Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 21 (1875)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 21
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 21Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 21

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.35 MB)

Scans (23.04 MB)

ebook (10.19 MB)

XML (1.16 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 21

(1875)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 91]
[p. 91]

Nog eenige Levensbijzonderheden over Andersen.

Het hier onderstaande portret van Hans Christian Andersen hadde moeten gedrukt geworden zijn in het opstel, dat wij aan den grooten Deenschen schrijver hebben gewijd, blz. 56 en volgende, naar aanleiding van de feestelijkheden, waarmede de

illustratie

hans christian andersen.


zeventigste verjaardag zijner geboorte in de jongste April-maand werd herdacht. Wij waren genoodzaakt het portret ter zijde te leggen, doordien het bleek, dat de plaat toevallig in slechte omstandigheden gekomen was. Niet willende dat uitstel hier afstel kon wezen, hebben wij ons eene betere plaat verschaft en zoo aanschouwen thans onze lezers, in de Vlaamsche School, de afbeelding van een der uitstekendste mannen onzer eeuw op het gebied der fraaie letteren, een man van beteekenis, in den vollen zin.

In ons vorig opstel vermeldden wij reeds beknoptelijk, dat Andersen den 2n April 1805 te Odense, op het eiland Funen, geboren werd uit onbegoede ouders. Zijn vader was een schoenmaker, zijne moeder eene werkvrouw, en toen hun zoon zijn veertiende jaar bereikt had, plaatsten zij hem als leerjongen bij eenen kleermaker. Den knaap stond het hanteeren van naald en persblok echter geweldig tegen en langer dan eenige dagen hield hij het bij zijnen meester niet uit.

Zijn wensch was, tooneelist te worden. Hij bezat eene vrij goede stem en muzikaal gehoor. Daarmede, zoo dacht hij, zou het hem wel gelukken, zich bij een tooneelgezelschap te doen aannemen. In het kleine Odense bestond evenwel geen uitzicht daartoe. Daarom wou hij naar Kopenhagen, het Parijs van Denemarken. Aanvankelijk wilden zijne ouders - en dit is genoeg te verstaan - van zulk avontuurlijk plan niet hooren. De jonge Hans hield echter niet af en zoo kreeg hij, eindelijk, na lang bidden en smeeken, zijnen zin. Hij mocht naar Kopenhagen trekken.

Met nauwelijks genoeg geld voor het bekostigen van de reis, ondernam hij den tocht. Aanvankelijk wachtten hem in de groote stad slechts teleursstellingen. Zijne geschiktheid voor het tooneel was niet van zulken aard, dat hij, zonder veel voorspraak, hopen mocht spoedig eene betrekking in eenen schouwburg te vinden. De bestuurder van Kopenhagens tooneel wees hem heen en het zou ongetwijfeld zeer treurig met den armen jongen afgeloopen zijn, daar hij zich, onbeschermd en geheel zonder hulpmiddelen, in eene gansch vreemde omgeving bevond, zoo de dichter Guldberg en de tooneelist Lindgreen hem niet edelmoedig geholpen hadden. Deze heeren verschaften hem, niet zonder moeite, een plaatske in het koninklijk muziekconservatorium, door bemiddeling van den leeraar Siboni. Hij volgde tevens de zanglessen aan deze inrichting. Na verloop van eenige maanden verdween echter de helderheid zijner stem, waarvan

[pagina 92]
[p. 92]

de leeraar Siboni tot dan toe groote verwachtingen had gekoesterd. Om aan den kost te geraken, zag de jongeling zich genoodzaakt koorzanger en tooneeldanser te worden. Hij kon toen omstreeks 16 jaren oud zijn.

Indien de jonge Andersen al niet uitmuntte in groote voortreffelijkeid in het zingen en dansen, zoo onderscheidde hij zich des te meer door zijn letterkundigen aanleg. Daaraan had hij het te danken, dat hij op zich de aandacht vestigde van den tooneelbestuurder Collin, die op het gelukkig en edelmoedig denkbeeld kwam, voor den knaap, wiens kundigheden weinig ontwikkeld waren, eene aanvraag in te dienen bij de regeering, ten einde hem kosteloos als leerling te doen aannemen in een staatsgesticht voor middelbaar onderwijs. Dit gelukte, en Collin zette de kroon op zijn werk, door, uit zijne eigene middelen, aan zijnen beschermeling kost, kleeding en inwoning te verschaffen. De vorderingen, die Andersen in de school maakte, waren zoo bevredigend, dat de heer Collin het voornemen opvatte, hem een volledig wetenschappelijk onderricht te doen geven. Dit besluit werd doorgezet en in 1828, op zijn drie en twintigste jaar, vinden wij Andersen ingeschreven als student bij de hoogeschool van Kopenhagen.

Van in 1829 dagteekent zijn roem als schrijver. Zijn eersteling, eene luimige schets, werd gevolgd door de uitgaaf van een blijspel, dat onder grooten bijval ten tooneele werd gevoerd. Daarna liet hij achtereenvolgens verschijnen eenige bundels gedichten, en twee gunstig door het publiek onthaalde zangspelen. In 1833 bezocht hij Parijs en Italië, tot welk uitstapje de vrijgevigheid van Denemarkens koning hem in staat had gesteld. Onder andere was de meesterlijke Improvisator een vrucht van deze reis. Het ligt niet in ons bestek, Andersens veelomvattenden werkkring omstandig na te gaan. Het is bekend, dat zijne voortreffelijke werken, in bijna elk vak der letterkunde, te zamen genomen, bij tientallen te noemen zijn. Slechts zij hier aangestipt, dat zijne eerste kinderverhalen, die meer dan zijne andere gewrochten bijgedragen hebben tot het verspreiden van zijnen roem, van 1837 dagteekenen. De eerste reeks zijner onnavolgbare Vertellingen van de maan zag in 1840 het licht. Onze aanteekeningen over den grooten schrijver wenschen wij te bepalen bij wat voorgaat, maar wij willen tevens de gelegenheid waarnemen, om onzen lezers andermaal een keurig verhaaltje van Andersen ten beste te geven. Zij treffen het op deze bladzijde aan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken