijn blazoen prijkte aan de lijkbaar en aan de waskaarsen die dezelve omringden. Vier zwarte draperijen met zilveren tranen daalden van het welfsel neer; er stonden op te lezen den datum van schilders geboorte en dagteekeningen van merkwaardige tijdstippen uit zijn leven. Bezijden het hooge choor stonden twee mannen met de in rouw gehulde toortsen der Antwerpsche academie in de hand. De dienst werd verricht aan het hoogaltaar door mgr. Sacré, bijgestaan van een groot getal geestelijken.

Burgerlijke en krijgsoverheden, de leeraars der academie, vele kunstenaars en letterkundigen, vrienden en vereerders van den overledene, en ook dezes jongste dochter, woonden de plechtigheid bij.

Na afloop van den dienst heeft men zich stoetsgewijs naar het museum der academiekers begeven, waar de heer N. De Keyser eene lofrede op Wappers hield en 's meesters eigenhandig portret met onverwelkbare bloemen kroonde. De heer L. Alvin hield bij dezelfde gelegenheid eene redevoering uit naam der academie van België.

voetnoot(1)
Zie voor 's mans levensschets enz., onzen vorigen jaargang bladz. 184.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken